MIDDELBURGSCHE COEUAM BIJVOEGSEL VAM UK van Donderdag 9 Juni 1870. No. 135. Gemeenteraad van Ylïssingen. Zitting van Vrijdag 3 Juni. Beslissing vacature hulponder wijzer school meer uitgebreid lager onderwijs jongens; her benoeming lid commissie middelbaar onderwijs; bedenkingen verorden'Dg marktwezen; aanbeveling benoeming huipon- wijzer school B; teruggaaf hoofdclijkcn omslag; verlof gemeente-secretaris; vrijstelling schoolgeld besluit gashou der gasfabriek: wijziging kohier hoofdelijken omslag; mededeelingen verzoek opneming kinderen in weeshuis. Voorzitter de heer Winkelman. Afwezig de heeren Mcstdagh en de Gelder, de laatste met kennisgeving. Na voorlezing en goedkeuring der notulen van het verhandelde in de zitting van April, is aan de orde de behandeling van een voorstel tot opheffing der betrek king van tweeden hulponderwijzer aan de school voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens. Dit gedrukte voorstel, door den secretaris voorgelezen, blijkt te zijn gedaan door zeven raadsleden, zijnde de heeren Hector, wethouder, Schraver, Oclters, van der Os, de Kruijff, van der Hijden en Laernoes, naar aanleiding van het den 13«" April jl. aan den eersten hulponder wijzer op genoemde school verleend eervol ontslag,' waardoor eeue vacature is ontstaan, tei wijl nog eeue vacature op die school bestaat van tweeden hulponder wijzer die in Maart jl. is ontslagen. De voorstellers willen laatstgenoemde vacature onvervuld laten en ten spoe digste alleen in die van eersten hulponderwijzer voor- zieu. Als redenen voor dit hun voorstel voeren zij aan dat de bedoelde school tegenwoordig nauwelijks 30 leer lingen telt; dat sedeft gernimen tijd daarop geen kost leerlingen meer worden aangenomen; dat de te Middel burg bestaaude hoogere burgerschool eene gelegenheid tot het ontvangen van onderwijs in vele vakken aanbiedt, waarvan in verband met de opleiding voor eenige maat schappelijke betrekking voor jongelieden uit den bemid delden stand gebruik wordt gemaakt; dat weldra de te Vlissingen gevestigde bijzondere school van den heer Kosraalen eene uitbreiding zal erlangen voor bet onder wijs ia de vreemde talen enz., en een en ander, gepaard met do afnemende bevolking van Vlissingen, niet doet verwachten dat het aantal leerlingen op de school van meer uitgebreid lager onderwijs zal aanwassen, al thans niet zoodanig, dat het onderwijzend personeel van ecu lioofd- en een hulponderwijzer niet voldoende zou wezen. Omtrent dit voorstel is de plaatselijke schoolcommissie gehoord, wier advies mede is gedrukt, en alsnu wordt voor gelezen. Gedrongen door haren eed om zich te beijveren den bloei van liet onderwijs te behartigen verklaart de commissie den in vele opzichten wauhopigen strijd tegen het genoemde voorstel, hetwelk door het groot aantal zijner voorstellers als het ware de gestalte van een besluit heeft aangenomen, aanvaard te hebben. Volgens hare zienswijze worden de drie voor het voorstel aangevoerde' redenen niet in opklimmende, maar in afdalende volg orde vermeld- Zij begint daarom met de laatste: „De bijzondere school van den heer Rosmalen zal eene uit breiding- erlangen voor bet onderwijs in de vreemde talen"; dus, zegt de schoolcommissie, metandere woorden het bijzonder onderwijs en ia ca.iu met een bepaald kerk- genootschappelijke tint, schijnt het richtsnoer van de voorstellers te wezen, waarnaar het openbaar onderwijs moet geregeld worden, of, nog erger, het gehalte van het openbaar onderwijs wordt verminderd in het voor uitzicht dat, volgens geruchten, op een bijzondere school van een bijzondere richting, ook gelegenheid zal gege ven worden tot het aanleeren van vakken die zij tot hiertoe niet kon onderwijzen. Of die gelegenheid aan de verwachting zal beantwoorden, of de daarmede te belas ten onderwijzer in staat is en geschiktheid heeft om deugdelijk onderwijs te geven, dit alles zal de toekomst moeten loeren. Tegenover die onzekerheid wil men de zekerheid stellen dat het openbaar onderwijs niet aan zijn doel kan beantwoorden Het tweede argument der voorstellers: „de te Middel burg bestaande hoogere burgerschool biedt gelegenheid aan om in vele vakken onderwijs te ontvangen", zal volgens de commissie door niemand worden tegenge sproken, maar dit bewijst naar haar inzien niets. Ware die reden zóo afdoende, dan behoorde de geheele school te worden opgeheven. Geen onderwijs, of goed onder wijs. De „bemiddelden" moeten dan maar hunne kinde ren ook in Middelburg op eene school van uitgebreid lager onderwijs onderricht doeu genietenDe min- en ouvermogcuden kunnen dat uiet, maar die hebben geen uitgebreid lager onderwijs noodig. Gebrek aan eene goede inrichting van onderwijs zal zoo spoedig mogelijk ieder, die niet gedwongen is Vlissingen te bewonen, naar elders doen heengaan. Voor de bemiddelden^is geen prikkel om te blijven! En toch moeten, volgens de schoolcommissie, vooral zij hierop bedacht zijn, die steeds gereed zijn tot het verleenen van subsidiën aan armen- bedeelingen zelfs bereid gevonden worden om meer dan bet noodzakelijke tot levensonderhoud te verschaffen. Zij misgunt het den armen niet, maar wijst op het stel selmatig doen opdrogen van de bronnen. Het eenige argument van beteekenis is, zegt de com missie, dit: „dat de school tegenwoordig nauwelijks 30 leerlingen telt en sedert gernimen tijd geen kostleeilin- gen daarop meer worden aangenomen In dit laatste ligt als het ware opgesloten clat men bereid zou zijn voor de kinderen van ouders buiten de gemeente meer te doen dan voor die der ingezetenen. Zal dat getal leer lingen toe- of'afnemen? De toekomst,doch de com missie wil niet spelen met de benauwde of grootsche toekomst van Vlissingen, die ook voor den gemeenteraad duister of helder zich voordoet, naar gelang een blauwe of een grauwe lucht \ereiseht wordt, om aan het tableau meer effect te geven. De vraag waarop alles aankomt is: zijn een hoofdonderwijzer eu ceu hulponderwijzer vol doende, om het getal van 30 leerlingen behoorlijk onder richt te geven? Die vraag beantwoordt zj volmondig ontkennend, op de volgende gronden. De school is ver deeld in drie klassen. De laagste klasse telt drie afdeelin- gen. Deze klassen en afdeelingen blijven bestaan ook met het tegenwoordig aantal leerlingen, want eene klasse van 10 leerlingen behoeft niet minder hulp dan eene met 12,13 of 14 leerlingen. De laagste klasse vereiseht onafgebroken een onderwijzer. Er blijft dus éen onder wijzer voor de twee boogste klassen. De helft van den tijd dus ontberen deze twee klassen een onderwijzer, aangenomen dat deze zich dien tijd geheel daaraan zal kunnen wijden. Met den meesten ijver en met den bes ten wil kunnen al de vakken waarin onderwijs moet gegeven worden, onmogelijk door écu persoon grondig onderwezen worden. De commissie heeft de verzekering dat, worden over eenkomstig de bestaande organisatie twee hulponder wijzers aangesteld, de leerlingen altijd op die hoogte zullen kunnen gebracht worden dat zij in cle tweede klasse eener hoogere burgerschool worden toegelaten, zooals steeds heeft plaats gehad, ja bij eenigen aanleg en leerzaamheid in de derde klasse, waai'van liet vorige jaar een voorbeeld heeft opgeleverd. Op grond van een en ander meent de commissie, ten slotte, genoegzaam te hebben aangetoond dat het inge komen voorstel niet alleen niet wenschelijk. is, maar vooralsnog prematuur, in strijd met de belangen dei- ingezetenen en der gemeente, en onaannemelijk met het oog op het te géven onderwijs, zoodat zij met vertrouwen de behandeling van dit, onderwerp in den gemeenteraad verklaart af te wachten. Evenzeer is gedrukt- en wordt voorgelezen een brief van clen schoolopziener in het le schooldistrict dezer provincie, die mede zijne zienswijze over het voorstel van zeven raadleden kenbaar maakt. Hij vindt het zeer natuurlijk dat men, liet getal leerlingen aan bedoelde school inAtanmerkiug nemende, de bedenking oppert, of een tweede hulponderwijzer niet zou kunnen gemist worden, temeer wanneer de financiën der gemeente de grootste spaarzaamheid noodzakelijk makeu doch er ziju zaken waarbij deze niet op den voorgrond moet staan, als namelijk gewichtige belangen daardoor zoudeu wor- deu benadeeld. En dit zou, naar zijn inzien, hier het geval zijn., Hij houdt zich overtuigd dat liet onderwijs door het, aannemen van het gedane voorstel gevoelig zou lijden, en meent dus een ernstig waarschuwende stem te mogen verheffen als hij ziet dat, ongetwijfeld met goede bedoelingen, een naar ziju oordeel verkeerde weg zou worden ingeslagen. De gronden, voor de voorgestelde wijziging aangevoerd zijn hem bij gemoedelijke overwe ging voorgekomen niet zóo zwaar te wegen, dat hij zijne goedkeuring daaraan kan geven. Wat betreft het punt „dat bedoelde school tegenwoor dig nauwelijks 30 leerlingeu telt," voreenigt hij zich met hot hieromtrent cloor de plaatselijke schoolcommissie aangevoerde. Alleen dan zou hij vrede kunnen hebben met het voorstel, indien het aantal vakken van onderwijs werd verminderd, doch dit zou hij ook ernstig afraden. Dat „sedert gernimen tijd geen kostleerlingen meer worden aangenomen", zal wel geen reden kunnen zijn om liet hulppersoneel te verzwakken, daar die kostleer lingen niet afzonderlijke klassen uitmaakten, maar slechts de bestaande klassen met enkele leerlingen vermeerder- derden. Dit punt is alzoo geen aanbeveling vau het voorstel. Overigens acht hij deze omstandigheid niet on gunstig, omdat de onderwijzers nu te meer werk kunnen makeu van de zonen der ingezetenen, voor wie toch de school is opgericht en in stand wordt gehouden. Het motief aangaande de hoogere burgerschool weder leg! de schoolopziener door erop te wijzen dat de hoogere burgerschool te Middelburg wel voor enkele ingezetenen van Vlissingen de gelegenheid aanbiedt om hunne kin deren aldaar verder onderwijs te doen genieten, maar ook deze kinderen toch wel eerst uitgebreid lager onder wijs tot zekere hoogte zullen dienen te ontvangen, alvorens op de hoogere burgerschool te worden toegela ten. liet meerendeel echter der kinderen van de ingeze tenen zul zich niet naar de hoogere burgerschool begeven, en voor dezen vooral acht hrj het bestaan van de school van den hoofdonderwijzer Stuart op den tegenwoordigon voet een dringende behoefte. Wat eindelijk het laatste argument betreft, „dat weldra de te Vlissingen gevestigde bijzondere school van den heer Rosmalen eene uitbreiding zal erlangen voor het onderwijs in de vreemde talen enz," hoe belangrijk die uitbreiding zeker zjj, voor zooveel hij weet bestaat zij nog niet, kan nog niet beoordeeld worden en dus be zwaarlijk de voorgestelde vermiadering van het hulp personeel rechtvaardigen. Op grond van een en ander ontraadt hij dus ernstig die vermindering. De voorzitter zegt dat bij, alsvorens dit onder werp in beraadslaging te brengen, zijn leedwezen moet betuigen over de indiening van dit voorstel door een groot aantal raaddeden. Niet dat bij de discussie wil smorenintegendeel, het doet hem genoegen dat hierdoor de zaak van het onderwijs in het openbaar zal worden besproken. Maar de vorm van het voorstel, de onderteekening van zoovele raadsleden, heeft den schiju alsof die leden de discussiën onmogelijk willen maken. Hij wil hooren ea wederhooren. Vooral grieft het hem dateea wethouder zichaanhet hoofd heeft gesteld, omdat hetdenschija lueftdatiu deu boezem van het dagelijksch bestuur oneenigheid heerseht. Hij geeft echter de verze kering dat o ver dit voorstel nog nooit in de vergadering van burgemeester eu wethouders gesproken is. Nadat (1e voorzitter vervolgens de beraadslaging beeft geopend, voert de heer Kieijnhens het woord, die aan vangt met te wijzen op het gewicht der aan de orde gestelde zaak en zijne verwachting uitspreekt dat ieder der raadsleden, daarvan doordrongen, vatbaar zal worden bevonden voor overtuiging door goede redenen die in den loop der discussie mochten bijgebracht worden. Ware bet anders, het zou dan een wanhopige strijd zijn, als waarvan de schoolcommissie in het begin van haar advies gewaagt. Maar hij kan niet aannemen dat zeven raadsleden ter vergadering zouden komen, om volgens voorafgaande afspraak zonder eenig voorbehoud bepaal delijk en onwrikbaar te stemmenen daardoor een dwang op hunne medeleden uit te oefenen die &ou leiden tot velerlei onderling mistrouwen voor het vervolg, en zeer zeker op de beraadslagingen onaangenaam wer ken zou. Veeleer gelooft hij dat men die heeren zou be- lcedigeu met de onderstelling dat zij het voorstel zouden geteekenci hebben zonder zich de vrijheid te hebben voorbehouden om liunue uit te brengen stem afhankelijk te doen zijn van de nog in den raad te voeren discussie. En daarom heeft hij met zeker genoegen het voorstel begroet. Hij acht het hoog noodig dat de school voor meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens te Vlissin gen, publiek worde besproken, dat de toestand daarvan zooveel doenlijk in het licht worde gesteld, en vooral dat uitgemaakt worde, of al dan niet in de gemeente Vlis singen behoefte aan een goed georganiseerde school van die soort bestaat. Na voorts te hebben opgewekt tot kalmte bij het on derzoek en de bespreking, en het intellectueel belang daarvan te hebben aangedrongen, toetst bij de motieven door de zeven raadsleden ter ondersteuning yan bun voorstel aangevoerd. Met de plaatselijke schoolcommissie is hij het eens, dat het motief: „De te Middelburg bestaaude hoogere burgerschool biedt de gelegenheid aan om in vele vak keu onderwijs te ontvangen", niets bewijst. Daarom kan men goed onderwijs in Vlissingen toch niet overbodig achten. Bovendien, ware dit motief deugdelijk, dan had men dit evenzeer vroeger, bij de regeling der school, kunnen bezigen. Hij acht het echter gelukkig dat de raad iu die dagen veeleer heeft begrepen, dat ook de meer ontwikkelde burgers recht hebben om voor hunne kinderen voldoend ouderwijs te verkrijgen in de plaats hunner woning. Maar er is meer, en hier vereenigt hij zich met den schoolopziener waar deze in zijn advies zegt, dat het meerendeel der kinderen van de ingezete nen zich niet naar de hoogere burgerschool zal begeven, betzij omdat zij voor hunne maatschappelijke betrekking zoodanig onderwijs niet behoeven, hetzij omdat hun de middelen ontbreken om daarvan gebruik te maken.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 1