gen, voorzien van het jaartal 1867. Bedoelde muntspe ciën werden door hem in betaling gegeven als volgt: op 8 of 9 Januari jl. een gulden bij J. Borgstein, te Hulst; op 8 Januari een gulden bij de huisvrouw van L. J. Janssen aldaar; op 10 Januari een gulden bij P. Ver dunnen, te St.-Jansteen; op 10 of 11 Januari een tweefranlcstuk by H. J. Vlaminck, te Clinge'; op 14 Janu ari een tweetrankstuk bij de huisvrouw van C. Fassaert, te St.-Jansteen, en op denzelfden dag nog een tweefrank- stuk bij de weduwe C. de Kerf aldaar. Al deze personen bespeurden later dat de ontvangen geldstukken valsch waren en stelden deze ter beschikking van de justitie. De beschuldigde bekent dat hij de zes genoemde geldstukken iu het begin dezes jaars ten zijnen huize heeft vervaardigd, door middel vau looden vormen, en dat hij de randen der tweefrankstukken de guldens misten het randschriftmet een vijltje heeft nage maakt. Tot grondstoffen heeft hij gebezigd tin en uit compositie gevormde lepels. Een en ander liet hij smel ten, om daarna met dat gesmolten metaal gezegde munt speciën te fabriceeren welke hij erkent aaD bovenge noemde personen te hebben uitgegeven. Deze verschillende omstandigheden werden door de verklaringen der gehoorde getuigen bevestigd, terwijl uit de processtukken tevens bleek, dat de van valsch- heid verdachte muntstukken aan het muntcollege te Utrecht tot het doen van onderzoek zijn opgezonden, welk college heeft verklaard dat die stukken valsch en in nabootsing van echte muntspeciën vervaardigd zijn. Door den voorzitter gewezen op de zwaarte van zijn misdrijf, waartegen in alle landen zware straffen zijn be dreigd en hier te lande nog zoo heel lang niet geleden de doodstraf bedreigd was, verzocht de beschuldigde eeu genadige straf, zich beroepende op zijne bekrompen omstandigheden. Het openbaar ministerie heeft, bij mor.de van den ad vocaat-generaal, de schuldigverklaring van den beschul digde gerequireerd aan: 1» het namaken en in omloop brengen; van in Nederland gangbare en wettige zilveren munt, en 21» het namaken en in omloop brengen in Ne derland van vreemde munt, waartegen is voorzien bij de artt. 132,134 en 164 van het wetboek van strafrecht, en de artt. 1,2 en 5 der wet van 24 April 1836, Staatsbl. n°. 13; en zijne veroordeeling tot tuchthuisstraf van 5 jaren en vier geldboeten, elk van f 50, benevens in de kosten, en aanplakking van een gedrukt extract uit het uit te spreken veroordeelend arrest op de daartoe ge bruikelijke plaatsen te Middelburg, Hulst, St.-Jansteen en Clinge. De verdediger van den beschuldigde, mr. F. M. C. van Deinse, wees op het niet alledaagsche van de behandel de procedure, vestigde de aandacht er op dat „valsche munters" in den waren zin des woords, die op geheim zinnige wijze en op groote schaal muntspeciën na maakten met het doel om zich te verrijken, tot de geschiedenis behooren, en gaf als zijne meening te ken nen dat met hen ook de daartegen bedreigde zware 8 raffen hadden moeten verdwijnen, zijnde de bij de wet van 1836 gewijzigde straf nog veel te zwaar. Het thans bedreven misdrijf is gepleegd zonder larige voorberei ding en zonder gebruik van ingewikkelde werktuigen zoodat hij geen reden ziet om dit zwaarder te straffen dan gewone escroquerie of diefstal. Men moet in deze procedure verbaasd staan over de slimheid en vaardig- beid van den beschuldigde iu het namaken, maai aan den anderen kant niet minder over zijne domheid in het uitgeven van de geldstukken, daar bij voor een voordeel van slechts enkele zilverlingen zich aan zulk een zware straf blootstelt, terwijl hij die stukken heeft uitgegeven niet aan vreemden, maar aan bekenden in de onmiddellijke na bijheid zij ner woning. V oorts wa3 hij zelf zoo zeer overtuigd dat die stukken zeer slecht waren nagemaakt, dat hij ze niet bij dag, maar bij schemeravond heeft uitgegeven. Ieder was dan ook zeer spoedig van de valschheid over tuigd, en hierin lag voor pleiter cene reden om vrijspraak voor zijn cliënt te vragen. Deze namaak kan zijns in ziens juridisch geen imitation (nabootsing) genoemd worden, wegens het onvolmaakte en grove der stukken, en al moge het but criminel hier bestaan, niemand heeft zich ten aanzien der nabootsing kunnen vergissen. Hetzelfde wat nu is gebeurd had kunnen geschieden indien de beschuldigde bij schemeravond een pen ning of een rond stuk metaal had uitgegeven, hetgeen niet strafbaar is, maar omgekeerd zouden de nagemaakte stukken evenmin zijn aangenomen indien zij bij dag in betaling aangeboden waren, zooals spreker met verschillende opmerkingen omtrent den aarden de bestanddeelen nader aanwees. Overigens achtte pleiter in tegenstelling met het gevoelen van den advocaat generaal de verzachtende bepalingen van art. 9 der wet van Juni 1854 hier toe passelijk, en wees hij ah verzachtende omstandigheden achtereenvolgens op de gulle bekentenis en de armoede van den beschuldigde, die niet heeft willen stelen, maar zich tot dit misdrijf heeft laten verleiden teneinde in de meest dringende levensbehoeften te kunnen voorzien alsmede op het onbelangrijke nadeel, door het ge pleegde misdrijf veroorzaakt. Hij concludeerde mitsdien tot vrijspraak wegens den gebrekkigen vorm van het nagemaakte, doch voor het geval het hof zijne ziens wijze niet deelen mocht, drong hij aan op de toepassing van verzachtende omstandigheden en, bij het opleggen van straf, op verzoek van den beschuldigde, tot opleg ging eener cellulaire gevangenisstraf, bijaldien de duur der straf daartegen geen beletsel opleverde. net hof heeft den beschuldigde aan de hem ten laste gelegde feiten schuldig verklaard en hem, met aanne ming van verzachtende omstandigheden, veroordeeld tot eene correctioneele gevangenisstraf voor den tijd van twee jaren, benevens vier geldboeten elk van f 50 en in de kosten van het geding. Het openbaar ministerie is onmiddellijk van dit arrest in cassatie gekomen. Heden werden ter terechtzitting der arrondissements rechtbank te Goes veertien zaken opgeroepen betrekke lijk achterstallige bijdragen in de subsidiën ten be hoeve der calamiteuze polders door achterliggende verschuldigd. Zij werden bij gewone dagvaardingaange- bracht, en de vordering wordt door de respectieve ont vangers der subsidiën, daartoe door den commissaris des konings in deze provincie bepaaldelijk aangewezen, gericht tegen de ontvangers-griffiers der navolgende pol ders: 1°. de Breede Watering bewesten Yerseke, 2°. Nieuw beoosten Blij bezuiden, 3°. Goesche, 4". Nieuwe Karnemelk, 5°. Moerbeke (Zeeland,) 6°. Oud Beoosten Blij, 7°. Moerspui (Zeeland). 8°. Overslag, 9°. Oud Westen rijk, 10°. Rietwildelanden en Oude Karnemelk, 11°. Va- rempé, 12°. Nieuw Westdorpe of Nieuw Vogelschor 13". Zuiddorpe (Noorddeel) en 14*. Zuiddorpo (Zuiddeel.) Naar men verneemt, wordt voor dezelfde rechtbank nog een aantal dergelijke vorderingen tegemoet gezien- Gemengde berichten. De brand in Perahet best gebouwde deel van Constantinopel, is, volgens eene opgave van het politie- bestuur, eerst gestuit-' kunnen worden nadat 7000 huizen in de asch gelegd waren en een schade van zestig milli- oen gulden veroorzaakt was. Het aantal omgekomen menschen is nog niet bekend: reeds zijn 150 lijken ge vonden, en voortdurend worden er nog van onder de puinhoopen opgedolven. De Portugeesche'gezant te Parijs, deheerdcPaïva had dezer dagen een onaangename ontmoeting met eenige jongelui die door drank eenigszins opgewonden waren. Zij vielen den gezant namelijk aan, wierpen hem op den grond en hebben hem daarna duchtig afgerost? alleen, zooals zij zeiden, om zich wat te vermaken. In de dezer dagen te Parijs gehouden en door den Franschen minister van marine gepresideerde jaarlijk- sche vergadering der maatschappij tot redding van dren kelingen is o. a. 'een, door een onbekende nieuw inge stelde prijs, ten bedrage van 1200 fr., uitgereikt aaD de stuurlieden der vier Fransche reddingbooten, die zich gedurende het afgeloopen jaar het verdienstelijkst had den gemaakt. Het waren de booten van Greveldingen» Calais, Palavas (bij Montpellier) en Conquest (bij Brest). De stuurman der eerste is de wakkere Leprêtre, die reeds zoovele schipbreukelingen het leven heeft gered. Deze heeft bij de genoemde gelegenheid een opzettelijk voor hem geslagen gouden medaille ontvangen. „Stuurman Leprêtre," zeide de admiraal Rigault bij het overhandi gen der medaille, tot hem, „de staat heeft ten uwen aan zien de belooningen, waarover hij beschikken kon, uit geput; reeds schittert het kruis van het legioen van eer op uwe borst. De maatschappij biedt u heden insgelijks have hoogste belooning aan. Eene zaak is er echter, welke wij nimmer kunnen uitputten uw moed en uwe zelfopofferingDe premiën, aan de vier genoemde kapi teins of stuurlieden geschonken, werden hun in beurzen overhandigd, die met gouden sterren en ankers prijkten. Tlierinoineterslaiid. 9 Juni 'sav. 11 u. 51 gr. 10 'smorg. 7u.55gr.'smidd.lu.63gr.'sav. 6 u. 58 gr öuitcnlanö. Algemeen overzicht. De wet tot regeling van het strafrecht voor den T^oord- Duitschen bond is thans in den Pruisischen moniteur afgekondigd en zal den Januari van bet volgend jaar in werking komen. Deze wet strekt zich echter, gelijk men weet, slechts over enkele onderwerpen uit, en voor vele overtredingen, als die betrekkelijk de belastingen, de drukpers, de jacht en visscherij, de onwettige vereeni- gingen, blijven de wetten der verschillende landen voor alsnog van toepassing. In het Franseh wetgevend lichaam wordt thans elk oogenblik de indiening van het rapport betrekkelijk het budget tegemoet gezien. Intnsschen weet men dat in de commissie van onderzoek vooral de instelling van een ministerie voor letteren, wetenschappen en schoone kun sten sterke afkeuring heeft gevonden. Om de discussiën over het budget spoedig te doen afloopen wordt reeds nu langs verschillende wegen geïntrigeerd. Dat de minister Ollivier naar een oogenblik van rust verlangt, is zeker zoo geheel onbillijk niet, maar rust schijnt voor hem ner gens te vinden te zijn. Op dit oogenblik wordt bij weder gekweld door ergeoneenigheid, welke volgens la Presse, in de laatste dagen- tusschen hem en zijn ambtgenoot de Gramont ontstaan is. Waarin de oorzaak dezeroneenig- heid zou gelegen zijn, wordt ons nogtans door la Presse niet gemeld. Sedert eenige dagen liepen te Parijs weder zeer onrust barende berichten omtrent den gezondheidstoestand aan den keizer. Nadat zij op de beurs eenigen, hoewel zeer geringen, invloed hebben uitgeoefend, zijn zij gebleken ongegiond te zijn geweest. Het plotseling verschijnen van gewapende benden iu het noorden en zuiden van het pauselijk grondgebied heeft te Rome zeer veel onrust teweeggebracht. En daar zich gelijktijdig te Rieti vrijwilligerskorpsen trachten te vormen, is de pauselijke regeering er dadelijk op bedacht geweest om, in overleg met de Ftansciie mili taire autoriteit, maatregelen tot behoud der veiligheid te nemen. De samenstelling der benden te Rieti is echter door de Italiaansche regeering, die de hoofden gevangen genomen en beslag op het materieel gelegd heeft, ver hinderd. De vrees voor den een of anderen aanslag van de fenians wordt in Engeland met eiken dag grooter. De regeering heeft dan ook nieuwe voorzorgsmaatregelen genomen, o. a. te Devonport, waar sedert eenige dagen onderscheidene schepen voor de haven kruisen, hetgeen ook op andere punten van den Tamar het geval is. Voor al te Portsmouth is de bevolking door de maatregelen der regeering in angstige spanning gebracht. Te Clarence- port, en te Gosport worden de havens door gewapende stoomschepen bewaakt. Dit geschiedt ook te Chatham, waar de bemanning van al de ooilogschepcn verdubbeld is. Bovendien worden telkens nieuwe afdeelingen der Londensche politie naar verschillende steden in de provinc iën gezonden. Weonsdag zijn bij de behandeling van de begroointg van buitenlandsche zaken in den Italiaanschen senaat, door den heer Manciani aan de regeering eenige vragen gericht betrekkelijk het voortduren der Fransche inter ventie te Rome. De minister Menabrea heeft daarop geantwoord, dat de regeering daaromtrent van Frankrijk geenerlei mededeeling ontvangen had. Zij meende daar uit te moeten opmaken dat in de Fransche politiek te dien opzichte, na de vroeger geformuleerde verklaringen, geen wijziging is ontstaan. Van de zijde der Italiaansche regeering zijn ook geen nieuwe verklaringen uitgelokt, omdat het haar toeschijnt dat een afwachtende politiek door de omstandigheden en in het belang barer eigene waardigheid voorgeschreven wordt. De minister ver heugde er zich dan ook over dat het tegenwoordig Franseh ministerie dezelfde politiek volgt als het vorige. Een tafereeltje in de badkamer. Nu oom en neef (namelijk do czaar van Rusland en de koning van Pruisen) elkander te Ems bescheiden hebben, om de baden te gebruiken en eens vrij over hunne zaken te spreken, kan men zich zeer goed voorstel len dat zij uit hunne badkuipen zoo wat op de volgende wijze met el Kander hebben gesproken, nog spreken, of zullen spreken. De czaar. Oom Willem, gij hebt me willen zien; welnu daar ben ik. Hoe gaat het met mijn tante, mijn neven en achter neven, kortom met de ganscho familie? Wat u betreft, oom, gij ziet er goed uit en hebt een kleur als een kara- binier. Waarlijk, gij blinkt van onder uw helm zoo ver genoegd en welgedaan iemand tegen. De koning. Inderdaad, waarde neef, ik ben tegenwoordig heel wel, ik gebruik dan ook mijn vier maaltijden daags. Ge moet weten Alexander, voor een spoedige en zekere spijs ver-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 2