De turco1 s hebben als leeuwen gevochten; zij hebben
zich met de bajonet op den vijand geworpen, waar zij
door schroot beantwoord geworden zijn. De twee regi
menten linietroepen hebben evenzeer wonderen verricht;
officieren en soldaten hebben een wreed verlies geleden.
Een verschrikkelijke tijding kwam ook onze soldaten
verontrusten; de generaal Douai was zoo juist door een
houwitserbom gedood, en de generaal de Montmarre was
gewond. De Duitschers schoten voortdurend met hunne
talrijke vuurmonden op onze troepen, op de huizen en
pachthoeven, terwijl zij alles, wat binnen hun bereik was,
in brand staken. Te midden van het gevecht nadert met
den spoortrein een detaohtment linietroepen, onbekend
_met hetgeen er gebeurde, en voornemens om zich bij
zijn regiment te voegen.
Men houdt don trein bij Himspach aan, onze soldaten
springen uit de wagons, laden hunne geweren, en wer
pen zich te midden van den strijd. Deze strijd van een
tegen tien heeft tot twee uur geduurd.
De Franscbea trokken zich terug in de bosseben en
de wijngaarden, voor een laatste maal door het vijande
lijke schroot vervolgd
De turco's hadden zich reeds meester gemaakt van
acht kanonnen, die na een bloedig gevecht teruggeno
men werden, dat voor ben wel zeer moorddadig, maar
waarin zij toch een regiment Pruisische huzaren half
vernield hebben. Men had geen tijd de wapens op te
rapen, noch de tenten op te rollende gewonden zijn
gedeeltelijk op het slagveld gebleven.
Ik ben 's avonds te acht uren te Haguenau aangekomen.
Talrijke groepen spraken in de straten met geestdrift
over de gebeurtenissen van den dag.
Daar deed zich een treurig schouwspel op.
Lange rijen wagens, met os3en of paarden bespannen,
bedekt met eenige meubels en beddegocd, en waarop
mannen, vrouwen en kinderen schreiende zaten. Het
zijn de bewoners vau ltiedsels, Schoenenbourg en van
naburige dorpen, die voor de vijandelijke benden vluch
ten. Zij plaatsen zich in de straten, onder boomen en de
menigte omringt hen. Zij verbeelden zich dat hun dorp
geheel in brand staat.
Vervolgens komen de soldaten van onze regimenten
die gedurende den dag in dezen ongelijken strijd gewik
keld waren, door de poort van Wissembourg binnen.
Zij komen vermoeid, afgemat en verdrietig aan, daar
zij gedurende 24 uren niets gegeten hadden, terwijl zij
een bevelhebber, een kameraad te beweenen hebben. Ik
ondervraag er wel veertig of vijftig, en allen zeggen dat
de worsteling onmogelijk was, er bijvoegende, dat, als
zij slechts 20,000 man sterk geweest waren, zij den
vijand zouden verdreven hebben,' want hunne kleine
kolonnen hebben hem verscheidene malen in bedwang
gehouden. Een sergeant-majoor van de linietroepen
verhaalt mij den slag, zooals ik u dien hierboven ver
meld heb. Eenige gewonden komen leunende op hunDe
geweren aan. Een turco toont ons zijn arm, door een
bajonet doorboord; een andere turco brengt den sabel
van zijn kapitein, die naast hem gedood is; hij omhelst
het wapen van zijn ongelukkigen bevelhebber.
Te elf uren komen twee voertuigen met gewonden,
die men naar de ambulancen brengt; te middernacht ziet
men de zusters van liefdadigheid die, zich op een be
wonderenswaardige wijze opofferende, nog door de stra
ten loopen, om geneesmiddelen en persoonlijke hulp te
zoeken.
Te éen uur des morgens wordt in de straten van
Haguenau alarm geslagen; de pompiers worden bij elkaar
geroepen en op weg gezonden zij moeten de gewonden
opzoeken en de dooden begraven.
Een andere lezing verwacht men natuurlijk van
Pruisische zijde. Ziehier wat een correspondent van de
Kölnische Zeitung omtrent het gevecht schrijft.
„In den morgen van den 4^> dezer marcheerde de afdee-
ling Beier van het Badensche leger, terwijl een hevige
stortregen de hitte der laatste dagen verkoelde, onder
vroolijk gezang naar Lauterburg, toen op deo rechter
vleugel in de richting naar Wissembourg een hevig
kanongebulder werd gehoord, dat voortdurend in hevig
heid toenam. De voorhoede van het elfde Beiersche
legerkorps onder luitenant generaal graat Botmer was
tegen Wissembourg, dat door deFransche divisie Douai
van het korps van den maarschalk Mac Mahon bezet
werd, opgerukt. Wissembourg was sterk bezet en de
Franscheu hadden spoedig verschansingen en versper
ringen opgeworpen, maar de Beierschen stormden onder
beschutting van hunne goed gerichte artillerie met
groote koelbloedigheid voorwaarts, en drongen onder
hevige verliezen tot in het midden der stad door. Hier
stootten zij op nieuwe Fransche regimenten en het ge
vecht kwam tot staan. Spoedig echter kwam er Pruisi
sche hulp; het Beiersche kanongebulder had de Pruisische
troepen van het 5P legerkorps, het oude beroemde Stein-
metsche korps, met grooteu spoed ter hulp doen snellen.
„Er op los, riepen de Neder-Sileziërs, wij moeten de
Beierschen ter hulp komen, zij moeten weten dat ze
zich op de Pruisen kunnen verlaten!" en met den
stormpas rukten zij voorwaasts met den bevel
hebber van het 5e legerkorps generaal von Kirbach
aan het hoofd. Na met arendsblik den toestand te
hebben opgenomen werpt bij zijne troepen op den
rechterflank van den vijand, die hevigen tegenstand biedt,
maar de ontstuimïgheid der Pruisen was te groot.
De beide Ncder-Silezische regimenten n° 7 (konink
lijke grenadiers uit Liegnitz) en no 58 bestormden eene
Fransche verschansing, het 5c bataljon jagers uit Gör-
litz, waarbij vele vrijwilligers, dunden, met hun welge
mikte schoten, de gelederen der Zouaven. Plotseling
klgnk de oorlogskreet der Pruisen: „er op los Pruisen
Hoera voor koning Wilhelm!" en, onwederstaanbaar als
een donderwolk, stormden de Pruisen, en weldra ook
weder de Beierschen met hen vooruit. Geheel Wissem
bourg met al hare verschansingen en versterkte hoogten
werden bestormi; de jagers van het 5e bataljon verover
den een Fransch kanon, terwijl de zwarte huzaren een
Fransch legerkamp eu verscheidene paarden bemach
tigden. De goheele divisie van Douai is verstrooid, en
hij zelf, die als een wanhopige den dood zocht, gesneu
veld. Wij hebben meer dan 800 Franschen gevangen
genomen, waaronder vele Zouaven, die lang niet zoo
hevig vochten als men van hen verzekerd had. Onze
verliezen zijn aanzienlijk en zullen aan dooden en ge
wonden wel meer dan 000 man bedragen. Vooral hebben
de Beiersche jagers veel geleden, het 7U en 58c Pruisische
regiment en het 5e bataljon jagers. Generaal von Kirbach
is licht aan de kaak gewond. Gedurende den slag kwam
de kroonprins aan en werd met luid gejuich begroet.
Het moeilijkste was de bestorming van den Geisberg,
eeu hoogen heuvel, zuid-oostwaarts van de stad, alwaar
de Franschen zich sterk hadden verschanst en een
moorddadig vuur openden, dat ons vele verliezen berok
kende, maar het 7e regiment koninklijke grenadiers
stormde onophoudelijk voorwaarts; hier maakten wij
500 man gevangen. Aanvankelijk vochten de Franscheu
zeer moedig, doch toen zij eenmaal verslagen waren,
sloegen ze in wanorde op de vlucht. De toestand van
het terrein maakte het voor de cavalerie onmogelijk den
vijand te vervolgen, auders zouden nog veel meer Fran
schen gevangen genomen zijn. De Beierschen hebben
dapper gevochten en worden overal door de Pruisen
toegejuicht. De Franschen zijn snel teruggetrokken en
onze voorhoede staat thans reeds in Betschdorf. De
Badensche afdeeling rukte steeds voorwaarts onder
voortdurende schermutselingen en heeft de Fransche
stad Lauterberg bezet. De Badensche voorposten staan
reeds tot Wintzenbach en Trimbach. De Pruisen waven
tot Hagenau doorgedrongen. De Badensche divisie heeft
bij Lauterberg 30 groote Fransche sloepen en liijnsche-
pen buit gemaakt.
In het Journal de Frankfort leest men:
„Het gevecht bij Wissembourg heeft volgens het ge
tuigenis van soldaten, die met een konvooi gevangenen
onze stad doortrokken, zeven uren geduurd. Men heeft
het geschut tot Carlsruhe gehoord.
„De officieele telegrammen melden niets omtrent de
verliezen, men spreekt van 2000 gedooden van iedere
zijde; een cijfer dat wij alleen onder voorbehoud mede-
deelen. De Beierschen zijn er erg afgekomen vooral wat
hun artillerie betreft. Toen onze troepen te Wissembourg
aankwamen hadden zij reeds een marsek van zeven mijlen
gemaakt, met een rust van drie uren. Men zegt dat de
meeste gevangenen in eenp kerk eu in een kelder,waarin
zij waren gevlucht, omsingeld werden.
„De brigade, die de colonne van aanval vormde, had
bevel zoo min mogelijk te schieten en alle krachten aan
te'wenden om vooruit te dringen. De kogelregen was
verschrikkelijk geweest, maar hij heeft onze troepen niet
belet de bergvlakte te bestijgentoen zij boven kwamen
wendden de Franschen zich haastig tot den aftocht om."
Brieven uit België.
Brussel 8 Augustus.
De plechtige opening der buitengewone zitting van de
wetgevende vergadering herinnert, wat vaderlandslie
vende uiting betreft aan de zitting bij de troonsbestijging
van Leopold II. Het ernstig oogenblik, dat wij thans
doorleven, het gevaar dat thans ons vaderland bedreigt,
de indruk der thans plaats hebbende tragische gebeur
tenissen, dat alles deed in aller hart eene snaar trillen
en had iedereen in eene stemming gebracht waarin men
zeer ontvankelijk was voor indrukken.
De vergadering was talrijk. Alle tribunes waren bezet.
De heer Balau, gevolmachtigd minister van den Noord-
duitschen bond, bevond zich, met eenige daines, in volle
uniform, in plaats van op de tribune van het corps
diplomatique, in de loge, van den president der kamer
van afgevaardigden.
Bij zijne komst in de vergaderzaal werd den koning
'eene ovatie gebracht en de toejuichingen verdubbelden,
toen hij metgedekten hoofde het volgende zeide:
„Terwijl de gebeurtenissen in het buitenland het
vaderlandslievend gevoel in ons hart sterker doen
spreken, was het mij een behoefte om 's lands vertegen
woordiging rond mij vereenigd te zien.
„Ik koester de hoop dat de oorlogsramp onzen bodem
niet met bloed zal bevlekken dat België, jegens allen
welwillend en voor niemand gevaarlijk, zijne neutrali
teit niet zal zien schenden, eene neutraliteit welke is
opgelegd en gewaarborgd door elk der vijf groote
mogendheden van Europa.
„De keizer van Frankrijk heeft mij geschreven dat
zijn bepaald voornemen is, overeenkomstig zijne inter
nationale verplichtingen, om de onzijdigheid van België
te eerbiedigen. Zijne keizerlijke majesteit heeft mij ter
zelfdcr tijd haar verlangen te kennen gegeven om beves
tigd te worden in de meening, waarin zij reeds verkeerde,
dat België zelve zijne onzijdigheid zal weten te doen
eerbiedigen door alle onder zijn bereik zijnde mid
delen." Hier had eene uitbarsting van algemeene
toejuiching plaats. Rechter- en linkerzijde voegden zich
daarin bijeen. De koning ging vervolgens aldus voort:
„Ik achtte mij gelukkig bij mijn antwoord te kunnen
zeggen dat de keizer zich omtrent onze houding niet
vergist had.
„Het gouvernement des konings van Pruisen heeft
zich evenzeer beijverd om mij schriftelijk de verzekering
te geven dat de neutraliteit van België door hem zal
worden geëerbiedigd zoolang de andere oorlogvoerende
partij haar niet zal hebben geschonden."
Nieuwe toejuichingen vielen aan deze woorden ten
deel, welke vooral vermeerderden toen de koning aldus
vervolgde:
„Onder de welwillende verzekeringen, welke ik van
vreemde mogendheden heb ontvangen, vermeld ik gaarne
met eene dankbaarheid welke geheel de natie zal deelen,
de zorg van het gouvernement harer majesteit de konin
gin van Groot-Britannië, voor de belangen der Belgische
nationaliteit, alsmede de edele ondersteuning, welke deze
gevoelens hebben ontmoet in het parlement zoowel als
bij de Engelsche natie."
Hier was bet enthusiasme onbeschrijvelijk en het „Hip,
hip, hourrah van de tribune der journalisten aangehe
ven werd door geheel de vergadering met geestdrift her
haald.
De koning glimlachte tevreden en ging aldus voort:
„Van zijue zijde zal België,iu de positie waarin het
volkenrecht het plaatste, niet miskennen wat bet aan
de overige staten en wat het aan zich zelf verschul
digd is.
„België zal gedurende den oorlog aan zijne strenge
neutraliteit het loyaal en eerlijk karakter geven, hetwelk
het zich steeds beijverd heeft om gedurende den vrede
aan zijne verhonding tot andere mogendheden te geven.
Overeenkomstig den wensch der oorlogvoerende mach
ten zelf zal het zich gereed maken om zich te verdedigen
met al den ijver zijner vaderlandsliefde en al de hulp
middelen, welke eene natie erlangt uit de kracht van
haren wil.
„Reeds heeft mijn gouvernement onder zijne verant
woordelijkheid de militaire maatregelen genomen, welke
door de omstandigheden geëischt werden en waaraan de
goedkeuring der beide kamers niet zal worden ont
houden.
„Het Belgische volk heeft een diep bewustzijn zijner
rechten; het kent de waarde van hetgeen het sedert
veertig jaren zoo gelukkig verkreeg en zoo eervol wist
te behouden. Het is diep doordrongen van de waar
heid dat wat het heden heeft te verdedigen, het welzijn,
de vrijheid, de eer, ja het voortbestaan des vaderlands is,
„Waar het een zoo heilige zaak betreft, vereenigen
zich de harten van alle Belgen. Bij de vervulling vau
dergelijke plichten, zullen volk en koning nooit meer
dan éen ziel en éen leus hebben:
„Leve het onafhankelijk België!"
De laatste zinsnede werden door den koning staande
uitgesproken en door de kamer staande aangehoord. En
met een donderend geluid herhaalde men: Leve het
onafhankelijk België!
Het was waarlijk een treffend oogenblik: men be
merkte als 't ware het kloppen van België's nationaal
hart. Eenige minuten verliepen alvorens de stilte was
hersteld; toen nam de koning wederom plaats op den
troon en sprak de slotwoorden der troonrede uit: „God
bewake en bescherme zijne rechten."