men niet alleen vermindering van belasting'toestaat voor kinderen die de inkomsten inderdaad bezwaren, maar ook voor hen die door eigen, beneden het cijfer der be lastbaarheid vallende, inkomen, dat van het hoofd des huisgezins helpen schragen. Maar bovendien, het zijn niet overal kinderen die op het inkomen nadeeligen invloed uitoefenen, het zijn niet zelden behoeftige nabe staanden, een vader of moeder of broeders of zusters, tot wier onderhoud, zij het dan ook geen wettelijke, toeh een zedelijke plicht verbindt; voor dezen zou dus ook, wilde men billijk zijn, tegemoetkoming moeten worden ver leend, en is dan het door de ondergeteekenden voorge- steldeniet eenvoudiger en gemakkelijker in de uitvoering? Belast men de inkomsten van het huisgezin, dan wordt ieders inbreng getroffen, en bepaalt het aantal leden waaruit het huisgezin bestaat, de klasse en den daaraan geëvenredigden aanslag, dan worden zij, die met kinderen of behoeftige hnisgenooten zijn bezwaard, in de meest juiste evenredigheid geholpen zonder dat hun, die geene of slechts weinige kinderen bezitten, een onevenredige last wordt opgelegd. De bezwaren, door de commissie ingebracht tegen het bij de concept-verordeningen gevoegd tarief zijn, naar het oordeel der ondergeteekenden, gemakkelijk uit den weg te ruimen door aanneming van een lager middelcijfer voor iedere klassehet getal klassen zal daardoor ver meerderen, terwijl de nu reeds geringe progressie door die vermeerdering van klassen nog ongevoeliger zal worden gemaakt. Als tweede beginsel, welks al of niet aanneming elk nader onderzoek behoort vooraf te gaan, noemt de com missie de in de concept-verordeningen aangenomen „verplichte aangifte, met- bedreiging van straf zoo aan die aangifte niet voldaan wordt.'® Art. 1 juncto 3 der vigeerende verordening op de in vordering der inkomstenbelasting schrijft voor beant woording, onderteekening en bij niet-af haling, inlevering der onder anderen gestelde vraag: „Hoeveel bedraagt uw zuiver inkomen?" Wie met volle eerlijkheid aan de wet wil voldoen, tracht zonder achterhouden die vraag te beantwoorden en vindt hij in de verordening voldoende voorschriften op welke wijze de inkomsten, wier bedrag vooruit moeilijk te bepalen is, behooren te worden be groot, dan levert hij zijn antwoord in en wacht het oor deel der commissie met gerustheid af, bewust als hij zich is, aan zijne verplichtingen te hebbeu voldaan. Maar zijn nu alle belastingschuldigen van deze hunne ver plichting doordrongen? Zijn er nog niet velen helaas, die meenen dat ontduiking in zake van belastingen geen diefstal is? Die er geen bezwaar in zien dat anderen de lasten dragen, mits hun van de lusten, ook maar niet het kleinste aandeel zelfs, ontga? En zijn er zoo, zou dan de commissie bestendiging begeeren van art. 4 der vigee rende verordening, waarbij eenvoudig tot aanslag ambts halve wordt overgegaan zonder eenigerlei straf voor wie van de gelegenheid tot aangifte geen gebruik heeft ge maakt, dat is: voor wie nalatig is geweest in de voldoe ning van het stellige voorschrift der wet. Men zegt: „verscheidene ingezetenen wenschen de grootte van hun vermogen (inkomen) om verschillende redenen geheim te houdenzij voorzeker die, overtuigd dat hunne in komsten moeilijk door derden kunnen worden begroot, van die geheimhouding een lageren aanslag verwachten, met voorbehoud, zoo die hun tegenvalt, van hooger be roep. Maar kan een aanslag ambtshalve van wie zijne inkomsten geheim wil houden,'ooit rechtvaardig zijn? Is de aanslag te laag, dan worden de overige belastingschul digen benadeeld, is hij te hoog, dat wordt gedrukt wie men zoo gaarne wil tegemoetkomen in zijn bezwaar tegen publiciteit; in beide gevallen toch zwijgt die belasting schuldige, zoo werkelijk andere redenen voor zijn bezwa ren bestaan dan de hoop op een lageren aanslag; mag de wetgever daartoe medewerken Men zegt: „verplichte aangifte kan niet anders dan de belasting hatelijk maken." Maar wordt eene belasting dan niet hatelijker naarmate zij meer ruimte laat voor willekeur? Bij verplichte aan gifte zijn allen gelijk en hangt de aanslag niet af van taxatie, maar van de eigen,desnoods te bewijzen, verkla ring van den betrokkene zelf. Hebben niet vele ingeze tenen terstond van de gelegenheid tot eigen aangifte gebruik gemaakt, toen die hun bij de thans Vigeerende verordening werd aangeboden? En ligt daarin niet het bewijs dat juist de eigen aangifte in het oog van velen, zoo niet van de groote meerderheid, minder hatelijk dan de onvermijdelijk willekeurige taxatie door derden wordt geacht? Men zegt: „het beoogde doel, de ware kennis der fortuinen, zal toch niet worden bereikt." Zoo lang niet ieder eerlijk is zeker niet: maar zal met de thans vigeerende verordening dat doel worden verwe zenlijkt? En zonder dit doel,voor oogen, wat beteekent dan de inkomstenbelasting en hoe is hare rechtvaardige toepassing mogelijk De wet die straffeloos hare over treding gedoogt, bevordert de onzedelijkheid; men kieze en meent men nimmer het bewijs van te lage aangifte te zullen kunnen leveren, men schrijve dan in het geheel geene aangifte voor en onderwerpe de classificatie aan het bon plaisiraan de willekeur der overheid, maar bedenke men daarbij wel, dat door zoodanig stelsel de beginselen van het politieke leven in de hartader worden aangetast De ondergeteekenden vertrouwen dat de overweging van het aangevoerde uwe vergadering zal nopen toe te treden tot hetgeen zij werkelijk als van overwegend be lang in de door hen voorgestelde verordeningen blijven aanmerken; zij achten het evenwel noodig er u mede zoo mogelijk van te overtuigen dat, behalve door verplichte eigen aangifte, onder bedreiging van straf tegen de kwaadwilligen, de rechtvaardige werking der inkomsten belasting beter zal zijn verzekerd, indien zij wordt ge steund door twee middelen, namelijk, door voorlichting van een speciaal ambtenaar en door de meest volkomen publiciteit. Hoe geschiedt thans de opmaking van het kohier? De commissie met burgemeester en wethouders, allen raadsleden, het geheele jaar gebonden aan ambte lijke of particuliere beslommeringen, en daardoor slechts een klein deel van hun tijd kunnende toewijden aan een onderwerp van zoo grooten omvang en zulk een ingrij pende belangrijkheid, komen op een gegeven tijdstip bijeen; zij vergelijken den vorigen aanslag met de voor het aangevangen dienstjaar ingeleverde aangiften en bepalen zoo voor deze als voor de belastingschuldi gen, door wie geene eigen aangifte is geschied, de klassen waarin deze naar hunne kennis be hooren te worden geplaatst; naar hunne kennis, neen zeker niet; de verordening zelve ontneemt reeds der commissie, en te recht de voorlichting van familie leden, maar zal niet evenzeer de rentmeester ten opzichte zijner principalen, de notaris ten opzichte zijner cliënten, de bij eenig ander vak van belasting geplaatste ambte naar ten opzichte der hem daardoor bekende fortuinen het stilzwijgen bewaren, door kieschheid of plicht hem opgelegd? Het zeer onlangs in den gemeen teraad van Arnhem vo'orgevallene strekke hiervan ten bewijze. Neen, óf tot leden der commissie zullen steeds die raadsleden worden benoemd wier min dere bekendheid met de inkomsten der ingezetenen hen ongeschikt maakt voor hunne taak, óf de zoodanigen die genoegzaam op de hoogte kunnen worden geacht, doch wier invloed door persoonlijke of wettelijke oorzaken vernietigd wordt. De wet op het recht van overgang, zoo bij verkoop als bij overly den, kent een ambtenaar aan wien zij het toezicht op de aangiften der belasting schuldigen opdraagt; de wet op de personeele belasting wijst den controleur der directe belastingen tot hulp bij opneming, onderzoek en beoordeeling der ingevulde be schrijvingsbiljetten aan; evenzoo wenschen de onderge teekenden een ambtenaar te zien aangewezen wiens werkzaamheden hem ten allen tijde veroorloven de gegevens te verzamelen tot eene juiste beoordeeling der aangiften; vereischt; een ambtenaar, wiens roeping het zijn zal om, met terzijdestelling van alle persoonlijke consideration, overeenkomstig eed en plicht der commis sie al die inlichtingen te verschaffen, wier kennis of wier openbaring niet van eenig raadslid kan worden gevergd. Zoodoende zullen de aangiften der belastingschuldigen te beter tegen verkeerde beoordeeling gevrijwaard en de voorloopige vaststelling van het kohier door burgemees ter en wethouders op betere kennis der feiten dan tot düsverre gegrondvest zijn. Niet minder invloed, zoowel op de opbrengst der be lasting als op de juistheid der aangiften, verwachten de ondergeteekenden van zoo volkomen mogelijke openbaar making der kohieren. Is in de belasting op de inkomsten, waarvan het be drag te voren wordt vastgesteld, ieders aandeel grooter of kleiner, naarmate van het lager of hooger belastbaar inkomen der gezamenlijke belastingschuldigen, dan kan niet worden tegengesproken dat allen £r evenzeer belang bij hebben te weten of en hoeveel door ieder hunner mede-belastingschuldigen daarin wordt bijge dragen. De artt. 257 en 258 der gemeentewet schrijven dan ook voor het voor een ieder ter lezing leggen der kohieren ter griffie gedurende een bepaald minimum dagen, waarvan openbare kennisgeving geschieden moet. De billijke bedoeling van dit voorschrift wordt hier evenwel slechts ten deele bereikt; het kan uwe vergade ring toch niet onbekend zijn dat het dagblad door haar aangewezen ter openbaarmaking harer officieele beschei den, slechts sympathie vindt bij en gelezen wordt door zulk een beperkt deel der ingezetenen, dat openbaar heid moge worden bedoeld, maar zeker niet wordt be reikt. Plakborden vallen evenmin in den smaak onzer belastingschuldigen, en zoo is het hier niet vreemd dat menigeen zich feitelijk verstoken ziet van de gelegen heid tot hooger beroep tegen zijn aanslag. Is onbe kendheid met de terlezingligging der kohieren oorzaak dat slechts weinigén zich tot het verkrijgen van inzage aanmelden, tijdgebrek belet menigen belangstellende, het kohier verder dan zijn eigen aanslag na te gaan de ondergeteekenden verwachten van de uitreiking van een afdruk van het kohier aan eiken belastingschuldige de gewenschte opheffing dezer bezwaren niet alleen, maar ook opwekking van de thans nog te zeer sluime rende belangstelling in de voorrechten van ons consti- tutioneele leven, en wenschen daarom in de ruimste mate op de inkomstenbelasting het beginsel van onzen tijd te zien toegepastvolkomen publiciteit. In antwoord op de mee ning der financieele commissie en burgemeester en wethouders: dat de openbaarmaking van het kohier van den hoofdelijken omslag der gemeente Groningen, „nietofficieel plaats vindt, kunnen de ondergeteekenden op grond van deswege bekomen inlichtingen u mededee- len: dat wel degelijk de uitgaven voor rekening der ge meente ten behoeve van den gemeenteraad geschiedt, ter wijl aan de uitgevers van Heijningen Bosch c<>. ver gunning werd verleend de overdrukken voor hunne rekening aan particulieren te verkooopen. Ten aanzien der bezwaren tegen de artt. 5 en 3 door de commissie aangevoerd, nemen de ondergeteekenden de vrijheid aan te merken dat art. 5 in het oorspronke lijke concept werkelijk aanleiding tot de gemaakte bedenking gaf. De opmerking van een lid der commissie hieromtrent, vóór de indiening bij uwe vergadering ge raadpleegd, heeft den ondergeteekenden genoopt gemeld art. zoodanig te wijzigen dat zij zich genoodzaakt zien te verklaren dat zij de thans hierop gemaakte aanmer king niet begrijpen. Art. 3 meent de commissie dat alleen in het belang van den effectenhouder wordt voorgesteld. De ondergeteekenden verklaren: geen uitsluitend belang van dezen of genen, maar wel het belang van alle ingezetenen zich voor oogen te hebben gesteld. Niets is verder van hen verwijderd dan het denkbeeld van be voorrechting, doch evenals eigen bewoonde huizen, buitenplaatsen enz. geen eigenlijk inkomen afwerpen, maar wel degelijk vertegenwoordigen: zoo leveren ook sommige effecten, met bepaalde bedoelingen behouden, wel geen eigenlijke inkomstenop,doch vertegenwoordigen die evenzeerdaarom zien de ondergeteekenden, gelijk voor vaste goederen ook voor effecten, met zoo zeer af wisselende rente voor sommige soorten, geen betere regeling dan berekening tegen een zeker getal percenten der verkoopwaarde. Zij vermeenen dat de hooge rente van het eene de lage rente van het andere effect com penseert en verwachten van zoodanige berekening te minder onjuiste uitkomst naarmate de bezittingen uit meer verschillende waarden bestaan. De oudergeteekenden achten hiermede voldaan te hebben aan de taak die zij zich hebben opgelegdbe antwoording der bedenkingen, door uwe commissie en burgemeester en wethouders tegen de door hen inge diende concept-verordeningen ingebracht. Met vertrou wen zien zij de beoordeeling van hun werk aan uwe vergadering opgedragenalleen veroorloven zij zich ten slotte op te merken: dat indien uwe vergadering naar de meening der ondergeteekenden een zuiver oordeel vellen zal, door haar niet behoort te worden beslist over de vragen door de commissie voorgesteld, maar allereerst over het groote beginsel, als grondslag doör de onder geteekenden aangenomen: „Het getal leden en de inkom sten van het huisgezin zullen de maatstaf der belasting zijn." ■SXELPERSDRUKKERIJ VAX DE OEBROEDERS ABRAHAMS.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 6