OÜRANT. Vrijdag 3 Juni. S°- 131. Middelburg 2 Juni. De tweede kamer heeft heden het wetsontwerp hou dende bepalingen omtrent den accijns op den wijn met algemeene, dat tot onteigening voor den aanleg van een nieuw aanvoerkanaal ten behoeve der Amsterdamsche duin watermaatschappij met 44 tegen 11, en de overige aan de orde zijnde ontwerpen en conclusiën met alge meene stemmen aangenomen. Uit Breda schrijft men ons, 31 Mei „Het eindexamen der cadetten van het laatste studiejaar en het overgangsexamen van die van het tweede naar het derde of laatste studiejaar, is afgeloopen. De jonge lieden vertrekken morgen naar het kamp, met uitzonde ring der genisten, die voor een dag of drie op reis gaan tot het bezichtigen der Utrechtsche linie van defensie. Morgen beginnen de overgangsexamens van het laatste studiejaar en de admissie-eramens. Algemeen wordt ver zekerd dat de uitslag der nu afgeloopen examens onein dig bevredigender is dan het vorige jaar." Onderwijs. Op den 30« en 31 «Mei jl., werd het eindexamen bij de burger-avondschool alhier gehouden. Van de zeven can- didaten, die zich voor genoemd examen hadden aange meld, heeft éen zich vóór den aanvang teruggetrokken. De zes overigen, allen leerlingen der school alhier, zijn geslaagd, namelijk: A. J. Oalliber, K. R. Freeman, H.J. Heblij, J. M. Kuiler, F. Machenaud en J. P. Villée. Kerknieuws. Bij de Nederduitsche hervormde gemeente te Koude- kerke is tot predikant beroepen de heer W. Callcnbach, predikant bij die gemeente te Bergschenhoek. De heer M. Osti, predikant bij de Nederduitsche hervormde gemeente te Hattcm, heeft voor het beroep naar die gemeente te Vlissingen bedankt. Rechtzaken. Ter voorlaatste zitting der civiele kamer van de ar- rondissementsreebtbank alhier is in de procedure tus- schen "W. J. Lamb en den Engelschen vice-consul H. D. L. Ellinckhuysen uitspraak gedaan omtrent het ex- ceptief middel van laatstgenoemde, namelijk dat W. J. Lamb, als in Engeland failliet verklaard, hier niet in rechten kan optreden zonder bijstand van zijn curator, en beslist dat die exceptie behoort gevoegd te worden bij de hoofdzaak, terwijl voorts het door W. J Lamb verlangd verhoor van den vice-consul Ellinckhuysen in raadkamer bevolen werd tegen Maandag 27 Juni e. k. De rechtbank heeft daarbij echter vier vraagpunten, als niet ter zake dienende, doen vervallen en wel die omtrent de houding van den vice-consul tegenover mevrouw Lamb; omtrent diens weigering om het adres van een advocaat op te geven, alsmede omtrent de omstandigheid of hij zich van eene garantie zou hebben verzekerd tot kost en schadeloosbonding voor al de gevolgen zijner be moeiingen. Gisteren heeft het openbaar ministerie ter terechtzit ting van het gerechtshof in Noord-Holland in de proce dure tegen dr. Elders zijn requisitoir genomen, waarvan de toelichting vier uren heeft geduurd. Het strekt tot schuldigverklaring van dr. Elders aan het hem ten laste gelegde en zijne veroordeeling tot tuchthuisstraf voor een tijd van acht jaren. Gemengde berichten. Morgen (Vrijdag) avond te zeven uren zal, bij gun stig weder, op het Molenwater alhier door het muziek korps der schutterij eene muziekuitvoering plaats hebben. Te Bodegraven heeft eergisteren een felle brand gewoed, waardoor meer dan tweederden van dit schoone dorp in den asch gelegd zijn. Het gemeente-archief is, naar men meent, een prooi der vlammen geworden, ter wijl ook twee personen bij den brand omgekomen zij n De groothertog van Luxenburg heeft den kapitein- luitenant ter zee N. M. J. Kroeff, kommandant, den luite nant ter zee lc klasse A. J. Willekens en jonkheer P. J. Vegelin van Claerbergen, en den officier van ge zondheid 2e klasse W. LReeder, allen behoorende tot den état-major van het aan den Helder liggende stoom schip de Valk, benoemd den eersten tot kommandeur, den tweeden tot officier en de overigen tot ridder der orde van de Eikenkroon. Prins Alexander der Nederlan den heeft, namens genoemden groothertog, bij een eergisteren aan genoemd stoomschip gebracht bezoek, de versierselen dier orden uitgereikt. Voorts ontving de eerste machinist Prins een zilveren inktstander en de schipper een zilveren fluit met zilveren halsketting. Uit Zutferi meldt men dat in de vorige week, des namiddags tuscben 12 en 2 uren, in een der lokalen van ~dê burgerschool aldaar twee kogels geschoten zijn. Toe vallig bevond niemand zich in bedoeld lokaal. In Antwerpen is eergisteren een brand uitgebarsten in het petroleumraagazijn en de; distelleerdevij van de heeren Veribois cie, dezelfde inrichting waarin het vorige jaar een brand gewoed heeft. Bij het afzenden van het bericht woei een vrij sterke wind die den brand snellen voortgang deed maken. Men vreesde dan ook zeer voor de magazijnen, opgevuld met ontvlambare stoffen. Verkoopingen en aanbestedingen. neden avond zijn alhier te koop aangeboden 1". Een huis en erve iu de Seisstraat, wijk Q n«. 14; verkocht voor f 1275. 2°. Een dito in de Seisstraat, wijk Q n°. 13; verkocht voor f 500. 3°. Een dito op de Hoogstraat, wijk I n". 123; verkocht voor f 1901. 4°. Een dito op de Hoogstraat, wijk I n«. 133verkocht voor 1450. TliermometerstamL 1 Juni. 'sav. 11 u. 56 gr. 2 'stnorg.7u.58gr.'stnidi. 1 u.Gl gr.'sav. 6u. 60 gr. Staten-generaal. TWEEDE KAMER. Zitting van Woensdag 1 Juni. Aanneming der wet tot regeling der voorwaarden waarop aan calamiteuze polders uit 's rijles schatkist tegemoetkoming kan worden verleend. De heer Rombach acht dit wetsontwerp zeer aanne melijk; er wordt thans eene billijke regeling voorgesteld en verouderde Fransche verordeningen worden vervan gen door eene wettelijke regeling. Volgens spreker zijn de omliggende polders vel degelijk verplicht bij te dragen. Maar ook het rijk heeft belang bij de calamiteuze polders, en daarom is het billijk dat uit de schatkist subsidie wordt verleend. De heer Fokker had het voornemen niet bij de alge meene beraadslagingen te spreken, omdat hij het wets ontwerp in beginsel goedkeurt. Maar hij wil in de eerste plaats hulde brengen aan de commissie die op zulk eene uitnemende wijze deze zaak heeft ten einde gebracht. Hij betuigt ook zijn dank aan den minister van binnen- landsche zaken, dat hij het oorspronkelijk wetsontwerp heeft gewijzigd en nu alleen de hoofdbeginselen bij de wet heeft vastgesteld. Het grootste bezwaar van den spreker was dat te weinig bij het oorspronkelijk ont werp aan den provincialen wetgever werd overgelaten. Omtrent regeling bij de wet verklaart hij dat. de nood zakelijkheid daartoe reeds lang is uitgemaakt. De staat heeft belang bij do calamiteuze polders; jaarlijks wordt eene belangrijke som op de begrooting daarvoor uitge trokken, terwijl vroegere voorgestelde regelingen nim mer tot stand zijn kunnen komen. De heer Saaymans Vader bestrijdt de wetsvoordracht, op grond dat door de uitvoering een aantal polders in ongunstigen toestand zullen geraken. Door de voor gestelde bepalingen zullen de polders drie vijfden van de opbrengst der landerijen moeten missen. Wie zal zijn kapitaal wagen, vraagt hij, om in die streken grond te koopen. Hij meent dat het rijk, dat belang heeft bij deze zaak, ook de werken voor de oever verdediging moet maken en onderhouden. Hij tracht 1870. in bijzonderheden aan te toonen, dat het hoogst moei lijk is de aangrenzende polders met zekere opbrengst te belasten. Hij acht. ook de in te voeren besturen te kostbaar. De eenvoudige landlieden, waaruit grooten- deels de polderbesturen zullen bestaan, zijn niet genoeg op de hoogte om voor de werkelijke belangen van de oeververdediging te waken. Hij acht de voorgedragen regeling in strijd met het polder- en staatsbelang en ook in strijd met de grondwet, die klaarblijkelijk ook deze zaak aan het toezicht van 5srijks waterstaat heeft willen overlaten. Uit de redactie van de verschillende grond wetten sedert 1814, tracht hij aan te toonen dat wel degelijk de bedoeling is geweest, de werken voor de calamiteuze polders geheel voor rijks rekening te nemen- Hij acht het een zonderling verschijnsel, dat de regec- ring voor eene calamiteit op Vlieland op de spoedige tegemoetkoming vanwege het rijk heeft aangedrongen, en nu polders in Zeeland, die in denzelfden toestand verkeeren, met bovenmatige bijdragen in onderhouds kosten wil belasten. De minister van binnenlandsche zaken betuigt ook groote waarde aan het werk der staatscommissie te heb ben gehecht, en daarom ook haar voorstel in dit wets ontwerp te hebben nedergelegd. De mededeeling van den heer Vader acht hij over dreven. De algemeene toestand moet op den voorgrond geplaatst worden. Strijd met de grondwet bestaat er in geen en deele. De heer Vader repliceert dat er polders geweest zijn die zich aan den last van subsidie hebben onttrokken, en dus eene regeling hoogst moeilijk is. Na sluiting der algemeene beraadslagingen verdedigt de heer Fokker zijn amendement op art. 6, waarvan de hoofdstrekking is om de achterliggende of aangrenzende polders meer te doen bijdragen dan door het wetsont werp is voorgesteld. Hij meent, dat een geschenk aan die polders wordt gegeven, die toch evenveel belang bij de instandhouding der calamiteuze polders hebben. De heer van Kerkwijk beweert dat de polders in de eerste linie gelegen al zwaar gedrukt zijD, en het moei lijk uit te maken is in boever zij belang hebben bij de calamiteusverklaring van de voorliggende polders. De heer van Eek acht het wenschelijk bij deze wet te bepalen, dat de bijdrage der aangrenzende polders zich zal regelen naarmate het belang dat zij hebben bij het behoud der voorliggende polders zal gebleken zijn. De heer van der Linden weuscht niet, gelijk de heer Fokker verlangt, een minimum vast te slellen voor de te leveren bijdragen. Daarna stelt de heer van Eek een amendement voor, om in de wet op te nemen dat eerst dan bijdragen van achterliggende polders zullen gevorderd kunnen worden, wanneer het gebleken is dat zij door deu toestand der calamiteuze polders worden gebaat. De heer Fokker meent dat het niet kwaad zon zijn zoo iets in-' de wet te bepalen, maar hij vreest voor groote moeilijkheden als het er op aankomt om te verklaren, welke polder al dan niet belang bij de instandhouding van een calamiteuzen polder heeft. De heer van der Linden wil meerdere bepalingen ook uit de wet doen vervallen, waartegen de heer van Lijn den, de minister en de heer Heemskerk doen opmerken, dat zoowel door het amendement van den heer van Eek als door de toepassing der meening van den heer van der LindcD, al wat men wilde regelen bij deze wet, om een einde te maken aan den sedert een halve eeuw be staande oneenigheid, weder als ongeregeld zou moeten beschouwd worden. De heer Heemskerk Az. stelt als amendement voor, in het artikel de gedeputeerde staten aau te wijzen als autoriteit om te beslissen in dit opzicht. De minister meent dat de uitvoering bij provinciaal reglement kan worden geregeld. Dit amendement wordt verworpen met 37 tegen 33 stemmen. Het amendement van den heer van Eek wordt even eens verworpen met 53 tegen 8 stemmen. Dat van den heer Fokker aangenomen met 37 tegen 23 stemmen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 1