daarin niet reeds bij de algemeene strafwet is voorzien. I Aldus vastgesteld door den Gemeenteraad van Vlissingen, den 19 Januari 1870. De Secretaris, De Voorzitter, I P. FORBES WELS. WINKELMAN. Zijnde deze verordening aan de gedeputeerde staten van Zeeland, volgens hun bericht van den 4e» Februari 1870, N°.33, in afschrift medegedeeld. B No. 414 En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 12 Mei 1870. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. G. HECTOR. L. B. De Secretaris, P. FORBES WELS. Verordening op het stichten van grafkelders, ge- denkteekenen, en kruisen, het aanleggen van graftuinen, het planten van boomen, enz. op de begraafplaats. De gemeenteraad van Vlissingën Gezien art. 21 der wet van 10 April 1869 (Staatsblad n*. 65); Besluit: Art. 1. Indien iemand op de door hem gekochte ruimte, een grafkelder wenscht aan te leggen, zal hij daarvan kennis geven aan Burgemeester en Wethouders, en zal dit moe ten geschieden onder toezicht van den gemeente-bouw meester. Art. 2. Ieder die wenscht eenig gedenkteeken op een graf te plaatsen, zal daatoe het verzoek moeten richten tot Bur gemeester en Wethouders en daarbij overleggen eene schetsteekening. Indien daartoe verlof gegeven wordt zal de plaatsing van het gedenkteeken moeten geschieden onder toezicht van den gemeente-bouwmeester. Art. 3. Gedenkteekenen, die in den regel van steen of ijzer zul len moeten zijn, mogen alleen geplaatst worden op de parken 1, 2 en 3. Op de overige parken zullen ook gedenkteekenen kun nen geplaatst worden mits die niet hooger zijn dan 75 centimeters. Deze zullen ook van hout kunnen vervaardigd wor den. Art. 4. Het maken van gedenkteekenen en het plaatsen der- zelve geschiedt ten koste der belanghebbenden. Art. 5. Het aanleggen van graftuinen, het plaatsen van hees ters of boomen geschiedt alleen met toestemming van Burgemeester en Wethouders. Art. 6. De eigenaars van grafkelders of gedenkteekenen zijn verplicht deze te onderhouden ten genoege van Burge meester en- Wethouders. Art. 7. Indien aan den inhoud van het vorig artikel niet vol daan wordt, zullen Burgemeester en Wethouders de be voegdheid hebben, na vooraf gedane schriftelijke kennis geving, de gedenkteekens te doen wegruimen. Aldus vastgesteld door den gemeenteraad van Vlissingen, den 19 Januari 1870. De Voorzitter, WINKELMAN. De Secretaris, P. FORBES WELS Zijnde deze verordening aan de Gedeputeerde staten van Zeeland, volgens hun bericht van den 4« Februari 1870 N°. 332 33. in afschrift medegedeeld. B. No, 41 v Eu is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort den 12 Mei 1870. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. G HECTOR. L B. De Secretaris, P. FORBES WELS. Verordening op de heffing van begrafenisrechten. De Gemeenteraad van Vlissingen Gezien 3 der wet van den 10en April 1869 (Staats blad n°. 65) Besluit: Art. 1. Door ieder, die het eigendomsrecht op eene bepaalde grafruimte, hetzij voor tien jaren, hetzij voor een onbe- paalden tijd, wenscht te verkrijgen, zal daarvoor betaald worden a. Voor tien jarenf 5 per vierk. meter, b. onbepaalden tijd 10 Art. 2. Voor begrafenisrechten zullen betaald worden op de vakken 1, 2 en 3, zoowel voor eigene als huurgraven: a. voor kinderen beneden het jaarf 3.50 b. van 1 tot 12 7.00 c. personen van 12 jaar en daarboven 14.00 Op de vakken 4, 5, 6 en 7 eerste rang, voor die sub a1.75 b3.50 l 7.00 tweede rang, voor die sub a1-00 b2.00 400 Op vak 10: voor die sub a 1.75 b 3.50 c7.00 Voor het begraven op vak 8 en 9 worden geene rech ten geheven. Art. 3. Voor begravingen buiten de bij de verordening be paalde uren zal daarenboven vijf gulden moeten betaalt worden. Deze bepaling is niet van toepassing op de lijken van Israëliten of van militairen, of ook in tijden van besmet telijke ziekten. Art. 4. Boven en behalve de grafrechten in art. 2 omschreven, zal door de belanghebbenden moeten voldaan worden, het loon van den tweeden opzichter tevens grafdelver, als voor het graven van een graf, op vak 1, 2 en 3: voor die sub af 0.75 b1.50 c3.00 op de vakken 4 tot en met 7 voor die sub a0.50 b1.00 c2.00 op de vakken 8 en 9: voor die sub a0.25 b0.50 c1.00 Bij sterke vorst, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, zullen deze loonen met een derde worden verhoogd. Art. 5. Het recht van overboeking van een eigen graf wordt bepaald op f3. Art. 6. Voor het plaatsen van een grafzerk of een ge denkteeken f 20 Voor het plaatsen van een houten kruisje of ander klein gedenkteeken niet hooger dan 75 centimeter2.50 Aldus vastgesteld door den gemeenteraad van Vlissingen, den 19en Januari 1870. De Secretaris, De Voorzitter, P. FORBES WELS. WINKELMAN. Behoort bij het koninklijk besluit van den 31 Maart 1870, n°. 13. Mij bekend De Minister van Binnenlandsche Zaken Voor den Minister De Secretaris Generaal, (get.) HUBRECHT. Accordeert met het origineel, De. Secretaris Generaal, (get.) HUBRECHT. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 12 Mei 1870. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. G. HECTOR. L. B. De Secretaris, P. FORBES WELS. Verordening op de invordering der begrafenis rechten. Art. 1. De begraafrechten en het loon voor den grafdelver zullen moeten betaald worden aan den eersten opzichter, voor en al eer de begrafenis plaats heeft, die daarvan aanteekening doet op het consentbiljet van den ambte naar van den burgerlijken stand. Aan hem zullen insgelijks betaald worden de kosten tot verkrijging eener eigene garfruimte, het recht van overboeking en dat voor het plaatsen van gedenktee kenen. Art. 2. Deze gelden zullen maandelijks ten kantore van den gemeente-ontvanger overgestort worden. Art. 3. Op de invordering dezer gelden zijn van toepassing de artikelen 258266 der gemeentewet. Aldus vastgesteld door den gemeenteraad van Vlissingen den 19,;n Januari 1870. De Voorziter, WINKELMAN. De Secretaris, P. FORBES WELS. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 12 Mei 1870. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. G. HECTOR L. B. De Secretaris, P. FORBES WELS. PLAATSELIJKE POLITIE. De Burgemeester en Wethouders van Allssingen doen te weten dat door den raad dier gemeente in zijne vergadering van den 13 April 1870, is vastgesteld de navolgende wijziging in de Verordening van algemeene plaatselijke politie in de gemeente Vlissingen. De gemeenteraad van Vlissingen in overweging genomen hebbende dat enkele bepalin gen, voorkomende in zijne verordening van algemeene plaatselijke politie, vastgesteld bij besluit van den 30cn Juli en 26 September 1866, in de toepassing óf moeilijk heden ondervonden óf wel verduidelijking Óf aanvulling behoeven; Besluit Vast te stellen de navolgende wijzigingen in de ver ordening van algemeene plaatselijke "politie in de ge meente Vlissingen. Art. 1. Artikel 4 wordt gelezen als volgt: „Het is verboden eenige verandering te maken in het gemeente-straatwerk, daarin stellingen of schuttingen te plaatsen of eenige werken aan te vangen, die met de straatsteenen in aanraking komen, tenzij Burgemeester en Wethouders daartoe schriftelijk hunne toestemming hebben gegeven." Art. 2. De laatste zinsnede van artikel 8 wordt gelezen als volgt „Zij moeten, worden de kelders niet bewoond, na zons ondergang gesloten zijn." Art. 3. Artikel 33 vervalt. Art. 4. Artikel 44 wordt gelezen als volgt: „Het is verboden op de straten, openbare wegen, wan deldreven of pleinen om geld te speleu." Art. 5. Artikel 57 vervalt en daarvoor in de plaats gelezen: „De bewoners der huizen of gebouwen of zoo deze in meer part'jen bewoond worden, de hoofdbewoners zijn verplicht hunne naaste buren, daags te voren kennis te geven, dat de sekreten zullen worden geruimd." Art. 6. Artikel 58 wordt gelezen als volgt: „Ter plaatse waar geruimd wordt moet de hoofdbewo ner aan de straatzijde een brandende lantaarn doen plaatsen." Art. 7. Artikel 59 wórdt gelezen als volgt: „Die zijne sekreten laat ruimen, is gehouden voor het aanbreken van den dag te laten vegen en schoonschuren dat gedeelte der straat, hetwelk in de onmiddelijke nabijheid der woning -waar geruimd is, is veront reinigd." Art. 8. Art. 62 wordt gelezen als volgt „De voerlieden en allen die gruis, puin, aarde, zavel, zand, mestspecie of dergelijke vervoeren, moeten zooveel mogelijk zorgdragen dat niets uit de voertuigen op de straat of den openbaren weg valle of storte, en zal het gestorte onmiddellijk door den vervoerder moeten worden opgeruimd. „Geen gruis of puin raag worden nedergelegd anders dan op de daartoe door burgemeester en wethouders aan te wijzen plaatsen." Art. 9. Art. 64 wordt gelezen als volgt: „Het is verboden, asch, zand, vuilnis, secreetvuil of harde voorwerpen of stoffen op den openbaren weg, op de wandelplaatsen, in de goten of riolen te werpen of neder te leggen. „Het is mede verboden die in de grachten of havens te werpen, of op eenigerlei wijze daarin te doen vloeien." Art. 10. Art. 65 wordt gelezen als volgt: „Het is verboden binnen de kom der gemeente varkens te houden, zonder daartoe van burgemeester en wethou ders schriftelijke toestemming bekomen te hebben, en met inachtneming der daarbij te maken bepalingen. „Geen mestvaalten binnen de kom der gemeente mogen worden aangelegd op onafgesloten, of alleen door raster werk omheinde erven of pleinen. „Elke zoodanige verzameling zal, in elk geval, even als alle schadelijke en gevaarlijke werken, bedoeld bij art. 703 van het burgerlijk wetboek, moeten gelegen of gesteld zijn op een meter afstands van de muren, gebou wen of schuttingen en niet anders mogen bevatten dan zuivere koe-, paarden- of schapenmest, terwijl daarop geene aan gisting of verrotting onderworpen dierlijke zelfstandigheden mogen worden opgehoopt of verzameld. „Bij varkenshokken zal geene grootere hoeveelheid mest mogen worden vergaderd dan éen kubieke meter. „Buiten de kom der gemeente worden de mestvaalten alleen toegelaten op vier meter afstands van den open baren weg." Art. 11. Artikel 74 wordt gelezen als volgt: „De bewoners en gebruikers, en bij gebreke van deze, de eigenaars of beheerders van gebouwen en erven, zijn gehouden de straat vóór en langs hunne gebouwen of erven te doen vegen en schoonhouden en, op de eerste aanmaning daartoe, te doen wieden; in straten en stegen tot op de helft der straat, op kaden en grachten tot aan de lijn waar de boomen op geplant zijn, en op de pleinen ter breedte van 4 meters van de stoep afgerekend." Art. 12. Artikel 75 wordt gelezen als volgt „De bewoners en gebruikers, en bij gebreke van deze, de eigenaars of beheerders van gebouwen en erven, zullen de goten vóór, achter of langs de gebouwen en erven aan de obenbare straat of weg liggende, ieder voor zooveel hem betreft moeten schoonhouden, zij zul len dit minstens tweemaal 's weeks, op Dinsdag en Zaterdag, en altijd vóór twaalf uren des morgens moe ten bewerkstelligen." Art. 13. Artikel 83 wordt gelezen als volgt

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 2