Suitmlanïr.
De Public gewaagt van een zonderlinge ontdek
king: Er is sprake van niet meer of minder dan van
«en schat ter waarde van ruim drie millioen,inhetbo3ch
van Bondy begraven. Het wetgevend lichaam heeft eene
petitie te dier zake ontvangen. liet is een historisch feit,
zegt de adressant, dat in den nacht van 16 op 17 Januari
1793 uit het kasteel van Meudon een koffer is medege
nomen, de juweelen en sieraden bevattende van koning
Lodewijk XVI en koningin Maria Antoinette, alsmede
perkamenten en titels der koninklijke familie en particu
liere correspondentie. De timmerman Faure zou in het
bezit geweest zijn van een gedetailleerden inventaris
hiervan, met aanwijzing van de wijze waarop deze schat
moest teruggevonden worden. Reeds zou er in het ge
heim, zonder resultaat, naar gegraven zijn. Genoemde
inventaris zou bij een brand een prooi der vlammen zijn
geworden, doch er bestaat een volledige beschrijving van
den koffer door den heer Faure met de lijst der voorwer
pen er bij. De verbrande inventaris schat de juweelen
der koningin op 3,260,000 franken."
Door het Turksche dagblad la Turquio wordt een
buitengewoon biyk van edelmoedigheid bij den brand
te Pera medegedeeld. Den avond vóór den brand had een
Armenische dame van een Turk een huis gekocht en
betaald. Den volgenden dag brandde het huis af. De
vroegere eigenaar begaf zich nu naar de koopster en
gaf haar den ganschen koopprijs weder terug, zeggende
„Gij hebt de woning nog niet kunnen betrekken, daarom
moet ik de schade lijden en niet gij."
De koninklijke sterrekundige voor Schotland, prof.
Piazzi Srayth, heeft, naar hij beweert, een belangrijke
waarneming gedaan welke hem in staat zou stellen de
luchtgesteldheid op een bepaalden tijd van het jaar
een geheel jaar vooruit te bepalen. Uit statistieke op
gaven van de jaren 1837 tot 1869 volgt dat ongeveer
iedere elf jaren een zeer heete periode plaats vindt
waarop na een tusschenruimte van iets meer dan twee
jaar een zeer koude periode volgt. De heer Smyth be
weert thans dat de vorige winter de eerste van een
koude periode was, waarin de winters van 1870 op 1871
en waarschijnlijk ook yan 1871 op 1872 buitengewoon
streng zullen zijn.
Onder het opschrift „Een populaire verkooping"
deelt het Nieuws van den dag het volgende mede
Jl. Zaterdag heeft te Londen de verkooping der schil
derijen van Charles Dickens plaats gehad* Verscheidene
der stukken stelden personen en tooneelen uit de wer
ken van den overleden schrlj ver voor. leder verwachtte
dan ook natuurlijk dat de strijd om het bezit van menig
stuk warm zou zijn, doch de werkelijkheid overtrof aller
verwachting. Lang vóór den bepaalden tijd was de ver
koopzaal vol. De eerste stukken die aangeboden werden,
drie kleine Stanfields, bepaalden in zekeren zin den toon
die verder in de zaal zou heerschen. Zij toch werden
vlug geveild voor de vrij hooge prijzen van honderd vijf,
vijf en negentig en vijf en zeventig pond aterling.
Inmiddels was de menigte steeds toegenomen. Ofschoon
de meeste aanwezigen niet tot de hoogste standen be
hoorden, werden toch verscheidene personen van naam
op letterkundig en ander gebied opgemerkt. De ware
geestdrift, om zoo te zeggen, begon eigenlijk eerst bij
de aanbieding van schilderijen als „Barnaby Rudge en
zijne moeder," „Nelly en haar grootvader in de wassen
beeldentent." "Wanneer men in aanmerking neemt hoe
Dickens werken door het geheele Engelsche volk gele
zen worden, en hoe diep alle tooneelen van deze in zijn
gemoed geprent zijn zal het geen verwondering baren
dat deze twee stukken 110 en 275 pond sterling opbrach
ten. Zoo ging het ook met vele andere.
„Nelly's huis" werd voor 160 pd. st. en „Nelly's graf"
voor 180 pd. st. verkocht. Een kleine penteekening o. a.
had het alleen aan het vroegere bezit van den overleden
volksvriend te danken dat er eene som van 57 pd. st.
voor besteed werd. Eene voorstelling van Mathilda
Pryce uit Dickens' Nikolaas Nickleby bracht veertig
guinjes op. Nog veel hooger was de prijs die besteed
werd voor een volgende schilderij eene voorstelling van
Dotheboy's Hall, de kostschool waarmede Dickens deze
instellingen zoo scherp gegeeseld heeft. Het tooneel in
deze schilderij is genomen op het oogenblik dat de echt
genoot van Squeers haar gewoon universeel geneesmid
del aan de leerlingen toedient. Alle verdere beschrijving
van deze lachwekkende, maar tevens bedroevende scène
kan voorzeker overbodig geacht worden; wie kent haar
niet! De geringe afmetingen van het doek waren geen
beletsel voor de kooplustigen. Het eerste bod leverde
daarvan het bewijs dit toch bedroeg niet minder dan
400 guinjes, en in korten tijd steeg de prijs tot vijfhon
derd guinjes waarvoor het verkocht werd. Een portret
van Dickens bracht honderd zeventig pd. st. op, en een
andere schilderij: „Een meisje bij een waterval", zeshon
derd tien pond.
Het was opmerkelijk te zien hoeveel belang ieder der
aanwezigen in de opbrengst van elke schilderij bleek te
stellen. Als een nieuw stuk aangeboden werd, hield
ieder den adem in, en wanneer dan een hoog bod gedaan
werd, erhelderde ieders gelaat. Zoo was het ook bij een
tooneel uit de Pickwick-club, voorstellende het oogen
blik waarop mevrouw Bardell in de armen van den al te
goedhartigen Pickwick in zwijm viel, en, „voordat hij den
tijd gehad had haar op een stoel te plaatsen," de heer
Bardell, gevolgd door de heeren Tupman, Winkle en
Snodgrass, de kamer binnentradDit tooneeltje
werd betaald met* 131 guinjes. Bij deze gelegenheid
bleek wederom hoezeer alle tooneelen en voorvallen uit
zijn werken, iederen Engelschman vast in het geheugen
geprent zijn. Toen bedoelde Pickwich-scbilderij geveild
werd, verhaalde men elkander met de meeste vroolijk-
heid het geheele tooneel.
De hoogste prijs werd besteed voor eene voorstelling
van „eene coquette", de smidsdochter uit de Bernaby
Rudge. De schoonheid van het figuurtje, de trippelende,
bezorgde stap, de onschuldige schalkschheid van het ge
zichtje, dat alles miste ook hare uitwerking niet op de
aanwezigen. Bij het eerste bod: vijfhonderd guinjes,
brak een storm van toejuichingen los. Het meesterstukje
werd ten slotte voor duizend guinjes verkocht. Een En-
gelsch blad brengt bij deze gelegenheid in herinnering
dat Dickens dit doek, zeven en twintig jaren geleden,
voor twintig guinjes kocht!
Het is niet wel mogelijk elke geveilde schilderij afzon
derlijk op te nemen, alleen zij nog opgemerkt dat een
stuk, Dickens voorstellende, voor zeshonderd guinjes
verkocht werd.
De geheele opbrengst der schilderijen bedroeg zeven
duizend zeshonderd acht en negentig pond sterling, of
bijna f 100,000.
Thermo nieterstand.
15 Juli '3av. 11 u. 71 gr.
16 'smorg.7u.73gr. 'smidl. 1 u. 74 gr.'sav. 6u. 68 gr.
Staten-generaal.
EEFvSTK KAÏIER.
Zitting van Vrijdag 15 Juli. Regeling van werkzaamheden.
Mededeeling wordt gedaan der benoeming van de
voorzitters en ondervoorzitters der afdeelingen, en van
rapporteurs over een'aantal wetsontwerpen. Eindversla
gen worden ter tafel gebracht over de volgende ontwer
pen, die in eene morgefi ten 1 uur te honden zitting
zullen behandeld worden;
Wijziging der begrooting van justitie voor 1869
naturalisatie van 7 personen
Onteigeningen voor den kunstweg naar Oude Pekel-A,
verbreeding van een weg naar Vaals, en het kanaal de
Andelerstocht:
Vestiging der nieuwe gemeente Anna Pauwlona,
verhooging der begrooting van den arbeid der gevan-
1869, regeling enz. genen voor 1869;
Wijziging van hoofdstuk V der staatsbegrooting voor
betreffende de calamiteuze polders;
Verhooging van hoofdstuk 8 der begrooting voor 1870
(genie) verstrekkingen van marine over 1870.
Door den heer Fransen van de Putte worden eenige
rapporten bescheiden omtrent de calamiteuze polders,
welke niet in den handel zijn, ter inzage van zijne
medeleden overgelegd, waarvoor de dank der verga
dering wordt betuigd.
Volgens het voorloopig verslag der eerste kamer over
het wetsontwerp tot afschaffing van de doodstraf werd
de tijdigheid dezer voordracht door een aantal leden be
twist; volgens dezen was het alleen te doen om door een
wettelijke afschaffing een naam te willen maken vooral
buiten'slands. Vele anderen meenden evenwel dat op
eene herziening van het strafstelsel met de reeds in prac-
tijk afgeschafte doodstraf niet kon gewacht worden.
Door verschillende leden werd de straf van deportatie
wenschelijk geoordeeld.
Volgens het verslag over het wetsontwerp omtrent het
veeartsenij kundig staatstoezicht, werd door sommigeneen
uitstel van behandeling verlangd totdat ook het ontwerp
op de uitoefening der veeartsenijkunde in de andere
kamer zou behandeld zijn. Anderen wenschten echter
dit ontwerp, als op zichzelf staand, spoedig afgedaan te
zien.
Bij het verslag omtrent het wetsontwerp op den ac
cijns op den wijn, is een nota gevoegd van den heer van
Nispen van Pannerden, ten betooge dat het alcoholge
halte der Bordeauwijnen ten onrechte in het ontwerp op
8 liter per hektoliter is bepaald. Door de vrijstelling van
aalbessenwijn werd voor fraude gevreesd.
Algemeen overzicht.
De diplomatie heeft thans de pen nedergelegd en het
woord is aan het kanon. In de meest oorlogzuchtige
stemming bewoog zich gisteren de Parijsche bevolking
langs hare boulevards onder het zingen van la Marseil-i
laise en le C'hant du départ, en het roepen van leve de
keizer, weg met Bismarck, terwijl uit de bureaux der
ministeriën van oorlog en marine per telegraaf dag en
nacht bevelen uitgaan tot wapening, uitrusting of troe
penconcentratie. De stemming te Berlijn is niet minder
oorlogzuchtig, kortom het zoo liberaal en zoo vredelievend
ministerie-Ollivier heeft thans de Fransche en Pruisisch»
natiën tegen elkander in het harnas gejaagd, en de vele
grieven van Duitschers tegen Franschen en omgekeerd
tre'den weder op den voorgrond. Is niets gemakkelijker
dan iemand te overtuigen dat hij gekrenkt is in zijne
waardigheid, dat hij ongelukkig is, dat hij recht heeft
om zich verontwaardigd te betoonen overeen persoon of
over een toestand, nog gemakkelijker is dit het geval bij
de massa. Zoowel te Parijs als te Berlijn meent het,
publiek dut het ale natie in hare „nationale eer" dat
holle woord uit het vorstenwoordenboek gekrenkt is
door de tegenpartij. Naar den Rijn is het wachtwoord
van het Fransch publiek, en uit Berlijn wordt dit beant
woord met een: denkt aan Rosbach, Waterloo, Sadowa!
onder het aanheffen van het bekende lied:
Sie sollen ibn nicht haben
Den freien deutschen Rhein
En dan zullen daar in die schoone Rijnstreken weder
tooneelen worden aanschouwd van militairen moed en
zelfopoffering, maar ook van ontzettende ellende cn naam
loos lijden, even smartelijk als het lijden daar ginds en
elders in al die Fransche en Duitsche steden en dorpen
aan den kuiselijken haard, alwaar zoo menige ledige
plaats, ook na het einde van den te verwachten woe
denden krijg, voor altijd ledig zal blijven.
Zeer naiet laat Erckmann Chatviau dan ook een zijner
personen in Le conscrit de 1813 zeggen: „Indien zij
die over ons regeeren en door God op aarde beweren
gezonden te zijn tot ons geluk, zich bij het begin van
een veldtocht konden voorstellen aan hoeveel ongeluk
kige vaders en treurende moeders zij als het ware 'thart
uitrukken, indien zij hunne tranen konden zien en hunne
klaagtoonen konden hoorenop het oogenblik dat men hun
komt zeggenuw kind is gesneuveldgij ziet het nooit
terug! het is. gekwetst, door eene cavalerie-charge
verpletterd, of wel het is gestorven in een hospitaal aan
de wondkoorts, zonder troost en met uw naam op zyne
lippenindien zij zich, zeg ik, den toestand dier
moeders in dergelijk oogenblik konden voorstellen, dan
geloof ik dat geen hunner zoo barbaarsch zou wezen om
zijn voornemen door te zetten. Alleen als anderen
onze vrijheid komen aanranden dan moet geheel de natie
op en die dan achterblijft is een lafaard."
Terecht ook citeeide ten aanzien van den oorlog in
het algemeen de groot-rabbijn Isidor op een der
laatste vergaderingen der ligue de la paix de volgende
parabel uit den Talmud. Er was eene groote veldslag
geleverd tusschen twee natiën. Na den strijd, toen de
avond gevallen en het slagveld bedekt was met bloedige
lijken, hoorde men te midden der heerschende sombere
stilte des doods, vroolijke zegezangen en lofliederen aan
den God der overwinning gewijd. Plotseling hoorde men
echter eene tooverachtigklinkende en overaldoor
dringende stem boven het landschap weergalmen, terwijl
men deze woorden vernam staakt uwe gezangen; ik heb
geen behagen in uwe zegezangen! Zij die daar ginds
den eeuwigen slaap zijn ingeslapen, zij waren ook mijne
kinderen Gij pleegt godslastering en beleedigt mij me t
die lofzangen, na al het bloed hetwelk gij hebt vergoten
Ook vcordie staten, wier ligging ten aanzien der strijd-
voerende partijen eene gewapende neutraliteit gebiedend
vordert, waar handel en nijverheid getroffen worden, is de
toekomst somber. België zoowel als Nederland verkeeren
in dien toestand. Doch in zooverre mogen deze natiën
zich gelukkig achten dat, wanneer dok van hare zijde
moet worden gestreden, die strijd niet zal zijn uitgelokt
door vorsten-najver of zoogenaamde hoogere politiek,
maar als heilige plicht zal worden voorgeschreven tot
verdediging van de onafhankelijkheid des vaderlands. In
dergelijke oogenbliklcen geldt bovendien het: eendracht
maakt macht, waar zich alle politieke partijen en fractien
vereenigen tot éene groote partij: het Nederlandsche
volk.