$°- 127. Maandag 1870. OIRANT. 30 Mei. Middelburg 28 Mei. de regeling der schutterijen. III. De beginselen die bij eene goede regeling der schut terij vooropmoeten staan, zijn, oin met de minstmogelijke kosten en weinig drukkende lasten voor de burgerij een zoo goed mogelijk geoefend korps infanterie te krijgen, dat in tijd van gevaar of oorlog de militie krachtig kan bijstaan en steeds in staat is de orde in de plaatsen te handhaven. Daarvoor is noodig dat men zooveel mogelijk jonge krachtige mcnschen in de schutterij vereenige uit alle standen, opdat er geen afscheiding besta en niemand het vernederend kan achten schutterlijken dienst te doen. Daarom moeten allen dienstplichtig zijn, en is in dit ontwerp geen plaatsvervanging toegestaan, zooals hij het vorige het geval was. Wel geelt art. 5 de bevoegdheid „aan elk zijnen dienst, bij de mobielverklaarde schutterij, door een ander te doen waarnemen, doch dat is slechts eene onderlinge ruiling van diensten, wanneer b. v. een schut terpliohtige in actieven dienst met een uit de reserve verwisselt. Ieder is dienstplichtig, zonder uitzondering en zonder recht van reinplaceering, een maatregel die ook zeer het verkrijgen van goede officieren zal bevorde ren. Ter bereiking van datzelfde doel, de schutterij in waarde te doen toenemen, moeten de vrijstellingen zoo min mogelijk zijn en de regeering heeft die in art. 18 van het ontwerp tot een zoo klein getal beperkt, dat de commissie van rapporteurs heeft doen opmerken dat voor den goeden gang van 's rijks zaken en in het algemeen belang nog enkele vrijstellingen zullen moeten worden verleend, b. v. voor sommige ambtenaren van posterijen of telegraphie; ook zouden wellicht voor leeraren en on derwijzers uitzonderingen noodig zijn. Art. 27 bepaalt datzij, die tot een onteerende straf zijn veroordeeld, als eerlooze schelm zijn weggejaagd of van den militairen stand vervallen zijn verklaard, die voor aangewezen gevallen tot correctioneele straf ziju ver oordeeld en die met een bijzonder gemerkt paspoort uit 's lands dienst ontslagen zijn, geen leden der schutterij kunnen zijn. Dat is eene bepaling die de schutterij in eer doet houden. Vervolgens is van het hoogste belang de samenstel ling der kaders, waarbij men niet alleen te letten heeft op de bekwaamheden en geschiktheid der officieren en onderofficieren alszoodanig,maarookof zij de achting en geDegenheid der manschappen bezitten, dan wel of er waarborgen bestaan dat ze die kunnen verwerven. Daarvan hangt zooveel af voor den goeden geest in een korps dat niet geheel op militairen voet is ingericht; maar al te dikwijls heeft men dat uit het oog verloren. Dat zooveel mogelijk gepensioneerde officieren van het Nederlandsche of Indische leger wordeu aangesteld als officieren bij de schutterij, en anders daarvoor en voor onderofficieren gewezen miliciens in de eerste plaats worden gebezigd, is wenschelijk. In ieder geval benoeme men geen officieren die niet geschikt zijn voor hun taak, en ten wier genoegen alzoo de belangen der schutterij worden opgeófferd, iets wat onder de tegenwoordige wet zoo dikwijls gebeurt. Vooral is de benoeming van geschikte officieren wen- schelijk omdat men de oefeningen zelf op een zoo klein getal als mogelijk is moet bepalen, teueinde de burgers zoo min mogelijk van den vaak zoo kostbaren tijd te ontrooven. Die oefeningen behooren zich voorts ook tot bet hoogstnoodzakelijke te bepalen en in de eerste plaats tot do goede behandeling der wapenen. Daarin, en voorts in den goeden geest der manschappen, is bijna evenzeer als in de geschiktheid der officieren, de grootste kracht van een korps gelegen. Het gedeelte der schutterij dat besterad is om meer aan het tweede vereischte harer bestemming te voldoen, de orde en rust in de gemeente zelf te bewaren, kan nog meer vrijheden worden veroorloofd, liet is wenschelijk daartoe de gehuwden en weduwnaars met kinderen te brengen of hen die, in welke hoedanigheid dan ook, met de zorg voor een geziD belast zijn. De eerste moet steeds gereed zijn ter versterking van het leger zich bij de mi litie aan te sluiten, terwijl alsdan in tijden van gevaar en oorlog de tweede afdeeling terstond wordt opgeroe pen en door meerdere oefeningen ook ^eerbaarder wordt gemaakt. Daar de kosten van uniform ten laste van de man schappen komen is het noodzakelijk, te zorgen voor de meest mogelijke eenvoudigheid. Uniform is zeker voor een leger een vereischte, maar vooral voor schutters zorge men alle noodelooze kostbaarheid te vermijden, en traehte alles op de meest doelmatige en gemakkelijke wijze in te richten. Het donkbeeld van sommige leden om de plattelands-schutters geheel of gedeeltelijk van uniform vrij te stellen, daar zij vaak een grooten afstand er mede moeten gaan, of die verplichting tot een enkel onderscbeidingsteeken te beperken, verdient alleszins overweging,--'' Ui,t. het verslag van de commissie van rapporteurs en uit hët'^verslag van de door hen met den minister van binnenlaDdsche zaken en van oorlog gehouden conferen tie blijkt duidelijk, dat eerslgenoemden de wet in vele opzichten te zeer uit een krijgskundig oogpuntbeschouw- den, en de belangen der burgers soms zouden opofferen, terwijl de regcering getracht heeft zooveel doenlijk het een met het ander te vereenigen, en gaarne bereid is die wijzigingen aan te brengen, die met beide belangen te rijmen, of van overwegend gewicht blijken te zijn. Ook uit een financieel oogpunt hebben de ministers de wet tegenover de rapporteurs met kracht verdedigd en in sommige opzichten zijn de laatsten tot het gevoelen der regeering overgegaan. De bespottelijke bepalingen die in de wet van 1827 bestaan, b. v. omtrent de oefeningen, en die reeds meer malen in dit blad zijn besproken, behoeven we thans niet meer op nieuw aan te roeren. Het nieuwe ontwerp bevat echter ook eeuige bepalingen waarop wij de aandacht willen vestigen. Aan den koning blijft bet recht om de uniform te bepalen voor de schutterij, volgens art. 105. Het zal wellicht eigenaardige bezwaren hebben die bij de wet vast te stellen, doch om de schutters voor noode looze verandering en de schatkist voor een kostbare aanschaffing te waarborgen zou het zeer gewenscht zijn. De rechtspleging, zooals die in het 14.e hoofdstuk van het ontwerp is geregeld, zal bezwaren opleveren die wel licht tot de zotste gevallen zullen aanleiding geven, want hoe zal het in vele kleine gemeenten met den schutters raad gesteld zijn? Men stelle zich een compagnie voor, gevormd uit eenige kleine landgemeenten, alwaar mis schien de onderwijzer eerste luitenant zal zijn en zijn hulponderwijzer onderofficier, zonder te spreken van den korporaal en den schutter, die gezamenlijk den schutters raad zullen uitmakenhoe zullen zij de vormen van een rechtsgeding inachtriemeu zooaïs in dit ontwerp is voor geschreven, en overeenkomstig het wetboek van straf vordering? en vanwaar zullen geschikte auditeurs en secretarissen komen? Dat zijn geen bezwaren voor groote plaatsenmaar ten plattenlande kunnen er veel moeilijkheden uit ontstaan. De bepalingen omtrent de contentieuse rechtspraak van gedeputeerde staten zijn in dit ontwerp gewijzigd, vooral tengevolge van een missive van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, waarin zij hunne bezwaren me- dedeelcn omtrent de wijze van behandeling der reclama- tiën in hooger beroep, zooals in de wetsvoordracht der vorige regeeriug tot wijziging der militiewet was voor gesteld èn overeenkomende met de bepaling in het vorige ontwerp op de schutterij, zoodat de moeilijkheden, de eindelooze formaliteiten en ook de onaangenaamheden, daaruit voortvloeiende, zijn vermeden. Naar onze meening is alzoo het wetsontwerp wel voor eenige verbetering vatbaar, doch zou de aanneming, zelfs onveranderd, een groote verbetering zijn. Bij de heden door de tweede kamer voortgezette be handeling van het wetsontwerp tot regeling der suiker cultuur is door den heer van Kerkwijk een amendement voorgesteld, strekkende om de termijnen der tusschen- komst van het bestuur te verkorten. De eerste kamer is heden op reces gescheideiï na vooraf het wetsontwerp betreffende de haven van Har- lingen met 24 tegen 9 en dat tot vereeniging deï gemeenten Reeuwijk en Sluipwijk met 18 tegen Ï3 stemmen te hebben aangenomen. De geneeskundige raad van Zeeland hield Donderdag eene openbare vergadering, waaromtrent wij het volgen de mededeelen. Door den voorzitter werd hulde gebracht aan de ver diensten van dr. Damme, die. om redenen van gezondheid naar elders vertrokken zijnde, ook voor het lidmaatschap van den geneeskundigen raad had moeten bedanken. Bij de gewone raededeelingen betreffende de hande lingen van het geneeskundig staatstoezicht werd onder meer medegedeeld, dat de Nortonsche putboring, te Ga- pinge bewerkstelligd, ook geheel mislukt was, zoodat besloten werd deze proeven niet meer te herhalen. Betreffende den gezondheidstoestand bleèk, dat geene ziekten in de laatste maanden eene bepaald epidemische uitbreiding erlangd hadden, met uitzondering van de pokziekte, welke thans aan de grenzen van Staats-Vlaan- deren min of meer heerschende kan genoemd worden. Onder de ingekomen stukken bevond zich een schrij ven van deu minister van binnenlandsche zaken betref fende het dienstbaarmaken van het onderwijs aan de hoo- gere burgerschool te Middelburg tot het opleiden van jon gelingen tot hulp: en leerlingapothekers. De minister, de wensehelijkheid van dat onderwijs erKennende, zag geien bezwaar om te vetgnnuen voor dat doel gebruik te ma ken zoowel van het personeel als van het materieel en de lokalen der rijks-school, wanneer de provincie of de gemeente genegen bevonden werden, om de uitgaven voor hare rekening te nemen. Bij de beraadslaging over deze missive bleek de vergadering tamelijk eenstemmig van oordeel te zijn, dat, de gelegenheid tor het hekomen eener voldoende opleiding als hnlpapotheker bijna in het geheele rijk ontbrekende, hier geen sprake kon zijn van een bepaald provinciaal- of gemeentebelangj maar dat het hoogst wenschelijk ware, dat van rijkswege in deze behoefte voorzien werd. Er werd besloten in dien geest den minister te antwoorden. Voorts werd verslag uitgebracht door de commissie in de vorige vergadering benoemd ter bespreking der coh- cept-wet tot beteugeliug van epidemische ziekten,opge nomen in het verslag aan den koning, over de handelin gen van het geneeskundig staatstoezicht over 1868. De conclusie van dit verslag, om zich tot den minister van binnenlandsche zaken te wenden, met verzoek om, door indiening van een wetsontwerp in de tweede kamer det staten-generaal, de bepalingen in deze concept-wet ver vat spoedig wéttige kracht te geven, werd met alge- meene stemmen aangenomen. Een uitvoerig verslag eener commissie, in de vorige vergadering benoemd tot onderzoek van het rapport aan den koning van de commissie tot onderzoek van drinkwater, in welk verslag onder andere zaken mede- deeling gedaan werd van het uitbreken eener typhus- ziekte in eene woning te Middelburg, waarvan het drinkwater kennelijk bedorven was door eene in de na bijheid van den regenbak liggende mestvaalt, gaf aan leiding dat de vergadering den wensch uitsprak, dat door eene wet op het bouwen van woningen o. a. het onderhoud van regenbakken en het aanleggen van mest vaalten aan wettelijke bepalingen mocht onderworpen worden. Den voorzitter werd opgedragen dezen wensch over te brengen in de vergadering der inspecteurs voor het geneeskundig staatstoezicht. De overige werkzaamheden der vergadering waren meer van huishoudelijken aard. Benoemingen en besluiten. schutterijen. Op verzoek eervol ontslag verleend aan A. J. Schouten, als 2<-'n luitenant bij de dienstdoende schutterij te Vlissingen. leger. Benoemd tot officier van gezondheid 3C klasse bij het personeel van den geneeskundigen dienst der

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 1