MIDDELBURGSCHE COURANT. Maandag 1870. 4 Juli. S°- 156. Middelburg 2 Juli. De tweede kamer heeft heden al de aan de orde zijnde wetsontwerpen aangenomen en zich vereenigd met de conclusiën omtrent de verschillende rapporten. Bij de behandeling van het koloniaal verslag heeft de minister verklaard dat het hem onbekend was dat door den gouverneur-generaal een krediet zou zijn geopend om de Indische spoorwegmaatschappij te hulp te komen. Nadat de huishoudelijke begrooting in comité was be handeld, is de kamer op reces uiteengegaan. In het nommer dezer courant van jl. Donderdag deel den wij een voorstel van gedeputeerde staten van Zee land aan de provinciale staten mede, om aan de gemeente Yerseke een renteloos voorschot te verleenen van f 8500, ter bestrijding der kosten van den aanleg eener nieuwe haven. Sedert jde indiening van dat voorstel hebben gedepu teerde staten bericht ontvangen, dat de gemeenteraad van Yerseke, in kennis gesteld met een door den hoofd ingenieur van den waterstaat gemaakte opmerking, dat de leidammen tot beveiliging der vaartuigen 50 centi meter hooger behoorden te zijn, aan die opmerking ge volg verlangt te geven, doch uithoofde der daartoe ver- eischte meerdere kosten alsnu een voorschot van 9000 wenscht te ontvangen. In hunne vergadering van giste ren hebben gedeputeerde staten besloten, om in het belang der zaak aan de provinciale staten nader voor to stellen, een renteloos voorschot van ten hoogste f 9000 te verleenen. Aan het voorstel van gedeputeerde staten dezer pro vincie, aan de provinciale staten gedrukt toegezonden, van een nieuw ontwerp voor bepalingen op het berijden der kunstwegen bij invallend dooiweder, ontleenen wij het volgende. In afwachting van de nadere voorstellen van gede puteerde staten omtrent de reeds vroeger overgelegde ontwerpen voor reglementen op het vervoer van vrach ten over en tot instandhouding van de kunstwegen werden den 4^ November jl. door de provinciale staten bepalingen vastgesteld omtrent het berijden der wegen bij dooiweder. De koning heeft bij besluit, van 16 Decem ber jl. de beslissing daarop verdaagd tot na den afloop der aanstaande zomervergadering. Onder toezending van dit besluit heeft de minister van binnenlandsche zaken zijne bedenkingen tegen de voorschreven bepa lingen medegedeeld. Naar aanleiding eener mededeeliug van gedeputeerde staten van Limburg, dat de regeering het noodig achtte algomeene beginselen te stellen waaraan provinciale verordeningen omtrent het vervoer van vrachten zouden te toetsen zijn ter voorkoming van strijd met het laatste lid van art. 131 der grondwet, wordt omtrent be doelde reglementen door het gedeputeerd college nog eene briefwisseling gevoerd, teneinde de ziens wijze der regeoring op dat stuk te vernemen, zoodat het vooralsnog niet raadzaam acht dat onderwerp op nieuw bij de provinciale staten in beraadslaging te bren gen. De noodzakelijkheid blijft alzoo voortduren,om ten aanzien der wegen niet in onderhoud bij het rijk voor- lóopig te voorzien in het gemis der bepaling van art. 6 der wet van 29 Floréal, jaar 10, welke wet met 1 Januari jl door de wet van 6 April 1869, Staatsblad n°. 39, is inge trokken. Gedeputeerde staten stellen daarom voor, aan de bedenkingen van den minister tegen het besluit der staten van 4 November jl. tegemoet te komen, en ter ver vanging daarvan het volgende besluit te nemen. 1. Het, met voertuigen, berijden der kunstwegen in deze provincie, ter openbaren dienst bestemd, en in onderhoud bij de provincie, gemeenten, waterschappen of bijzondere lichamen en personen, is, bij invallend dooiweder verboden. Dit verbod geldt telkens en in elke gemeente, zoodra dit, na invallend dooiweder, is aange kondigd, door den betrokken burgemeester, op last van gedeputeerde staten. ITet treedt iederen keer buiten werking, op het tijdstip, door gedeputeerde staten te bepalen en door deu betrokken burgemeester bekend te maken. 2. Dit verbod is niet van toepassing: a, op spoorwe gen b. op wegen die, op verzoek van de onderhoudplich- tigen, door gedeputeerde staten, voor zoover bet provin ciaal belang dit toelaat, worden uitgezonderd. 3. Het is mede niet van toepassing op: a. voertuigen op veren of riemen hangende, zoo geladene als ledige; b. brievenpostkarren c. voertuigen, tot den dienst der artil lerie behoorende, en voorzien zijnde van de vastgestelde plaat; d. voertuigen, met twee wielen en velgen van 5 tot beneden 6 centimeters, beladen met eene vracht van ten hoogste 400 kilogrammen; e. voertuigen, met twee wielen en velgen van 6 tot beneden 9 centimeters, bela den met eene vracht van ten hoogste 500 kilogrammen voertuigen, met. twee wielen en velgen van 9 tot beneden 12 centimeters, beladen jnet eene vracht van ten hoogste 600 kilogrammen g. voertuigen met twee wielen en velgen van 12 centimeters oi daarboven, bela den met eene vracht van ten hoogste 700 kilogrammen l. voertuigen, met vier wielen en velgen van 5 tot beneden 6 centimeters, bespannen met niet meer dan twee paarden, en beladen met eene vracht van ten hoog ste 500 kilogrammen; i. voertuigen, met vier wielen en velgen van 6 tot beneden 9 centimeters, bespannen met niet meer dan twee paarden, en beladen met eene vracht van ten hoogste 650 kilogrammenL voertuigen, met vier wielen en velgen van 9 tot beneden 12 centimeters, bespannen met niet meer dan twee paarden, en beladen met '.ene vracht van ten hoogste 850 kilogrammen; voertuigen, met vier wielen en velgen van 12 centi meters en daarboven, bespannen met twee of drie paar den, en beladen met eene vracht van ten hoogste 1000 kilogrammenm. voertuigen, met vier wielen en velgen van 22 centimeters of daarboven, en een ongelijk spoor, ofschoon bespannen met verscheidene paarden, mits met geene meerdere vracht dan van 1600 kilogrammen beladen; n. diligences met wielbanden van ten minste 7 centimeters, ingericht voor niet meer dan negen per sonen en een voerman, mits met geenc meerdere vracht dan van 200 kilogrammen beladen, de passagiers niet mede gerekendo. diligences met wielbanden van 12 centimeters of daarboven, ingericht voor twaalf perso nen en een voerman, mits met geene meerdere vracht dan van 300 kilogrammen beladen, de passagiers niet medegerekend. De geldspeciën van 's rijks schatkist, of van handel drijvende personen, zullen echter binnen de diligences mogen worden geladen; doch in geen geval zal er boven de voor- cn achterwielen eenige last of zwaarte mogen gelegd worden. 4. Overtredingen van het verbod worden gestraft met eene boete van f 1 tot f 10, onverminderd de verplichting der overtreders tot vergoeding der aan de wegen toe gebrachte schade. Het voorstel van gedeputeerde staten betreffende de uitgifte van een afzonderlijk verslag van het verhandelde in de vergaderingen strekt tot het sluiten eener over eenkomst met de uitgevers der Middelburgsche courant, waarbij deze zich verbinden, tot het opmaken der ver slagen van de gewone en buitengewone vergaderingen der provinciale staten, tegen eene vergoeding van hoog stens f 1200 's jaars, te rekenen van den 1"> Januari 11. en verder onder zoodanige bepalingen als door gedepu teerde staten zullen worden noodig geacht. Genoemde uitgevers hadden zich, op daartoe strek kende uitnoodiging, bereid verklaard om reeds van het verhandelde in de najaarsvergadering cn de jongste buitengewone vergadering, verslagen te doen opmaken bij wijze van proefneming, welke verslagen kunnen ge acht worden aan de behoefte te voldoen. In verband met dezen maatregel wordt voorgesteld om den inhoud der notulen zoo ver in te krimpen, dat niet meer worde vermeld wat door de leden is gesproken dan voor zoo ver zij het woord voeren tot het doen eener mededeeling, eener kennisgeving of van een voorstel, en om de notulen derhalve zoo in te richten dat zij slechts bevatten wat uitdrukkelijk is opgenoemd in art. 12 van het reglement van orde. Het Noorden bevat heden een artikel waarin het te kennen geeft hoe het zich in den laatsten tijd verplicht' heeft gezien de neiging tot stilstand te bestrijden, die bet ministerie al te duidelijk aan den dag legde. Dat verschijnsel vond het vooral bedenkelijk, daar een te groot deel der liberale pers desniettemin bet ministerie bleef steunen. Voortduring van den toestand zou onge twijfeld op een nederlaag der liberale partij zijn uitge- loopen, daar de aanhangers bij de verkiezingen onbe- treurd zouden vallen. Het blad verheugt er zich echter over dat men dat gevaar begint in te zien en acht zich verplicht de kenteekenen daarvan bijeen te brengen. Vooreerst wijst het op de inzending bij den raad van state van een ontwerp tot uitbreiding van het kiesrecht, waarvan sommige bladen meenen te weten, dat bet nog al ver gaat. Voorts is de minister van justitie gereed met een ontwerp van wet tot afkoopbaarstelling der tienden, terwij), altijd volgens het Noorden, de ministe- rieele dagbladen een inkomstenbelasting beginnen voor te bereiden. Dit en wat de Nieuwe Rotterdamsche cou rant heeft gezegd omtrent het vooruitzicht dat de accijn- sen op vleescb, zont en zeep zullen verdwijnen, noemt het Noorden eenige symptomen van het ontwaken der oud-libercilen. Hoewel men moet erkennen, dat de regeering in den laatsten tijd met de door baar voorgestelde wetsontwer pen niet zeer gelukkig is, en tegen sommige ernstige bezwaren zijn in te brengen, kan men toch de werkzaam heid dezer regeering niet ontkennen zonder de vele wets voordrachten voorbij te zien, die reeds behandeld zijn of waarvan de behandeling wordt tegemoet gezien. *Uit Amsterdam schrijft men ons onder dagteekening van 30 Jtmi: „Ofschoon het publiek nog niet toegelaten wordt in het Rijksmuseum, is het mij toch gelukt een kijkje te nemen van de verzameling schilderijen, door den heer Dupper gelegateerd. Men heeft daarvoor een geheele zaal afgezonderd, en hoewel de ongeschiktheid van het Trippenhuis, bij de massa kunstproducten die daar ver zameld zijn, ook nu weder blijkt, moet men toch der directie, die zich belast heeft met het plaatsen der stuk ken, alle eer geven. De Dupper-zaal toch maakt een alleraangenaamst effect, en legt getuigenis af van den kunstzin des verzamelaars. Niet alleen dat de meeste eerste meesters onzer oude Ilollandsche school hier ver tegenwoordigd zijn, maar van velen behoort het werk zelfs onder het beste wat men zien kan. Vooral in het genre en het landschap zijn juweel en van het eerste water. „Waar men van het tableau de genre onzer oude mees ters spreekt denkt men zeker wel het eerst aan Jan Steen, I. van Ostade, ter Burg en Gerard Dou. Men vindt ze hier allen, maar hoe?Niémand zal mij tegenspreken, dat de kapitale Jan Steen, voorstellende een rijk gestoffeerde gelagkamer, een meesterstuk in zijn genre is. Welke rijke compositie, welke geestigheid in de voorstelling, welke uitvoerigheid tot in de minste onderdeelèn. Daar bij, welke verscheidenheid in de gelaatstrekken, en welk een rust in het geheel! O, voorzeker, zulk een Jan Steen bezat ons Rijksmuseum nog niet! Ook het tandentrek- kertje, een zeer klein stukje, is den schilder niet onwaar dig, maar vooral een tableautje, voorstellende een dikken dronken muzikant, die door een oude vrouw tot drinken wordt aangespoord, terwijl hem door een lichte deern het geld wordt afhandig gemaakt, is een echte en goede Jan Steen. „En nu I. van Ostade. Twee kleine schilderijtjes slechts, en twee onderwerpen, die men meermalen onder de ouden ziet. Het eene is een kwakzalver op de markt, het andere een bakker, die op den hoorn blaast. Dat laatste echter is een Ostade, zooals ik er nimmer een zag. Welk een kracht van koloriet, welk een breedheid van behan deling!

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 1