öuitcnlanö. leenen van subsidie en het uitvoeren van een werk ge- j nomen is, men veel minder geneigd is de bezwaren te j helpen opruimen, omdat men er dan op steunt, dat de uitvoering toch zal worden doorgezet; terwijl, wanneer de partijen zien dat het verleenen van hulp en do uitvoe ring van het werk bepaald afhankelijk worden gesteld van het wegnemen der beztvaren, daartoe veel krachtiger wordt medegewerkt. Hij moet echter nog opmerken, dat al besloot men thans het voorschot toe te staan, dit jaar toch wel van geene uitvoering sprake zou kunnen zijn, daar de onder handelingen zeker zoo spoedig niet tot een gewenscht einde zullen worden gebracht; doch hij durft wel de verzekering geven, dat in de gezindheid van gedepu teerde staten ten opzichte van deze zaak geene verande ring zal komen. De heer van der Bilt heeft bij de bezwaren van den vorigen spreker nog een te voegen van financieelen aard. Indien wordt besloten een renteloos voorschot aan Yerseke te verleenen, zal door de provincie eene leening moeten worden geslbten. Daarmede gaat veel tijd heen; het uitschrijven der leening, en al de daaraan verbonden werkzaamheden zullen oorzaak zijn dat men toch in dit jaar niet meer tot eene uitvopring zou kunnen komen. Daarenboven ziju de medegedeelde bezwaren van dien aard, dat men vooreerst geene opruiming daarvan kan onderstellen, en de onderhandelingen lang zullen duren. In de najaarsvergadering zullen gedeputeerde staten gaarne een nader voorstel doen, als de omstandigheden dit zullen toelaten. De heer Verhagen verklrart dat hij, nu hij gehoord heeft welke groote bezwaren er bestaan, ter bekorting zijn voorstel intrekt, omdat hij gevoelt dat weinig uit zicht op bijval van de zijde der vergadering bestaat Het tweede nadere voorstel van gedeputeerde staten (om de beslissing aan te houden) wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aaugenomen. Thans i9 aan de orde de begrooting der kosten van het provinciaal bestuur voor zooveel het rijksbestuur is, voor 1871. (Zie het verslag der vorige zitting). De vooizitter deelt mede dat het verslag der af dee lingen aan gedeputeerde staten geen aanleiding heeft gegeven tot eenige wijziging van hun voorstel, doch dat genoemd college, ingevolge den wensch in de af- deelingen geuit, een betoog tot de rcgeeiing zullen richten over het wenschelijke om het tarief voor reis- en vei blijtkosten voor de ambtenaren der provinciale griffie te verhoogen. De begrooting geeft geen aanleiding tot discussie en wordt met algemeene stemmen aaugenomen tot het voorgesteld bedrag van f 52,250. Alsnu komt in behandeling de begrooting der enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uit gaven voor 1871, met'het daarbij behoorende voorstel van gedeputeerde staten betreffende de heffing van op centen op de grond- en personeele belasting ten behoeve der provincie. (Zie het verslag der vorige zitting.) De heer van der Bilt stelt eenige wijzigingen in de begrooting voor, tengevolge van door de vergadering genomen besluiten, te weten Onder hoofdstuk Y der inkomsten, afd. 3, een nieuw art. 2, luidende: Gedeelte van het vermoedelijk goed slot van den dienst van 1869 ƒ3000. Onder hoofdstuk Y der uitgaven art 2: kosten van drukwerken te verminderen met f 3000 en alzoo te brengen op 2400alsmede een nieuw art. 3 op te nemen, luidende: kosten van het verslag van het ver handelde in de openbare vergaderingen der staten 1200. Onder hoofdstuk VIII art. 16: subsidie voorde spoor bootmaatschappij te Middelburg, voor memorie uitge trokken, thans in te vullen met f 12000. In hetzelfde hoofdstuk een nieuw art. 19 op te nemen, onder de omschrijving: bijdrage in de havenverbetering te Bruinisse f 3000. Eindelijk den post voor onvoorziene uitgaven, in art. 1 van hoofdstuk IX van f 20,475.57 te reduceeren tot 7,575.57 Daar geen der leden over de begrooting algemeene beschouwingen wenscht te voeren, wordt overgegaan tot de artikelsgewijze behandeling, beginnende met de uitgaven. Bij hoofdstuk II, afdeelingl, artikel 1, geeft de heer van der Bilt, namens gedeputeerde staten te kennen dat dat college gaarne zou overwegen, in hoeverre gevolg kan worden gegeven aan den wensch iu de afdeelingen uit gesproken om de uitgaven voor wegen en steigers te splitsen, opdat men kan nagaan hoeveel voor ieder afzonderlijk was betaald. Er was than3 een perceel aan besteed waarvan men de aanbesteding en splitsing had beproefd, doch waarin men niet was geslaagdeerst bij een gecombineerde aanbesteding was die gelukt en met groot voordeel voor de provincie. De gecombineerde aanbestedingen slagen meestal veel beter, maar gedepu teerde staten willen gaarne zooveel mogelijk in 't ver volg in de memorie van toelichting aanwijzen hoevee voor ieder werk afzonderlijk is besteed. De heer Verhagen dankt gedeputeerde staten voor hunne in deze wederom getoonde welwillennheid ter vol doening aan een door hem bij herhaling geuiten wensch Bij art. 3 derzelfde afdeeling wenscht de heer Hamraa- cher de aandacht der vergadering te vestigen op den weg tusschen IJzendijke en Biervliet, die wel geen pro vinciale weg is, doch waarvoor tweemaal een renteloos voorschot is verstrekt. Het eerste voorschot is verleend op verzoek van den sedert dien tijd overleden heer Carpreau onder uitdrukkelijke belotte dat op dien weg nimmer tol zou worden geheven. Op grond vau die be lofte heeft het polderbestuur van Biervliet gedurende 13 jaren tot bet onderhoud van dien weg bijgedragen; vóór eeuigen tijd echter, heeft het gemeentebestuur van Biervliet aanvraag gedaan om op dien weg een tol te plaatsen, de concessie daarvoor verkregen en nu heft men sedert 1 Januari ook werkelijk tol op dien weg. Sommige polders hebben tegen die handeling geprotes teerd en tot dat einde gerequestreerd. Hij vraagt thans aan gedeputeerde staten of hun de redenen bekend wa ren, waaiora die concessie is verleend, in strijd met de verbintenis bij den aanleg van den weg aangegaan. De heer van der Bilt voldoet gaarne aan het verzoek om inlichtingen. De bezwaren zijn ook gedeputeerde staten bekend. Er bestaat over die zaak eene quaestio tusschen het polder- en het gemeentebestuur waarover eene correspondentie is geopend, die echter nog tot geene beslissing heeft geleid. De heer Hammacher bedankt voor de ontvangen inlich ting. Hij heeft echter nog een bezwaar. Er bestaat tusschen het 4e en 5« district een weg die in zeer slechten staat verkeert, dat voor de communicatie zeer nadeelig is, daarbij de eenige verbinding tusschen die beide dis tricten is. Men is op het punt geweest om eene beslissing te verkrijgen over de rechterlijke indeeling. In dat ge val zou te Axel eene rechtbank zijn gevestigd en dus groote behoefte hebben bestaan aan een goeden weg. Hij zou gaarne van gedepntee/de staten vernemen, hoe de stand dier zaak is en dringt in het algemeen belang bij dat college aan om zooveel mogelijk voor een goeden weg zorg te willen dragen. De heer Yerhagen heeft een speciale vraag naar aan leiding der medcdeeling van een lid van gedeputeerde staten. Hij meent te hebben vernomen dat gelden door de staten als renteloos voorschot zijn verleend onder uitdrukkelijke verbintenis dat geen tol zon worden ge heven. Nu is een koninklijk besluit genomen waarbij de tolheffing is toegestaan. Hij vraagt of gedeputeerde staten op het verzoek der gemeente Biervliet niet zijn gehoord en zoo ja, of zij dan hebben kunnen advi- 8eeren dat daarop goedgunstig zou worden beschikt? De heer van Citters doet opmerken dat in deze zaak een geschil bestaat tusschen het polderbestuur en de gemeente Bie.vliet over het al of niet bestaan eener verbintenis dat geen tolgeld zou gegeven wprden. Het gemeentebestuur verklaart dat er geen akte bestaat waaruit van de bedoelde verbintenis zou blijken en zich ook niet te kunnen herinneren, dat een zoodanige verbintenis is gesloten. Er was dus voor gedeputeerde staten geen reden om in afwijzen den zin te adviseeren, daar het een quaestie is tusschen de polders en de ge meente Biervliet tot welker beslissing geen stukken 7ijn te vinden, dan alleen een in deze niet afdoend'proces verbaal. De heer Hammacher repliceert dat hij in gemoede kan verklaren, in April jl. op eene poldervergadering de stukken te hebben gezien, waarbij die verbintenis is gesloten, en hij vermeent, doch dit weet hij niet zeker, dat het gemeentebestuur van Biervliet op dezelfde voorwaarden op zich heeft genomen den weg te leggen. Hij vermoedt dat daaromtrent wel stukken aanwezig zullen zijn in het provinciaal archief en anders ziet lrij zich genoopt te onderstellen dat de zaak niet voldoende behartigd is. De heer van Citters merkt hierop aan, dat het zeer wenschelijk zou zijn indien de stukken door den heer Hammacher bedoeld, aan gedeputeerde staten werden overgelegd. Het stuitte gpnoemd college tegen de borst, dat een onrecht tegen polders zou zijn gepleegd en het heeft zich de zaak reeds zeer aangetrokken. De zaak is nog niet ontward en hij acht het daarom zeer wensche lijk te weten wie de heer Hammacher bedoelt met de heeren die dë bewuste stukken in handen hebben- De heer Hammacher verklaart dat hij den ontvanger griffier van den polder, waar die stukken aanwezig zijn, zal uitnoodigen ze aan gedeputeerde staten over te leggen. Art. 3. wordt daarna aangenomen. De straks door dea hoer van der Bilt aangegeven wijzigingen in hoofdstuk V worden goedgekeurd. Bij hoofdstuk VIII art. 9: kosten van instandhouding van den stoombmtdienst op de Wester-Schelde f 8000, spreekt de heer Verhagen nogmaals openlijk den wensch uit dat de stoombootdienst op de WcstersChelde zoo spoedig mogelijk in handen van particulieren moge overgaan De wenschelijkheid daarvan is reeds ten vorigen jare vrij algemeen betoogd en thans zou hij gaarne van gedeputeerde staten vernemen of daaromtrent ook pogingen zijn aangewend of aanbiedingen door particu lieren zijn gedaan. De heer van der Bilt antwoordt den heer Verhagen dat voor zoover hem bekend is, aan gedeputeerde staten geen enkele aanbieding is gedaan. De heer Mathou heeft in de zomervergadering van het vorige jaar aan gedeputeerde staten verzocht een onder zoek te willen instellen naar de kosten van een steigèr te Walsoorden. Het rapport door gedeputeerde daaromtrent uitgebracht, drukt de meening uit dat een steiger aldaar niet zon voldoen, omdat de Telegraaf niet geregeld zou kunnen aanleggen. Om die reden heeft hij in het voorstel van gedeputeerde staten berust, doch hij spreekt thans het beleefd verzoek uit, dat wanneer door het in de vaart brengen van eeu derde stoomboot, meer geregeld in den dienst kan worden voorzien, het gedeputeerd b estuur op nieuw een onderzoek zal instellen, op welke wijze de dien st voor het publiek beter kan worden geregeld, daar de uren thans zoo zijn gesteld dat vele daarvan geen gebruik kunnen maken. De heer de Jouge van Ellemeet ondersteunt het ge sprokene door het lid uit Goes omtrent het overdragen aan particulieren van den stoombootdienst op de Westerschelde. Namens gedeputeerde staten is aan dat lid geantwoord, dat zich nog niemand voor de onderne ming heeft opgedaan, maar hij vraagt of van dezijdevan het gedeputeerd college wel voortdurend pogingen zijn aangewend tot zoodanige overdracht, welke hij zeer wen schelijk blijft achten, vooral met het oog op den finan cieelen toestand der provincie. Hij wil erkennen dat de staat der onderneming gunstiger is geworden, waartoe waarschijnlijk veel door den nieuwen directeur wordt bijgedragen, maar hij meent toch te moeten wijzen op de eerste twee posten van uitgaaf op den staat betreffende de exploitatie gemeld, namelijk de bezoldiging van den directeur ad f 1200, en die van den werktuigkundige he iast met het toezicht op de machines en ketels ad ƒ400. En als hij dan ziet dat alleen voor de bezoldiging der beambten en equipage f 13,926 is uitgetrokken, dan ko men die cijfers hem zeer hoog voor. Vooral 'te tweede post vindt bij hem bestrijding; hij gelooft dat die een overblijfsel is van de vroegere administratie,en thans behoorde te vervallen. Toezieh t op de machines is, zijns inziens, niet zoo voortdurend noodig, en hij ziet in dezen post een sinecure, die voor bezuiniging vatbaar is en waarop hij ten sterkste aandringt. {Zie verder hel bijvoegsel.) Algemeen overzicht. De Spaansche quaestie alleen houdt de gemoederen op politiek gebied bezig, en de spanning over de ontwikkeling van den tegenwoordigen toestand doet zich overal gevoelen. Zeer uiteenloopend zijn de beschouwin gen der verschillende bladen in de verschillende landen, die natuurlijk hunne eigene inzichten geven, en wier raeeningen en conclusiën meestal als zeer subjectief te beschouwen zijn, daar ze veelal overeenkomen met eigen wenschcnof met den politieken toestand der verschillende rijken. Terwijl b. v. de Fransche bladen den staat van zaken schetsen alsof de oorlog zoo zou uitbreken, voeren de Italiaansche een zeer vredelievender] toon, en geven bijna allen de hoop te kennen dat de viede bewaard zal blijven. L'Opinione meent dat de agitatie in Frankrijk wel hevig is, doch dat, als de eerste opwelling voorbij zal zijn, het politiek beleid zijn invloed zal hernemen en de diplomatieke rede hare kracht. Europa begeert, volgens dat blad, oprecht en vurig den vrede, en de keus van een koning voor Spanje kan de vredelievende bedoelingen der kabinetten niet veranderen. De Spanjaarden, na zich tevergeefs tot andere candidateu te hebben ge .vend, hebben hunne pogingen om een vorst te vinden, die de kroon zou aannemen, moeten voortzetten. L'Opinionp gelooft niet, dat men de keus van den prins von Hohenzollern moet beschouwen als eene intrigue tegen Frankrijk, en dat land moet begrijpen dat de internationale betrekkingen in 't vervolg niet meer afhangen van de grillen der vorsten of van hunne familiebetrekkingen, maar van de gelijkheid der belan-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 2