MIDDEL BURGSCHE
COURANT.
N° 160.
Vrijdag
1870.
8 Juli.
Middelburg 1 Juli.
DE NIEUWE POSTWET.
Toen de tweede kamer het wetsontwerp tot herziening
van onderscheidene bepalingen, houdende regeling van
het briefport en van de aangelegenheden der brieven-
posterij, met groote meerderheid van stemmen aannam,
toonde zij daarmede het gevoelen van de regeering te
deelen, op grond waarvan deze dat wetsontwerp heeft
aangeboden, n. 1. „dat in eenen tijd, die zich, ter bevor
dering van nijverheid en beschaving, zoo bij uitnemend
heid kenmerkt door het verbeteren van bestaande en het
openen van nieuwe geraeenschapswegen, de postadmi
nistratie niet achterwege mag blijven in het vervullen
der behoeften, tot haren werkkring behoorende, die zich
in verband daarmede openbaren."
Geen wonder dan ook, dat, waar de regeering zich zoo
levendig bewust was van de eischen des tijds, als zij
bleek te zijn bij de aanbieding van het eerste ontwerp
en bezield was met den wil om aan de wenschen van het
algemeen te voldoen, de volksvertegenwoordiging die
wetsvoordracht met genoegen ontving, zooals de com
missie van rapporteurs in het voorloopig verslag ver
klaarde, er bijvoegende „dat de meeste leden, die aan het
onderzoek deelnamen, door deze voordracht aangenaam
waren verrast en eene verbetering toejuichten, waarop
in het algemeen belang ter bevordering van het onder
ling verkeer sedert lang is aangedrongen."
Zoo ooit dan is het bij de behandeling van deze wet
gebleken, dat het de regeering ernst was met het voor
nemen „om aan de wenschen van het algemeen te vol
doen", want zij heeft tengevolge der opmerkingen van
de commissie van rapporteurs in het eerste ontwerp niet
alleen belangrijke wijzigingen gebracht, maar ook bij de
behandeling van dat gewijzigd ontwerp zich met de
meest ingrijpende veranderingen en voorstellen ver-
eenigd en daardoor getoond gaarne ieder goed voorstel
in het algemeen belang te willen aannemen al is het
niet van haar uitgegaan.
De wijzigingen die door deze wet, bij aanneming door
de eerste kamer, waaraan trouwens niet te twijfelen valt,
in ons postwezen zullen worden gebracht, zijn niet
minder belangrijk dan het gemak en de diensten, zoowel
als het voordeel die zij aan het algemeen zullen aan
bieden.
Het eerste ontwerp, ingekomen bij koninklijke bood
schap van den llc" Februari 1870, heeft tengevolge van
het onderzoek in de afdeelingen belangrijke wijzigingen
ondergaan,doch is in hoofdzaak behouden bij het gewijzigd
ontwerp dat bij de memorie van beantwoording is aan
geboden.
Het uniformport,reeds zoo langen algemeen gewenscht,
zal de eerste vrucht van de voorgestelde wet zij n. Alle brie
ven die hetzelfde gewicht hebben zullen over de geheele
uitgestrektheid van het rijk aan hetzelfde port onderwor
pen zijn. Hoeveel gemak en voordeel daaraan verbonden
isbehoeftgeen betoog. Het is voldoende bekend, tot wat
dwaze en onaangename gevallen de berekening van het
port volgens den afstand aanleiding gaf, vooral ten plat
ten lande, waar het meermalen 5 cents per brief verschil
gaf of men dien over het een dan wel over het ander
naburig hoofdkantoor ontvangt. Maar niet alleen het
publiek, ook de ambtenaren der posterijen zullen het
gemak van deze bepaling ondervinden, daar de afstands-
wijzer niet meer zal behoeven te worden geraadpleegd.
De gedwongen frankeering, in andere landen reeds
lang ingevoerd, staat in nauw verband met het stelsel
van uniformport en de vermindering der tarieven. Door
ditlaatste toch kan men met recht eene vermeerdering van
het aantal brieven tegemoet zien, waardoor voor de
ambtenaren der posterijen veel meer werk zou ontstaan
en zelfs de behoefte zou geboren kunnen worden aan
meer personeel. Devoordeelen die het meerder aantal brie
ven zouden opleveren, en die reeds aanmerkelijk min
der worden door het lage port, zouden dan geheel geneu
traliseerd worden,indien het aantal ambtenaren belangrijk
moest worden vermeerderd of hunne salarissen worden ver
hoogd. De gedwongen frankeoring vereenvoudigt de ad
ministratie en vermindert het werk zoozeer, dat de minister
durft voorspellen dat er, niettegenstaande het vermeer
derd aantal brieven, geen uitbreiding van personeel der
ambtenaren zal noodig zijn. Het is echter verre dat
de gedwongen frankeering een maatregel zou zijn alléén
in het belang van den staat of der administratiedeze
maatregel isook wel degelijk in het belang van het publiek,
want daardoor kan een veel vlugger bezorging der brie
ven plaats hebben, terwijl men'meer gewaarborgd is niet
overstelpt te worden met ongefrankeerde brieven van
zeer weinig belang. Daarenboven staat tegenover den
dwang om te frankeeren ook het voordeel van het zooveel
lager port. Het spreekt van zelf dat men wel ongefran
keerde brieven kan verzenden en dat die ook bezorgd
worden, doch om de frankeering te bevorderen worden
de ongefrankeerde brieven met vijf cent boven het ge
wone port belast, en nu zal men toch in een beschaafd en
verlicht land niet mogen onderstellen, dat men elkan
der ongefrankeerde brieven zal toezenden om zelf geen
port te betalen, vooral niet als de administratie behoorlijk
zorgt voor de bezorging der gefrankeerde brieven. Na
hetgeen daarover bij de behandeling van het ontwerp in
de tweede kamer is gezegd mag men de hoop koesteren,
dat voor de goede bezorging van gefrankeerde brieven
en stukken door de administratie de noodige maatregelen
zullen worden genomen, daar het niet geloochend kan
worden, dat vooral ten platten lande daarvoor niet altijd
met de gewenschte zorg wordt gewaakt. Vooral ook
verneemt men tegenwoordig klachten over de minder
goede bezorging van gedrukte stukken en kaartjes die
gefrankeerd zijn, en het zou te betreuren wezen, indien
door gebreken in de administratie der posterijen zelf de
goede bedoelingen van deze wet geen vruchten zouden
dragen voor het publiek, dat anders zeker ze dankbaar
zal ontvangen.
De wet van 5 Juli 1855 heeft reeds eene belangrijke
wijziging gebracht in de tarieven voor het briefport bij
de wet van 12 April 1850 vastgesteld, daar in eerstge
noemde wet het port berekend werd naar den afstand
van meer of minder dan 30 mijlen, terwijl de wet van
1850 drie maatstaven aannam van 30 mijlen, van 30 tot
100 mijlen en boven de 100 mijlen. Het nu voorgestelde
wetsontwerp heeft alle afstandsberekeningen uitgesloten
en alleen den geheelen omvang van het rijk tot maatstaf
genomen. Hoe belangrijk de vermindering van het tarief
voor briefport is kan het duidelijkst blijken als men het
tarief van 1855 naast het nu voorgestelde stelt.
Voor brieven die verder dan 30 mijlen verzonden wor
den is het port volgens de wet van 1855
beneden 15 grammen 10 cent.
boven 15 tot en met 50 20
50 100 30
100 250 40
250 500 50
500 750 60
750 1000 70
Het thans voorgestelde tarief is voor alle brieven hoe
groot de afstand ook zij
beneden 15 grammen 5 cent
boven 15 tot en met 50 10
50 100 15
100 150 20
150 200 25
200 300 30
300 400 35
400 500 40
500 750 45
Het port van brieven van beneden de 15 tot 150 gram
men is tot dehelft verminderd, terwijl de opklimming veel
regelmatiger isen minder bezwarend, daar niet zoo groote
sprongen gemaakt worden als bij het tarief van 1855.
Belangrijk zijn de wijzigingen die in de tarieven voor
dag- of weekbladen zijn gebracht. De wet van 1850, die
bepaalde .dat het port voor dagbladen, couranten of
nieuwspapieren, ééns of meermalen in de week uitko
mende éen cent bedraagt, hoe groot ook de oppervlakte
zij, is vrijgeviger dan het voorstel van den minister was,
die in zijn eerste ontwerp het port bepaald had op éen
cent voor dagbladen of nieuwspapieren van veertig
grammen of daar benedenvoor iedere twintig gram
men of gedeelten daarvan zou éen cent meer worden
gevorderd.
Deze bepaling, die men zoozeer tegen het belang van
de algemeene beschaving en ontwikkeling achtte, daar
zij het verzenden van couranten en nieuwspapieren be
zwaarlijker zou maken en daardoor veel van de gelukkige
werking, der zegelwet zou belemmeren, is bij het onder
zoek in de afdeelingen zoo hevig bestreden, dat de
minister meende eene wijziging te moeten aanbrengen
en in zijn gewijzigd ontwerp het port voorgesteld had op
éen cent voor vijftig grammen of daar beneden, en éen
cent meer voor iedere vijf en twintig grammen of
gedeelten daarvan, onder opmerking dat „nog een stap
verder te doen en het maximum gewicht hooger dan 50
grammen te stellen, of, gelijk andere leden zouden ver
langen, voor dagbladen beneden het gewicht van 20 gram
men een port van .j- cent te doen heffen, daartoe de
regeering, die op dit punt haar laatste woord heeftgezegd,
in geen geval zal kunnen medewerken."
De tweede kamer echter, levendig doordrongen van
de wenschelijkheid om de vruchten der pers gemakkelijk
voor ieder verkrijgbaar te stellen en vooral de dag- en
weekbladen, nam met groote meerderheid van stemmen
twee amendementen aan. die de periodieke pers van de
boeien bevrijdden waarmedeuzij bedreigd werd.Een amen
dement'van den heer Lenting, met 45 tegen 24 stemmen
aangenomen, bepaalt dat „wanneer het gewicht van
dag- of en weekbladen vijf en twintig grammen ot minder
is, bedraagt het port een halve cent". Hierdoor worden
vooral de bladen gebaat die beneden de vijf en twintig
grammen gewicht hebben, maar een niet minder groot
voordeel is voor de groote bladen in 't verschiet door de
nieuwe redactie van het artikel 17, tengevolge der over
name door den minister van een onder amendement van
den heer Lenting, waardoor de bepaling omtrent het
gewicht van vijftig grammen is vervallen, zoodat een
blad van welke grootte ook, met of zonder bijvoegsel, niet
meer dan éen cent zal behoeven te betalen.
Reeds bij zijn eerste wetsvoorstel durfde de minister
eene vermeerdering van 25 percent van het aantal brie
ven voorspellen en een aanzienlijke verhooging van
de opbrengst der porten van drukwerken. Het is onze
stellige overtuiging dat de opbrengst de raming van den
minister zal overtreffen, vooral na de wijzigiogen èn
door de regeering èn door de kamer in het ontwerp aan
gebracht.
Het port voor andere gedrukte stukken, bij de wet van
1850 bepaald op 2. cent voor ieder geheel vel, éen cent
voor ieder half vel en éen halve cent voor ieder kwart
vel, werd in zijn eerste ontwerp door den minister
voorgesteld op twee cent voor elke veertig gram
men of gedeelte van veertig grammen, doch later
gewijzigd in éen cent voor elke twintig grammen of
gedeelte van twintig grammen, waardoor vooral bij de
berekening van gedeelten een groot voordeel ontstaat.
De wet van 1850 bepaalde voor het verzenden van
monsters of stalen van koopwaren een port van een derde
van hetgeen daarvoor als gewoon briefport verschuldigd
zou zijn. Het tegenwoordige wetsontwerp neemt een
port van 3 cent voor elke 40 grammen voor dergelijke
verzendingen aan, bij vooruitbetaling te voldoen.
Belangrijk is ook de vermindering van het tarief voor
aangeteekende brieven met aangegeven geldswaarde.
Daarvoor moest volgens de wet van 1850 worden betaald
IJ- cent voor elke tien gulden aangegeven waarde en in
geen geval voor een afzonderlijken brief minder dan 50
cent, terwijl thans is voorgesteld dat het opklimmend
recht voor aangegeven geldswaarde zal bedragen v ij f cent
voor elke vijftig gulden van de aangegeven waardeen
in geen geval minder dan twintig cent voor een afzon
derlijken brief. Bedraagtalzoo het recht onderdo tegen
woordige wet voor een aangeteekenden brief met aange
geven geldswaarde ad /"1000 f 1.50, volgens het voorge
stelde ontwerp zal daarvoor slecht f 1 verschuldigd zijn>
en dus eene vermindering in het recht van