doet hem besluiten,onder verdere aanbeveling-in dezelf-
de welwillendheid, de benoeming aan te nemen.
Nadat de voorzitter het stembureau heeft bedankt, J
wordt in behandeling gebracht het voorstel van gedepu- j
teerde staten tot opneming van den Oranjepolder
(Biervliet) voor het zuidelijk gedeelte in het waterschap
de Sluis aan de Wielingen, en het daaromtrent uitge
bracht algemeen verslag der afdeelingen (zie het verslag
der vorige zitting).
Zonder discussie wordt dit voorstel met algemeene I
stemmen aangenomen.
De voorzitter deelt voorts mede dat nog is ingekomen
het verslag der afdeelingen omtrent het voorstel van een j
nieuw ontwerp voor bepalingen op het berijden der wegen
bij dooiweder. j
Uit dit verslag, uitgebracht door den heer Wagtho, j
blijkt dat in éene afdeeling de wenscheljjkheid werd
erkend om voor de bepaling in 1» a in plaats te stellen: I
„voertuigen uitsluitend gebezigd tot vervoer van per-
sonen", waardoor de bestaande voertuigen op vaste assen i
tot dat doel gebezigd, kunnen blijven bestaan, en die op i
veeren tot het vervoer van goederen, hier en daar reeds i
in gebruik, zijn uitgesloten. Enkele leden wenschten j
tevens het gewicht der gezamenlijke bagage tot 200 J
kilogram voor ieder voertuig beperkt te zien. Sommige j
leden achten het wenschelijk in U d het cijfer der kilo-
grammen te brengen met dat van la h en dit alzoo te
verminderen tot op 250 kilogrammen, wat ook geldt voor
de lettersg,k en l. Dezelfde afdeeling wenscht de i
boete in artikel 4 te verhoogen van f 5 tot f 10.
In een andere afdeeling wenscht een lid aan art. 3,
la d toegevoegd te zien achter „400 kilogram" de woor-
den: „of een vat meekrap", terwijl al de leden dier afdee- I
ling zich vereenigden met een voorstel om bij de letters i
n en o achter de woorden „negen" en „twaalf personen" I
te lezen: „behalve een voerman en een conducteur."
In een derde afdeeling had men wel bezwaar tegen
enkele bepalingen Sub art. B, doch hechtte daaraan zijne j
goedkeuring, omdat men dit besluit slechts als een over- J
gangsmaatregel beschouwde.
De voorzitter deelt mededat tengevolge van deinde af- i
deelingen gemaakte opmerkingen doorgedeputeerdestaten
de volgende wijzigingen in liet ontwerp worden voorge-
steld: art 3. lit n te lezen: „voertuigen uitsluitend gebezigd i
tot het vervoer van personen en met niet meer goederen-
vracht beladen den 200 kilogram"in litterae l n en o
achter 9 en 12 personen te voegen: „behalve den conduc
teur en voerman" de woorden „en een voerman te doen
vervallen.
Overeenkomstig het voorstel van den voorzitter wordt
besloten dit verslag ter griffie te deponeeren ter inzage
van de leden.
Nog is ingekomen het verslag betreffende het rapport
der commissie uit de staten van Zeeland, belast met het
onderzoek van stukken betreffende de grensscheiding
tusschen Noord-Brabant en Zeeland.
Uit dit verslag, door den beer Wagtho uitgebracht,
blijkt dat men zich in de afdeelingen algemeen met de
voorgestelde conclusie der commissie uit de staten ver-
eenigd heeft, waarop het verslag terstond aan de orde j
wordt gesteld en zonder discussie of hoofdelijke stem-
ming wordt aangenomen. Die conclusie strekt om aan
den minister van binnenlandsche zaken het volgende te
kennen te geven:
a dat, ofschoon de grensscheiding tusschen de pro
vinciën Zeeland en Noord-Brabant wel als geregeld kan
worden beschouwd, het echter, op grond der moeilijk
heden welke zich voortdurend opdoen en die hoofdza
kelijk grond vinden in de verandering van toestand
door nieuw ingedijkte polders, wenschelijk schijnt, ten- j
einde nieuwe moeilijkheden voor 't vervolg te voorko
men, dat gemelde grensscheiding door de wet nader
worde vastgesteld
b dat voor dit geval de van de zijde van Noord-Brabant
voorgestelde grensscheiding door het raidden van het
oude vaarwater van Antwerpen naar Tholen geheel on
aannemelijk is, op grond 1° dat die na korten tijd ia het
geheel niet meer te herkennen zal zijn door de aanslib
bingen die de afdamming der Ooster-Schelde veroorzaakt,
en 2° omdat zij het grondgebied van Zeeland zonder
noodzaak aanmerkelijk zou inkrimpen;
c dat het voorstel van den hoofdinspecteur van den
waterstaat, om redenen in zijn rapport aangegeven, het
meest aannemelijk schijnt, met dien verstande dat de
lijn, zooals die in potlood op de kaart is aangewezen,
niet worde getrokken van den Deurloopolder naar den
polder Hinkelenoord, maar van de kruin van den dijk
van den Deurloopolder, waar die ten noorden in de i
Eendracht aan den Schakerloopolder aansluit, naar
hét punt waar de Seheldedam den buitendijk van j
den Caterspolder snijdt, op grond: 1". dat bij even- i
tueele indijking tegen den Seheldedam, de nieüwe pol- i
der niet door de grens zal worden doorsneden 2° dat
dan de Broodelooze schor (abusief op de kaart deBoere-
schor genaamd) vroeger een polder van het eiland Tho
len, als vanouds in zijn geheel tot het groudgebied van
Zeeland blijft behooren, en 3° dat het ook hier onbillijk
zou zijn het grondgebied van Zeeland meer in te krim
pen als hoogst noodzakelijk is.
Achtereenvolgens worden nu aan de orde gesteld de
verschillende ingekomen adressen en voorstellen van
gedeputeerde staten, waaromtrent in de vorige zitting
verslag is uitgebracht
I. Van het bestuur der Spoorbootmaatschappij te
Middelburg om voortdurende subsidie (zie het verslag der
vorige zitting).
De heer Verhagen verklaart dat hij zich met het voor
stel van gedeputeerde staten kan vereenigen, met het
oog op het verzoek der adressanten en den wensch naar
eene aanlegplaats aan het Katsche veer, en in verband
met de mededeeling doorliet gedeputeerd college inden
aanvang der zitting gedaan- Die mededeeling had hij
echter gaarue naar de afdeelingen verzonden gezien,
niet zoozeer om daardoor nu reeds tot een besluit te ko
men, als wel om daardoor eene discussie uit te lokken
over de al of niet wenschelijkheid eener aanlegplaats aan
het Katsche veer. Hij heeft behoefte tegen en kele gronden
op te komen die gedeputeerde staten weerhouden hebben
het verzoek in te willigen en die hem niet voldaan, maar
wel verrast hebbben. Men heeft namelijk gewezen
op de mogelijkheid van het verkrijgen eener halte
op den spoorweg, waardoor men meende dat de be
hoefte aan een aanlegplaats zou vervallen. Volgens
zijne meening echter kan alleen een embarcadère aan
het Katsche veer in de behoefte voor de geregelde
communicatie voorzien. Hij acht zich verplicht dit punt
aan te roeren, daar hij anders den schijn op zich zou
laden alsof hij de behoefte, die hij vroeger erkende,
thans uit het oog verloor. Hij zal niet wijzen op het
groote personenvervoer tusschen Schouwen en Beve
land, maar, afgescheiden van den spoorweg, acht hij een
embarcadère van het hoogste belang voor de communica
tie. Tusschen Rotterdam en Goes wordt de communica
tie althans bij gemis eener embarcadère met een uur
vertraagd. Hij heeft niet het doel met het aange
voerde thans een besluit uit te lokken, maar wanneer
hij slechts zooveel invloed mocht kunnen «uitoefenen,
dat deze zaak steeds bij gedeputeerde staten onder de
aandacht bleef, zou hij tevreden zijn.
Ook acht spreker zich verplicht er op te wijzen dat de
som voor het maken van een aanlegplaats door den amb
tenaar die mot de begrooting was belast, veel te hoog
was gesteld. Dit geschiedt meer wanneer de ontwerpers
geen lust hebben in de uitvoering van eenig werk, en
bedoelde ambtenaar heeft hem zelf verklaard dat hij de
begrooting zóo heeft gemaakt dat hij wel verzekerd kon
zijn dat men hem met de uitvoering niet zou belasten.
De hoofdingenieur heeft van die begrooting dan ook
maar eens eventjes f 4000 afgetrokken spreker; betreurt
het dat zulke middelen bij een opgedragen onderzoek
worden aangewend om de vergadering af te schrikken
van de uitvoering.
De heer Can verklaart, zonder in bijzonderheden te
willen treden, dat hij zich met het gevoelen van het lid
uit Zuid-Beveland kan vereenigen. Hij acht het niet
bewezen dat, al wordt een halte aan het kanaal van
Zuid-Beveland gemaakt, de behoefte aan een steiger aan
het Katsche veer zou zijn verminderd, ja hij is overtuigd
dat de aanleg daarvan niet afhankelijk moet zijn van de
vestiging eener halte.
De voorzitter deelt mede, dat hij verzuimd heeft ter
kennis te brengen dat door gedeputeerde staten nader
wordt voorgesteld hun voorstel aan te vullen, zoodanig
dat de subsidie zal worden verleend onder voorbehoud
dat zij, behalve de reeds gestelde voorwaarden, nog
zoodanige zullen kunnen maken als zij, naar aanleiding
van het algemeen verslag der afdeelingen, zullen meenen
te moeten opleggen.
De heer van Citters vraagt aan den voorzitter of men
zich bij de discussie alleen zal bepalen tot de subsidie,
of tevens zal spreken over den steiger te Kortgene.
De voorzitter antwoordt dat hij de leden niet zal be
letten om beide punten ter sprake te brengen, doch het
punt in behandeling betreft alleen de subsidie aan de
Spoorbootmaatschappij.
De heer van Citters heeft slechts opheldering gevraagd
of men al dan niet over den steiger zal spreken. Het
toestaan der subsidie heeft geen bezwaar in de afdeelin
gen gevonden, doch ook in de afdeeling waartoe hij be
hoorde is de aanleg van een embarcadère te Cortgene
ooit terloops behandeld. Hij heeft daar gezegd dat gede
puteerde staten niet ongenegen waren om tegemoet te
komen aan de bezwaren van Schouwen, maar hij heeft ook
gewezen op de gevolgen die de aanleg van eene halte
aan het kanaal kan hebben. Hij achtte het wenschelijk
af tc wachten welke resultaten van de te nemen proeven
het gevolg zullen wezen, en vooreerst den aanleg van een
steiger tc laten rusten. Door de zaak nu niet te behan
delen, wil hij die daarom niet uit het oog verloren zien,
maar gedeputeerde staten achten eene beslissing thans
prematuur.
Wat het gesprokene door den heer Verhagen over een
niet zuivere begrooting betreft, en waarover dat lid zich
in vrij sterke bewoordingen heeft uitgelaten, hij laat dat
geheel ter verantwoording van dat lid. Maar gedurende
de 20 jaren die hij (spreker) zitting heett in het college
van gedeputeerde staten, heeft hij wel ondervonden dat
de waterstaat wel eens te vrijgevig is, maar nooit heeft
hij den minsten schijn bespeurd dat door dezen opzettelijk
is gehandeld zooals straks is beweerd.
De beraadslaging vervolgens gesloten zijnde, wordt
het voorstel van gedeputeerde staten in stemming ge
bracht en met algemeene stemmen aangenomen
II. Van de Middelburgsche maaatsehappij van stoom
vaart en van Verwey c°. te Rotterdam, om verminde
ring der heffing van rechten voor het gebruik dei-
provinciale steigers.
Het voorstel van gedeputeerde staten strekt om op beide
verzoeken afwijzend te beschikken, vooreerst omdat
sedert het in werking treden van het tegenwoordig tarief
slechts drie jaren zijn verloopen; ten anderen omdat
over het algemeen uit de opbrengst der steigerrechten,,
de uitgaven voor aanleg, uitbreiding en onderhoud der
provinciale steigers nog niet zijn bestredenen buitendien
aan de aanlegplaats te Zijpe binnenkort buitengewone
werken moeten uitgevoerd worden, waarvan de kosten
vermoedelijk /"800 a f 900 zullen bedragen.
De voorzitter deelt mede dat bet verslag der afdeelin
gen omtrent dit adres en voorstel is ingekomen, hetwelk
door den heer Vader wordt uitgebracht en waaruit blijkt
dat in eene afdeeling de groote meerderheid geene aan
leiding heeft gevonden om het verzoek der betrokken
stoombootmaatschappijen in te willigen en zich ver-
eenigde met het vooistel van gedeputeerde staten tot
een afwijzende beschikking; terwijl een andere afdee
ling in gelijken zin besloot.
In de overige afdeeling was een lid geneigd om het
verzoek in te willigen, daar hij meent dat dit aanleiding
zal geven tot toeneming van het personenverkeer, zoo
dat de provincie tegen cenige geldelijke opoffering zijns
inziens niet moet opzien. Een ander lid kon niet toe
geven dat voldoende blijkt dat het tarief nog niet meer
zou kunnen worden verminderd. De overige leden ver
eenigen zich met het afwijzend voorstel.
Op voorstel van den voorzitter wordt dit onderwerp
dadelijk in behandeling gebracht.
De heer Verhagen doet opmerken dat hij de eenige
schijnt tc zijn, die behoefte gevoelt om over dit onder
werp het woord te voeren. Hij is het in het verslag be
doelde lid der afdeelingen die zich niet met de voorstellen
van gedeputeerde staten heeft kunnen vereenigen. Hij
betreurt zeer, dat ook wederom in dit stuk ten aanzien
van den steiger een beginsel doorschemert, dat ook
meermalen ten aanzien van andere zaken zoo sterk op
den voorgrond trad, namelijk het verkrijgen van winst.
Men heeft, berekend dat de steiger geen winst afwerpt,
maar dat er zelfs kosten opzijn. Bracht de steiger winst
op, dan zouden de tarieven verminderd moeten worden.
Toen er vroeger sprake is geweest van eene vermindering
der tarieven, zeide men: „De ondernemers hebben de
voordeelen, de provincie brengt de offers"; maar wij zien
thans dat de tarieven door de tegenwoordige directie der
maatschappij zoo laag zijn gesteld, dat men die wel niet
meer van inhaligheid zal beschuldigen. Toen vóór drie
jaar gelijke adressen zijn ingediend, zijn de tarieven ver
minderd, maar als nu blijkt dat nog 35 "/o van de passa-
giersgelden voor het gebruik van steigers moeten wor
den betaald dan is dat nog al bezwarend. Hij had dus
gaarne gezien dat ook in dit opzicht gedeputeerde staten
zich bereid hadden betoond om met den geest des tijds
mede te gaan, door de communicatie zoo gemakkelijk
mogelijk te maken en alle bezwaren op te heffen; iets
waaraan het beginsel van winst moest worden ten offer
gebracht.
ïn stemming gebracht, wordt het voorstel van gedepu
teerden staten aangenomen met 28 tegen 5 stemmen.
Tegen stemden de heeren Verhagen, Hammacher, Snouck
Hurgronje, Ilombach en Mathon; afwezig waren de hee
ren Blaaubeen. Hennequin, H. J. vanDeinse,Lambrecht-
sen en de Sraidt.
{Wordt vervolgd.)
SNELPERSDRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAM*.