-die van de Jade voor de Pruisische krijgshaven ligt,
die van de Weser met Bremershaven en Bremen, die van
de Elbe met Cuckshaven, Geestemonde, Hamburg en
Mona, en die van de Eider met Tönningen en Frederiks-
stad. Al deze havens zijn zelfs in vredestijd moeilijk om
in te zeilen. Het vaarwater, dat door ondiepten naar
binnen voert, is onregelmatig en niet breed; zelfs een
geschikte en met de plaats bekende loods kan slechts
met behulp van de verschillende bakens en seinen,
in de zoo vaak bevaren straat, den weg vinden.
Thans, nu zij nog door gezonken schepen en torpedos
ontoegankelijk zijn gemaakt, nu door het wegnemen
van alle bakens het onmogelijk is het vaarwater te weten,
is het indringen in deze riviermonden een waagstuk ge
worden, dat gemakkelijk een deel van de Fransche vloot
kon kosten, zonder dat de tegenstander daarbij noemens
waardige verliezen zou lijden. Men weet uit den Ameri-
kaanschen oorlog hoe onbegrijpelijk moeilijk het ook
voor de koenste zeevaarders is, zulke passen binnen te
dringen. Eene landing op de door ondiepten en platen
gedekte kust heeft geen zin; zij kan niet, zooals de
krijgskunst eischt, onder bedekking van het geschut ge-
schie den. Men zou de^ troepen van een der Friesche
eilanden in kleine booten naar het vaste land moeten
voeren. Deze wijze van ontscheping zou zeer vermoeiend
zijn, daar er veeltijd mede heengaat, en heeft het nadeel,
dat het landingsleger, zoodra het aangevallen werd door
het talrijke langs den spoorweg aangevoerde kustleger,
onder Vogel von Falkenstein, geen terugweg meer zou
hebben."
Uit Weenen wordt aan de Kölnische Zeitung ge
schreven, dat de stemming der bevolking, die zeer
Duitschgezind is, voor Duitschland daarom van zoo
groot belang is, omdat in de hof- en militaire kringen
sommige personen zijn, die tegen Frankrijk knipoogen.
Tegenover enkele schandelijke manifestatiën, als b. v.
een stukinhetVaterland,in den vorm van ontboezemin
gen door keizerin Eugénie tegen hare vriendin von Met-
ternich, komt de echt vaderlandsche gezindheid der be
volking zooveel te glansrijker uit. Er zal nauwelijks eene
stad van eenige beteekenis zijn, die niet door haar be
stuur, door adressen en vereenigingen sympathie voor
Duitschland heeft betoond. En zelfs waar die sympathie
niet uitdrukkelijk is uitgesproken verlangen toch alle
adressen en besluiten strikte, ongewapende onzijdigheid,
en daarmede wordt aan Duitschland eene onschatbare
dienst bewezen. Meer verlangen wij niet. Met naijver slaan
onze Duitsche broeders de tegenwoordige Oostenrijksche
regeering gade en haar leidsman, waarvan de een, Potocki'
een Pool is, de ander von Beust, een Duitscher, wiens
Duitsch gezindheid niet door ieder wordt vertrouwd.
De belangrijke mededeelingen der laatste dagen over de
bedoelingen van Lode wijk Napoleon werken er stellig
toe mede om ieder af te schrikken van geheime samen
spanning met dezen gewetenloozen avonturier, zonder
trouw of geloof, die ieder bedrogen heeft, vooral Oosten
rijk. De Duitschers in Oostenrijk kunnen er van over
tuigd zijn, dat wij in Duitschland hunne houding en den
grooten dienst, die zij Duitschland bewijzen, volkomen
en dankbaar waardeeren. Als hier en daar nog een ver
bitterd partijman zich ten gunste van Frankrijk uitlaat
dan wordt zulk een enkele wanklank overstemd door de
overeenstemming die alle Duitsche harten broederlijk
vereenigt.
«So weit die Deutsche Zunge klingt,
XJnd Gott im Himmel Lieder singt 1"
De Weener Presse, de houding van Oostenrijk ten
opzichte van den oorlog besprekende, tracht aan te toonen
dat de politiek van Oostenrijk sedert 1866 een politiek van
eigenbelang is. Intusschen volgt een gedeelte van de be
volking van Oostenrijk eenepolitiek die Pruisen genegen
is, terwijl een ander deel wraakzuchtig gestemd is tegen
Pruisen zoowel als tegen Frankrijk. Sedert Sadowa zijn
de politieke belangen van Frankrijk naar een verbond
met Oostenrijk gericht, terwijl Pruisen, met zijne pogin
gen om Duitschland onder de vorsten van Hohenzollern
te vereenigen, de vernietiging van Oostenrijk wenscht.
De overwinning door Pruisen zal de vernietiging van
Oostenrijk zijn. De overwinning door Frankrijk zou dat
land een gevaarlijk overwicht verschaffen.
De Wiener Morgenpost verzekert dat in het begin
van Juni 1866 de groothertog van Baden zich naar
Berlijn heeft begeven om eenige laatste pogingen aan te
wenden ten gunste van Sleeswijk-Holstein. De koning
zou hem toen gezegd hebben dat von Bismarck een
voorstel had gedaan om het bekken van de Saar aan
Frankrijk af te staan, maar de hertog en de raad van
ministers hadden zich tegen dit voorstel verklaard.
Het blad verzekert dat deze verklaring in afschrift
berust in het archief van den groothertog van Baden.
Tot het oorlogsmaterieei dat door Frankrijk binnen
den tijd van 10 dagen naar de grenzen gezonden is, be-
hooren ook, behalve de 184 mitrailleuses, 500 vuurmon
den. Voor elk dezer stukken zijn 4 minu tie wagens noodig.
In het geheel had men dus daarvoor alleen 2000 wagens
en 8000 paarden noodig. De reserveparken tellen min
stens 2000 voertuigen, terwijl 1600 wagens voor het
vervoer der gereedschappen van de genie noodig zijn.
Denkt men nu voorts aan de ambulances, bagagewagens,
enz., dan zal men zich wel niet verwonderen dat de
gevechten niet binnen weinige dagen na de oorlogsver
klaring konden aanvangen.
Het Journal officieel geeft de verklaring dat Frankrijk
geen oorlog voert tegen Duitschland, maar tegen Pruisen
of veeleer tegen de politiek van yon Bismarck. Reeds
voor Sadowa had de keizer de denkbeelden bekend ge
maakt, die hij koesterde omtrent de vooruitzichten en de
belangen van Duitschland, die in overeenstemming war en
met de rechten van Pruisen en van de staten van den
tweeden rang, en waarbij Oostenrijk in zijne positie onder
de Duitsche volken werd gehandhaafd.
Het Journal ontleedt vervolgens de politiek van von
Bismarck, die in Duitschland een oorlogstoestand in het
leven heeft geroepen, om de onafhankelijkheid der enkele
staten op te offeren aan de veroveringszucht van Prui
sen.
Het blad beweert dat de sympathie van Frankrijk
voor de Zuidduitsche staten ook gedurende den oorlog
blijft voortduren. De keizer wil, dat de Duitsche staten
zelf over hun lot zullen beslissen. De oorlog is geen oor
log uit ijverzucht, maar ter herstelling van het even
wicht, eene verdediging van den zwakke tegen den ster
ke, de herstelling van groote ongelijkheden, en de straf
voor onrechtvaardige handelingen.
Brieven uit België.
Brussel 2 Augustus.
Mijn telegram heeft u reeds de verschrikkelijke neder
laag der liberale partij medegedeeld. In haast eenige
toelichting. In alle onze groote provinciesteden is zij
verslagen behalve te Luik; zij is verslagen te Antwerpen,
te Gend, te Brugge, te Verviers en te Charleroi, alwaar
alleen de heer Pirmez van de liberale candidaten is ge
kozen, terwijl de liberale partij zelfs heeft moeten
aanzien dat te Brussel het terrein haar door de clericalen
werd betwist.
Twee leden van de lijst der association, de heeren
Jamar, ex-minister van openbare werken, en Gustave
Jottrand, zijn zelfs eerst in overstemming gekozen met
twee clericalenHet was een waar Sadowa.
De nieuwe zitting zal waarschijnlijk Dingsdag aan
staande worden geopend, waarbij de zon zal opgaan over
eene clericale meerderheid van tusschen de 22 en 24
stemmen.
Te Luik is de heer Frère-Orban met het minste getal
stemmen verkozen geworden. In die stad hebben des
avonds anti-clericale manifestatiën plaats gehad.
Er heerscht in het land een a'gemeene agitatie, en
het blijkt nu dat ik mij niet bedrogen heb toen ik u reeds
lang geleden het lot voospelde, hetwelk de liberale
partij wachtte. Zij heeft het alzoo gewild. Libéralisme
oblige a marcher en het markeerde den pas. Door het
volk geheel en al te rukken een politiek en publiek le
ven, door te besturen naar het bon plaisir der doctrinai-
ren, is nu de treurige toestand in het leven geroepen,
waarin wij thans leven. Wij zijn thans weder minstens
voor eenige jaren onder het juk van het clericalisme-
Wij kunnen nu weder van voren beginnen. O Doctrina-
rismevoila de les coups!
HXcngt-liucrli.
IET TOOIEEL VAff BEI OORLOG.
"VX.
YAN SAAltBURG NAAR ZWEIBRÜCKEN.
Saarbrück, de stad waaruit, volgens een telegram van
Fransche zijde afkomstig, de Pruisische troepen gisteren
zouden verdreven zijn, ligt ongeveer halverwege tusschen
Saarburg en Zweibrücken, in de welvarende streek, waar
voor wij heden de aandacht onzer lezers inroepen.
Yan Saarburg naar Saarlouis de Saar opvarende,komt
men reeds spoedig langs verschillende min of meer belang
rijke dorpen als Serrig, Hausen, Saarholzbach en Metlach,
het laatste bekend door zijn langen spoorwegtunnel en de fa-
briekvan aardenwerk van Villeroyen Boch. Langs Ponten
en Besseringen bereikt men het stadje Merzig, ongeveer 15
kilometer ten N. O. van Saarlouis, met 2900 inwoners en
door veel houtgewas omgeven. Van Merzig'tot Saarlouis
zijn de voornaamste plaatsen Beckingen en Dillingen
met groote ijzerpletterijen.
Saarlouis is als stad niet van zoo oude dagteekening
als de meeste van het oude Lotharingen, maar toch
zijn er belangrijke herinneringen aan verbonden. Het
is wel mogelijk, dat er vroeger een dorp was, maar de
vesting is eerst gesticht door Lodewijk XIV, die haar in
1686 door Vauban liet bouwen, tot dekking van Lotha
ringen. De bouw werd in éen jaar volbracht en naar haar
stichter werd de vesting Saarlouis genaamd (arx Ludo
viciadSaram).Bij den vrede van Rijswijk in 1697 verbleef,
zij aan Frankrijk en werd in den Spaanschen successie
oorlog tevergeefs belegerd. Gedurende de Fransche
revolutie werd de plaats Sarrelibre genaamd. Volgens
het verdrag van Parijs,'den 20" November 1815 gesloten,
moest Saarlouis met drie andere vestiDgen aan Pruisen
worden afgestaan benevens de beide oevers der Saar tot
boven Saarbrück. Toen Napoleon in 1804 een geheele
nieuwe orde van zaken had in het leven geroepen, wer
den de 18 eerste maarschalken van Frankrijk benoemd,
waartoe ook Ney behoorde. Deze beroemde krijgsoverste
de zoon van een kuiper, die den 14en October 1805 den
titel van hertog van Elehingen en later van vorst van de
Moskwa verkreeg, werd in 1769 te Saarlouis geboren,
alwaar nog een marmeren steen het huis aanwijst waarin
hij geleefd heeft.
De vesting Saarlouis is voor de Pruisen van zeer veel
belang, daar zij de uiterste grensvesting tegen de Fran-
schen is. Pruisen heeft haar sedert 1815 belangrijk ver
sterkt, zoodat zij in uitmuntenden staat van verdediging
is. Zij is gelegen in eene vlakte die, doorsneden door de
Saar en de Saarspoorbaan, de vorm van een ellips heeft
en die geheel onder water kan worden gezet, daar men
door de in de Saar aangebrachte sluizen den stroom kan
opkeeren en het omliggende landinundeeren. Deze inun-
datiewerken, die het water 20 voet boven het gewone
peil kunnen opvoeren, maken voor een groot deel de
sterkte der plaats uit. De eigenlijke vesting ligt op den
linkeroever der Saar en is met de overzijde door een
schoone brug verbonden.
De stad, op een afstand van 46 kilometers van Trier
gelegen, heeft 7500 inwoners en in vredestijd meestal
een garnizoen van 2834 man. Zij is onregelmatig aange
legd doch heeft een schoone markt en breede rechte
straten, benevens een nieuwe bomvrije kazerne.
Industrie en handel zijn er zeer ontwikkeld, vooral
de leerlooierijen. In de nabijheid der stad zijn lood-, ijzer
en steenkolenmijnen, zoodat het bezit dezer streek
groote waarde heeft. Dat de ontwikkeling der inwoners
gelijken tred houdt met den voortgang des tijds, toonen
de verschillende inrichtingen voor onderwijs, daar men
er eene realschool, twee meisjesscholen voor middelbaar
onderwijs en zes jongens- en evenveel meisjesscholen
voor lager onderwijs vindt.
De plaatsen in den omtrek die de aandacht verdienen
zijn Schwalbach, Hostenbach, Ensdorf en Geislautern,
die allen steenkolenmijnen hebben. Waldgassen, een
weinig hoogerop, is bekend om de glasfabrieken die het
heeft, en Wallerfangen, even beneden Saarlouis, om de
steen- en porseleinfabrieken.
Op de beide oevers van de Saar liggen, tusschen Saar
louis en Saarbrück, nog een menigte dorpjes waarvan
we nog vermelden Bouss, Burbachen Malstad; op slechts
korten afstand van laatstgenoemde plaats ligt Saarbrück
8} mijl zuidzuidoostelijk van Trier in de onmiddellijke
nabijheid der Fransche grens. Saarbrück ligt, evenals
Saarlouis, aan den linkeroever der Saar, waarvan een
kanaal loopt naar het Fransche Sarrebourg dat de voor
Frankrijk zoo belangrijke verbinding tot stand heeft ge
bracht van het Maine-Rij nkanaal en de Parijs-Straats
burger spoorweg met de Saar-kolenmijnen.
De stad is ongeveer in de tiende eeuw gesticht en
behoorde eerst «aan de bis3choppe n van Metz en later aan
eigene heeren. In 1380 kwam Saarbrück aan het huis
van Nassau en vormde toen het graafschap Saarbrück
dat van 13811793 aan den tak Nassau-Saarbrück uit
de Walramsche linie van het huis Nassau behoorde.
Later kwam het tot 1801 aan de linie Nassau-Usingen,
en toen aan Frankrijk. Tot. 1815 was Saarbrück de hoofd
stad van het departement van de Saar, doch moest in dat
j«aar met een groot deel van genoemd departement aan
Pruisen worden teruggeven.
Saarbrück is door twee bruggen verbonden met de
«aan den anderen oever liggende stad Saint-Johan. Beide
steden hebben ongeveer ieder evenveel inwoners (te za-
men 13121) en vele belangen gemeen. De stad Saarbrück
heeft ook uitmuntende inrichtingen voor onderwijs,
waaronder een gymnasium, eene school voor bergbouw,
eene handwerkschool en eene voor middelbaar onderwijs
voor meisjes. Belangrijk is de ontwikkeling v.an hfindel
en nijverheid in den ganschen omtrek dezer plaats. Er
zijn uitgebreide fabrieken van draadijzer en machine-
riën, katoenspinnerijen, tabaksfabrieken en belangrijke
branderijen.