Ouders uit den „fatsoenlijken stand" te Vlissingen, wien
de middelen ontbreken en die toch voor hunne kinderen
behoefte hebben aan goed uitgebreid lager onderwijs,
zullen zeker het meest lijden onder maatregelen die dat
onderwijs minder deugdelijk maken. Maar ook al kunnen
verscheidene ouders, zij het ook met groote geldelijke
opofferingen, hunne kinderen naar Middelburg zenden,
denken de voorstellers dan, vraagt spreker, dat ieder
kant en klaar is met de hoogere burgerschool? Die in
richtingen zijn vooralsnog in den tijd van beproeving.
In de toekomst zal nog moeten worden uitgemaakt, of
zoo veler vrees niet maar al te gegrond is: dat de veel
heid der onderwezen wordende vakken schade doet aan
de grondige ontwikkeling der jongelieden. Hij meent er
op te moeten wijzen dat die scholen voor de opleiding
tot alle maatschappelijke betrekkingen nog geenszins
geëigend zijn, getuige het betrekkelijk gering getal
scholieren, zijnde volgens de laatste offieieele opgaven
over 1869/70over het geheele rijk niet meer dan 3210, ter-
wijlop verschillende plaatsen in de bevolking dier scholen
een teruggaande beweging merkbaar is. Een ouder die
op de hoogte der zaak is zal, indien hij zijn zoon wil
doen opleiden voor een der examens bij de marine, dien
niet bij voorkeur naar een hoogere burgerschool zenden;
en evenmin zal hij dit doen als de aanstaande maat
schappelijke betrekking grondige kennis van vreemde
talen vereischt. Spreker blijft het er voor houden, dat
goede scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs, de
zoogenaamde Fransche scholen, nog gansch niet hebben
uitgediend en bij name in de gemeente Vlissingen niet
gemist mogen worden.
Het tweede motief: de verwijzing naar de school van
den heer Rosmalen, is hem het vreemdst van allen voor
gekomen. Ruiterlijk, schoon met alle bescheidenheid,
wil hij ook hieromtrent voor zijn gevoelen uitkomen.
Uit het jaarverslag der plaatselijke schoolcommissie
blijkt dat de heer Rosmalen, ja, wel een bijzondere akte
heeft, maar alleen voor de gymnastiek. Het onderwijs in
de vreemde talen zal dus op die school uitsluitend moe
ten gegeven worden door den hulponderwijzer. Hij wil
aannemen dat deze bijzonderheid niet al de voorstellers
bekend was, want het valt hem moeilijk te begrijpen dat
eenigszins ontwikkelde mannen, die geen bijzonder doel
beoogen, vrede kunnen hebben met zoodanig ingerichte
«chool voor meer uitgebreid lager onderwijs, althans dit
aan hunne stadgenooten durven aanbevelen. Slaat hij
verder de wet tot regeling van het lager onderwijs op,
dan leidt de lezing van art. 16 hem tot een gewichtige
opmerking. Hij vraagt namelijk, of de voorstellers niet
zijn getreden buiten de wet als zij in hunne qualiteit
Yan leden van den gemeenteraad het voorstel doen, om
de bestaande inrichting van meer uitgebreid lager onder
wijs te verzwakken en, de behoefte der ingezetenen aan
goed onderwijs in vreemde talen erkennende, hen ver
wijzen naar een bijzondere daartoe slecht ingerichte
school niet alleen, maar naar een bijzonde;e school met
een bepaald kerkgeuootschappelijke tint. Immers is deze
school niet toegankelijk voor alle kinderen zonder onder
scheid van godsdienstige gezindte, zooals de wet dit wil,
en men mag dus als lid van den raad niet medewerken
om zulk onderwijs in de plaats te doen treden van het
openbaar onderwijs. Hij kan zich voorstellen dat de
groote voorstanders van het bijzonder onderwijs gaarne
de bepalingen der wet ignoreeren als zij kans zien dat
onderwijs te bevoordeelen ten koste van het openbare,
maar zij die met hem het heil des volks meenen te be
vorderen door een gemeenschappelijke opleiding der
kinderen van verschillende geloofsbelijdenis, zij dienen
wakker te blijven en allerminst zelf mede te werken aan
de afbreking van het openbaar onderwijs. Alleen om dit
motief moet het voorstel geacht worden niet aannemelijk
te zijn.
Aangaande het derde motief der voorstellers „dat de
school tegenwoordig nauwelijks 30 leerlingen telt",merkt
de heer Kleijnhens op, dat de school op dit oogenblik
32 leerlingen telt, waarvan 3 uitsluitend de avondschool
bezoeken; van de 29 dagscholieren ontvangen 19 onder
wijs in het Engelsch en Hoogduitsch, en 6 hunner in de
wiskunde. Hij erkent dat het getal niet groot is, doch
zijns inziens moet bij eene inrichting van meer uitge
breid onderwijs niet uitsluitend naar het getal leerlingen
gevraagd worden, maar moet gelet worden op het aantal
te onderwijzen vakken en de meer ol min doelmatige
indeeling der scholieren in klassen. Hij beroept zich op
de inrichting der hoogere burgerscholen. Leerlingen
waren er nog niet. Had men dan volgens het principe
der voorstellers moeten beginnen met alleen te benoe
men een directeur en hoogstens éen of twee leeraren,
om verder met den aanwas der school meer leeraars aan
te stellen? Neen, wanneer men eene inrichting van
meer uitgebreid onderwijs wil die goed is, dan zorge
men dat de bepaalde vakken naar eisch kunnen worden
onderwezen, zonder dat eenerzijds te veel wordt gevergd
van het onderwijzeud personeel, en zonder dat aan den
anderen kant de leeruren der leerlingen verbeuzeld
worden of ongebruikt voorbijgaan. Bovendien zou de
raad door aanneming van bet voorstel een schromelijke
inconsequentie begaan. Zeer kort geleden werd beslo
ten op de school vooi meer uitgebreid lager onderwijs
voor meisjes een tweede hulponderwijzeres aan te stel
len, en die school telde toch ook niet meer dan 40 leer
lingen. Dit geringe verschil van het aantal leerlingen
op heide scholen wordt rijkelijk opgewogen door de
meerdere behoefte voor jongens aan degelijk onderwijs,
om nog niet te spreken van het belangrijke vak der wis
kunde dat op de jongensschool meer wordt gedoceerd.
Voor jongens is toch eene goede opleiding meer dan ge-
wenscht: zij is een dringende behoefte, want voor hen
moet zij meer bepaald het middel worden om met goed
gevolg den kamp te aanvaarden teiueinde zich eene
positie in de maatschappij te verzekeren.
Spreker meent te hebben aangetoond dat de motieven
der voorstellers uitermate zwak,ja onhoudbaar zijn.
Maar hij heeft zich ook afgevraagdhoe komt dit voor
stel, dat door zeven raadsleden is onderteekend en bij
sommigen bijval vond, in de wereld? Zijn de aangegeven
motieven wel de ware en zijn er nog geen andere rede
nen in het spel? Hij meent het feit te kunnen constatee-
ren dat in den laatsten tijd verscheidene ouders, die tot
den meest ontwikkelden stand in de maatschappij be-
hooren, hunne kinderen van de besproken school hebben
afgenomen. Dit schijnt te wijzen op eene leemte in de
school, en hoewel noch schoolopziener, noch schoolcom
missie uitdrukkelijk daarvan melding maken, zal men
toch niet kunnen ontkennen dat het vertrouwen in de -
school bij velen schijnt geschokt. Het al of niet gegrondq
daarvan in het midden latende, vraagt hij of, in het on
gunstigste geval, aannemende dat werkelijk eene leemte
bestaat, dit den raad leiden moot om de school te ver
zwakken, om door het weigeren van het noodige onder
wijzend personeel nog minder goede uitkomsten te ver
krijgen? Hij houdt vol dat voor Vlissingen bepaalde
behoefte aan een goed ingerichte school voor meer uit
gebreid lager onderwijs bestaat, ja zelfs dat de meer ge
goede en meer ontwikkelde medeburgers daarop recht
hebben. Deze laatsten zijn het die den raad in staat
stellen tot een goede inrichting voor gewoon lager on
derwijs, tot de inrichting eener burger-avondschool,
waarvoor de schoolgelden op de meest vrijgevige wijze
zijn geregeld, alsmede tot zoovele andere uitgaven.
Hoogst onbillijk zou het dus zijn indien men voor de
mindere standen alles deed in zake van het onderwijs
en aan den meer gegoeden burgerstand, de kern onzer
maatschappij, op eigendunkelijke wijze onthield wat
noodig is tot ontwikkeling, tot opleiding der tot dien
staud behoorende kinderen. Overal in ons land is men
er op uit te zorgen ook voor het meer uitgebreid lager
en middelbaar onderwijs. Na eene vergelijking van Vlis
singen, eene gemeente van 11,000 inwoners, met andere
gemeenten, gelooft hij dat de gemeenteraad uiet zoo be
krompen zal kunnen wezen om de meergenoemde school
als het ware te dooden door de bezuiniging van een vijf
honderd gulden, eene bezuiniging die later nog menige
teleurstelling zal blijken op te leveren, want werd het
voorstel onverhoopt aangenomen, dan zal de belooning
van den eersten hulponderwijzer, wil men bij de ver
meerderde werkzaamheden zoodanig een hekomen, nood
zakelijk met f 100 moeten verhoogd worden. Tevens
J wijst hij op het verschil in het te betalen schoolgeld,
I hetwelk thans, zonder wiskunde, f 51 en met wiskunde
1 f 66 per jaar bedraagt, terwijl op de school voor meer
j uitgebreid lager onderwijs voor meisjes slechts f 30
j wordt gevorderd. Maakt men nu de jongensschool min
der bruikbaar dan zal men ook volgens alle regelen van
billijkheid het schoolgeld moeten verminderen, daargela
ten nog dat al meer en meer ouders zullen voorkomen
die vnn de school niet gediend willen zijn.
Bestaat er leemte, spreker wil dat men trachte die te
verbeteren, dat men het advies van den schoolopziener
en van de schoolcommissie volge en het voorstel verwer-
pe of, wat hij nog veel liever had, dat men het voorstel
intrekke. Hij vertrouwt dat, als een tweede hulponder
wijzer behouden bleef, eene verklaring van meer leden
met hem zeer nuttig zou zijn, dat zij hunne stem daar
voor hebben uitgebracht ia het vertrouwen dat de
schoolcommissie hare beste pogingen zal willen aanwen
den om de school aan de haar in billijkheid te stellen
eischen te doen beantwoorden, en dat de hoofdonder
wijzer door verdubbelden ijver zal mogen teweegbrengen
dat, zoo er al reden bestond om te twijfelen aan het
goede gehalte zijner school, die twijfel volkomen moet
verdwijnen. Toch stelt hij zich niet tevreden met de
verklaring der schoolcommissie iD de voorlaatste zinsnede
van haar advies, waar zij met eenigen ophef de verzeke
ring geeft dat bij behoud van twee hulponderwijzers de
leerlingen altijd op die hoogte kunnen worden gebracht
dat zij in de tweede klasse eener burgerschool worden
toegelaten. De leden der schoolcommissie mogen hem
zijne vrijmoedigheid ten goede houden als hij dit noemt
„een mager beestje", hetgeen hij, met opsomming van de
vakken in bet eerste jaar aan de hoogere burgerschool
onderwezen, nader uiteenzet. Hij eischt veeleer dat de
ouders hunne kinderen aan de school van den heer
Stuart veilig mogen toevertrouwen, om ze minstens op
te leiden dat zij kunnen voldoen aan de eischen van het
examen voor adelborst aan het koninklijk instituut
voor de marine, en dat er verder zoodanig goed ouder
wijs worde gegeven dat de van de school komende jonge
lieden voor wite geen wetenschappelijke carrière wordt
verlangd, toch zoodanig zijn onderwezen dat zij het
maatschappelijk leven met goed gevolg kunnen intreden
en daarin werkzaam worden als ^oed beschaafde en
bruikbare menschen.
Na eene korte resumtie der in zijne rede ontwikkelde
vier punten, eindigde de heer Kleijnhens met eene
opmerking en aanbeveling aan het dagelijksch bestuur.
Het artikel hulponderwijzers is tegeuwoordig zeer ge
zocht en schaars voorhanden. Zonder geldelijk voordeel
komen zij bij voorkeur niet naar het nog altijd afgelegen
Vlissingen. Verbetering der positie van de hulponder
wijzers aan de besproken school is dus wenachelijk.
Hij zal geen beroep doen op de schatkist der gemeente,
waarop zich thans een wethouder met zes raadsleden
zoo vastberaden hebben neergezet, maar hij wenscht in v
overweging te geven, om aan de hulponderwijzers boven
hun traktement vrije inwoning te verschaffen in het
huis van den hoofdonderwijzer, evenals dit plaats heelt
bij de meisjesschool. Hiertegen kan zijns inziens geen
bezwaar bestaan, daar het bedoelde huis wegens de over
vloedige ruimte in geen verhouding is met de behoefte
van den hoofdonderwijzer. Vervolg in een volgend nomner)
Gemeenteraad vau Zicrikzee.
In de zitting van jl. Zaterdag werd door den voorzitter
medegedeeld dat bij openbare aanbesteding van het
bouwen eener nieuwe tusschenschool aan den westelij
ken vlengel van de voormalige calicotsfabriek de laagste
inschrijver is geweest L. Geers, timmerman te Zierikzee,
voor de som van f 15.148. Hij stelt namens burgemeester
en wethouders voor dit werk aan genoemden laagsten
inschrijver te gunnen, waartoe na discussie wordt be
sloten.
Bij monde van den heer van Dongen wordt namens de
commissie ad hoe rapport uitgebracht op het voorstelder
plaatselijke schoolcommissie tot hetgeven van onderwijs
in nuttige vrouwelijke handwerken aan de jonge meisjes
op de openbare school voor minvermogenden en op de
openbare avondschool, houdende dat de commissie zich
in het algemeen met dit voorstel kan vereenigen, behou
dens enkele kleine wijzigingen.
De voorzitter doet voorlezen een adres van de direc
trices der brei- en naaischool naar aanleiding van boven
genoemd voorstel der plaatselijke schoolcommissie, waar
van zij de bedoeling in hoofdzaak toejuichen, doch erop
wijzen dat dit onderwijs zich slechts tot de eerste be
ginselen zal kunnen bepalen en het ouderwijs aan een
zoo groot aantal leerlingen door een zoo klein personeel
slechts oppervlakkig niet van belang ontbloot achtende,
het toch zeer te bejammeren zijn zon, als ter wille daar
van het werkelijk degelijke onderwijs op de thans be
staande school werd opgeheven.
De adressanten geven voorts hun afkeuring te kennen
over de wijze waarop door de leden der plaatselijke
schoolcommissie de bestaande school wordt veroordeeld
Zij beroepen zich daarentegen op de gunstige getuigenis
van vele deskundige huisvrouwen en verzoekenden
raad om bij het aannemen der voorgestelde regeling der
algemeene brei- en naaischool ook de oiule zoo nuttige
inrichting niet op te heffen, waartoe zij nog eenige
motieven bijbiengeu.
Dit adres wordt met het rapport der commissie op
voorstel van burgemeester en wethouders in handen der
plaatselijke schoolcommissie gesteld om daarover rapport
uit te brengen.
Wordt vastgesteld de aard en het bedrag van den borg
tocht van den gemeenteontvanger overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders.
Het voorstel van burgemeester en wethouders om aan
gedeputeerde staten voor te stellen, de jaarwedde van
den gemeenteontvanger met f 200 te verhoogen, wordt
verworpen met 6 stemmen tegen 4.
Een adres van den heer M. F. van den Thoorn om te
worden benoemd tot gemeenteontvanger wordt aange
houden tot de benoeming.
SNELPERsrmUKKEMJ VAN DE CEliROEDEHS AUHAHAMS.