7e KORPSEN. Onderdeelen. Standplaatsen. Ie batterij Itegim.veldartilllerie 2e idem 3e idem 4e idem 5e idem 6e idem 7c idem 8e idem 9e idem 10e idem 11e idem I2e idem 13c idem 14e idem 's Hage. Ie compagnie artillerie transporttrein 2e idem de compagnie trans- lo regiment vesting artillerie P01 •ttrein N depot le compagnie 2e idem 1 3e idem 1 4e idem 1 5e idem 1 6e idem idem 8e idem i 9c idem J 10e idem F 11e idem 12e idem 13e idem 14e idem le compagnie 2e idem i 3e idem I 4e idem 5e idem 6e idem 7e idem i 8e idem I 9e idem 10e idem 11e idem 12e idem 13e idem le compagnie l 2e idem i 3e idem 1 4e idem 1 5e idem J 6e idem 7e idem J 8e idem i 9e idem F 10e idem f He idem 1 12e idem 13e idem 1 14e idem Reg. rijdende artill. Korps pontonniers Bataljou mineurs en sapeurs I Brielie. I Amsterdam. Helder. Amsterdam. Delft. Brielie. Delft. H elder. Amsterdam. Helder. Willemstad. Utrecht. Vlissingen. Utrecht. Gorinchem. Utrecht. Gorinchem. Utrecht. Gorinchem. 's Bosch. Zutfen. Nijmegen. idem. Zutfen. idem. Groningen. Nijmegen. idem. Zutfen. Groningen. Nijmegen. Grave. Amersfoort. Dordrecht. het geheele regiment het geheele korps het geheele bataljon Nijmegen Naar men verneemt zijn de kapiteins A. E. Reuther van het 2« regiment vesting-artillerie, alsook de lp luite nant P. van der Burg, gedetacheerd bij !srijks gieterij van bronzen geschutte 's Gravenhage, overgeplaat stnaar Helder, terwijl de majoor L. S. R. Sesseler, onderdirecteur van de'artillerie-, stapel- en constructiemagazijnen als kommandant der artillerie naar Delfzijl is vertrokken. Mede zijn het koloniaal wertdopöt uit Harderwijk en het depot van discipline uit Naarden naar Helder, en het depöt le regiment infanterie uit Groningen, alsook het lc bataljon van gemeld regiment uit Leeuwarden naar Delfzijl gemarcheerd. Twee compagniën van het bataljon mineurs en sappeurs te Nijmegen, hebben order bekomen om naar Zutfen, Arnhem, Venlo en 's Bosch op te rukken. Het Leidsch Dagblad verneemt dat het garnizoen daar ter stede in de kazerne is geconsigneerd om op het eerste telegram naar de grenzen op te trekken. Gister middag is een gedeelte der schutterij er opgeroepen om de wachten te betrekken. Zaterdag namiddag te zes uren zijn van het te Dordrecht in garnizoen liggend korps pontonniers 2 offi cieren en 30 onderofficieren en manschappen naar Wes tervoort vertrokken, om de schipbrng at te breken, naar Nijmegen te brengen en de Waal aldaar te overbruggen. Naar men verneemt, zal dit detachement morgen door een tweede gevolgd worden. (üordrechlsche cour.) Naar wij vernemen heerscht er aan 'srijks werf te Niewediep zegt een dagblad dier plaats eene groote Bedrijvigheid. Men verzekert, dat de ramtorenschepen Prins Hendrik, Stier en Crocodil voor den dienst zullen worden in gereedheid gebracht. Gemengde berichten. Gisteren is te Vlissingen een pleiziertrein aange komen van Antwerpen. Het hoofddoel scheen te zijn om het Amerikaansch fregat Franklin te bezoeken, doch men is niet aan boord toegelaten. De hoornmuziek van het 3C regiment infanterie die 11. Zaterdag te Vlissingen was aangekomen, om ge durende de kermis nu en dan muziekuitvoeringen te geven, is hedennacht weder van daar moeten vertrekken, tengevolge der opgekomen oorlogsomstandigheden. Het muziekkorps van het Amerikaansch fregat Franklin heeft Zaterdag avond voor de sociëteit eenige muziek stukkeu uitgevoerd. Thermometerstaiid. 16 Juli 'sav. 11 u. 62 gr. 17 'sfinorg. 7 u. 66 gr. 'smidi. 1 u.7L gr.'sav. 6u. 67 gr. 'sav. 11 u. 64 gr. 18 'smorg. 7 u. 65 gr. 'smidd. 1 u. 74 gr. 'sav. 6 u. 72 gr. Staten-generaal. eerste kamer. Zitting van Zaterdag 16 Juli. Interpellatie; aanneming wet omtrent ealamiteuzc polders. De heer van Nispen van Pannerden bekomt het woord. Hij zegt dat zoolang hij lid dezer vergadering was, het vaderland nooit in zulke moeilijke en gewichtige om standigheden verkeerd heeft als thans. Met genoegen heeft hij in de Staats-courant gezien dat de regeering een strikte neutraliteit zal aannemen, maar omtrent die verklaring wenschte hij een paar vragen in eene zitting metge3loten deuren tot de regeering te richten. De heer Cremers wenscht wel toe te stemmen het richten van vragen, maar niet in comité generaal. Het verlof tot interpellatie wordt zonder stemming door de kamer verleend. Op de vraag des voorzitters of de regeering bereid is te antwoorden, zegt de minister van binnenlandsche zaken dat hij eerst moet weten waarin de vragen bestaan tegen het mededeelen daarvan in 't openbaar bestaat geen bezwaar. De heer van Nispen stelt daarop de twee volgende vragen 1. Kan de regeering ook eenige mededeelingen doen over de opname van hare verklaring, dat zij eene strikte neutraliteit zal handhaven, tegenover de beide oorlog voerende mogendheden of ten derzeive? 2. Welke maatregelen denkt de regeering te nemen om Nederland in staat te stellen die strikte neutraliteit te handhaven, en, zoo dit onverhoopt noodig mocht wor den, ook te verdedigen? De minister van binnenlandsche zaken zegt op de eerste vraag, bij afwezigheid van den minister van bui- tenlandsche zaken, geen antwoord te kunnen geven. Op de tweede kan de regeering mededeelen dat weldra de vereischte voorstellen aan de wetgevende macht zullen gedaan woiden met betrekking tot de noodige maatrege len voor handhaving onzer neutraliteit. Thans ontstaat eene discussie, of ineu alsdan niet, het zij nog heden of morgen, een nadere vergadering zal houden tot voortzetting der interpellatie. De hoeren Cremers en van der Lek de Glercq achten eene spoedige nadere mededeeling urgent, de heeren Michiels, Smit en van Swinderen meenen dat men aan de regeering moet overlaten, wanneer zij het dienstig acht de mededeelin gen te doen. De minister van binnenlandsche zaken verklaart dat op dit oogenblik de regeering niets kan voegen bij de mededeeling in de Staats-courant. Hij verlangt alzoo uitstel tot een volgende bijeenkomst. Nadat sommige leden er op gewezen hadden dat de eerste' en laatste verklaring des ministers niet met elkander overeenstemden, en de heer \anderLekde Cleicq zijn voorstel tot het houden eener avondzitting te half acht uren had ingetrokken, wordt de verdere discussie over de interpellatie verdaagd tot Maandag. Al de aan de orde gestelde wetsontwerpen worden zonder discussie eenparig goedgekeurd, nadat op voor stel des voorzitters het wetsontwerp omtrent de calami- teuze polders in Zeeland tot Maandag was verschoven. Op voorstel vau den heer van der Lek de Clerq wordt besloten terug le komen op de beslissing omtrent het wetsontwerp betreffende de calamiteuze polders, en dade lijk tot de behandeling dier wet overgegaan. De heer van B jland verklaart dat door het meerdere overlaten van regeling aan den provincialen wetgever zijn hoofdbezwaar tegen het ontwerp is vervallen. Hij meent echter dat men ten onrechte een stellige ver plichting van den staat tot tegemoetkoming op den voorgrond heeft, gesteld. De opheffing der subsidiën door de tweede en derde liniën acht hij odbillijk. De heer van der Lek de Clerq meent dat wel degelijk op historische gronden de verplichting van staatswege tot het verleenen van bijdragen bestaat. Hij is verheugd dat eindelijk nu eene regeling is tot stand gekomen, en zal dus niet over de enkele bezwaren die bij h em bestaan spreken. De minister van binnenlandsche zakeii is van oordeel dat de verplichting van den staat in deze door de kamers is aangenomen, door telken jare een subsidie bij de begrooting goed te keuren. Na aanvoering van eenige argumenten door den heer van de Putte ten voordeele der wet, wordt zij aangenomen met eenparige stemmen.- öuitcnlanii. Algemeen overzicht. In afwachting dat de eerste schoten zullen vallen tusschen de troepen van kofii^ig Wilhelm en die van kei zer Napoleon cje geruchten dat dit reeds zou hebben plaats gehad schijnen ongegrond zijn door beide vor sten de'eerste officieele oorlogstoespraken gehouden. Beide schijnen uitingen te moeten zijn van verontwaar diging over beleedigingen door de tegenpartij aangedaan, en zouden eigenlijk ridicuul en belachelijk wezen, indien het oogenblik niet in velerlei opzicht tot den hoogsten ernst stemde. Namens eene senaatscommissie zeide de heer Ronher onder meer tot den keizer: „het vaderland is met u vervuld van fiere verontwaardiging," waarop de keizer antwoordde: „Mijne heeren, bet was mij zeer aangenaam te verne men met welk een levendige geestdritt de senaat de ver klaring heeft aangehoord, welke de heer minister van buitenlandsche zaken had af te leggen. In alle omstan digheden, waarin de groote belangen en de eer van Frankrijk op het spel staan, ben ik verzekerd bij den senaat een krachtigen steun te vinden. Wij vangen een ernstigen strijd aan: Frankrijk heeftde medewerking noodig van al zijne zo.ien. Zeer gelukkig acht ik het dat de eerste kreet van vaderlandsliefde van den senaat is uitgegaan. Hij zal in geheel het land grooten weerklank vinden." In antwoord op een per telegraaf gezonden adres der kamer van koophandel te Hamburg heeft de koning van Pruisen het volgende gezegd: „Het is met diep gevoel dat ik het telegram van de kamer van koophandel te Hamburg ontvang. Niemand meer dan ik, die genoodzaakt werd het beslissend woord uit te spreken, weet op hoeveel opofferingen geheel het Duitsehe vaderland zich moet voorbereiden. De toege negenheid waarvan de kamer van koophandel thans ten mijnen opzichte blijk geeft, nu het Duitschland's eer geldt, en hare bereidverklaring tot alle opoffering, is voor mij eene aanmoediging en geruststelling.!' Beide souvereinen wijzen alzoo op dat ernstige van deu aanstaanden oorlog, en zeker zijn de verschijnselen ook ten aanzien der uitgebreidheid van den sirijd verre van geru-tstellend. Tallooze berichten en geruchten zijn in omloop omtrent de houding welke verschillende andere mogendheden zullen aannemen, doch met zekerheid is daaromtrent nog weinig bekend. Van de kleine, buiten Duitschland gelegen staten heeft alleen Denemarken naar het schijnt, hoewel ook dit bericht wordt tegenge sprokenin den strijd partij gekozen,en wel vuorFrank- rijk, terwijl de Zuidduitschestaten waarschijn lij spoedig Pruisen's zijde zullen kiezen. Van de houding der groote mogendheden Rusland, Oostenrijk, Italië, is nog niets officieels bekend. Spanje, waarvan de troon het voor wendsel tot den oorlog heeft opgeleverd, heeft thans vooreerst van het kiezen eens konings afgezien en zal het koninklijk gezag voor driejaren aan den regent des rijks, Serrano, opdragen. Wat overigens de oorlogsberichten aangaat verwijzen wij naar de afzonderlijke rubriek, waaronder wij de meest belangrijke die wij heden ontvingen, vermelden. Wij kunnen daarbij echter in het algemeen niet nagaan of zij eenigen bijzonderen waarborg leveren van juist te wezen. Verschillende berichten en geruchten zijn toch dezer dagen in omloop, welke geheel en al ongegrond zijn. Fransch-Iuitsche oorlog. Parijs 17 Juli. Gisteren hebben weder talrijke verzendingen van troepen plaats gehad door den Oosterspoorweg. Le Gaulois deelt daaromtrent het volgende qiede: „Tusschen drie en zeven uren na den middag zijn het 62e, 5le, 80e, en 96e regiment der linietroepen benevens het 18e bataljon der jagers verf rokken. „Deze troepen vormen de divisie van generaal Douai

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 2