Vrijdag 20 Mei. Middelburg 19 Mei. Dezer dagen is een circulaire uitgegaan van de heeren J. B. baron van Hugenpoth, P. EL Tertas, dr. S. Coronel, mr. D. J. baron Mackay, ra>". J. T. Buijs, dr. J. F. van Hengel, J. van de Wall Bake en jonkheer mr. J. de Jong van Beek en Donk ten doel hebbende verlichte mannen, zonder verschil van politieke of kerkelijke denkwijze in aanmerking te nemen, uit onderscheidene deelen des lands, op te roepen tot bijwoning eener vergadering op 27 Mei e. k. des morgens te 10 uren, te houden in het lokaal Eensgezindheid te Amsterdam. Wat zij zich voor stellen op die vergadering te behandelen, wordt op de I volgende wijze in de circulaire omschreven. „Onmiskenbaar is er tegenwoordig bij de klasse der maatschappij, die tusschen de gezetenen burgerij en het proletariaat in ligt, endoorgaan3 (hoewel verkeer delijk) de arbeidende klasse genoemd wordt, een streven niet alleen om zich te verheffen, maar ook om zich te laten gelden. „ïn Duitschland hebben de politieke en sociale bewegingen der laatste jaren in dit streven haren eigenlijken grond. In Frankrijk en België is deze klasse het, die de eigenlijke democratie uitmaakt met socialistische neigingen. In Engeland zijn van haar uitgegaan de trade-unions en de coöperatie, en heeft zij door de jongste reform ook politieke beteekenis erlangd. In Nederland begint zij tegenwoordig hare kracht vooral op kerkelijk gebied te openbaren, door het verkiezingstelsel in de meeste gemeenten van het hervormd kerkgenootschap aangenomen. „Deze beweging is een merkwaardig, in veler oogen zelfs een bedenkelijk verschijnsel. Met dit laatste gevoelen kunnen wij niet instemmen, al zien wij de gevaren niet voorbij die er uit kunnen voortvloeien. Dit gevaar is inzonderheid van tweeërlei aard. De mogelijkheid bestaat eerstelijk, dat deze klasse, allengs meer en meer harer kracht bewust, met aan drang en geweld de plaats wil gaan innemen, die zij meent dat haar toekomt, en daarbij in hare onkunde de maatschappelijke orde zelve omver dreigt te wer pen De taal die in de arbeiders congressen te Genève, te Brussel, te Berlijn, te Eisenach enz. gevoerd wordt, en ook hier te lande meer dan men vermoedt weerklank vindt, boewei dan ock dikwerf pessimistisch weerge geven, wijst hierop. - Het kan ten andere gebeuren, dat een of andere politieke partij deze klasse aan zich weet te verbinden, door hare vooroordeelen te vleien en hare begeerten voldoening voor te spiegelen en haar voor zich tot een machtig werktuig maken, om eigen inzichten door te drijven. „Het is zeker goed, voor deze gevaren een open oog te hebben en tijdig maatregelen te beproeven om ze af te wenden. Terwijl wij dit erkennen, mogen wij echter de beweging zelve geenszins een bedenkelijk ver schijnsel voor de hedendaagsche maatschappij achten. Zij is veeleer een nieuwe schrede te noemen op de baan der natuurlijke ontwikkeling dier maatschappij, en hare eind-uitkomst zal een heilzame zijn, gelijk de triomf van den derden stand door de revolutie van de vorige eeuw een heilzame uitkomst geweest is. „Zoo dan het optreden van den vierden stand (zoo -vergunne men ons het verschijnsel waarop wij doelen te caracteriseeren) het probleem wordt van onzen tijd, waarvoor men het oog niet sluiten mag, dan rijst de vraag of er door hen, die de beteekenis van dat pro bleem bevroeden, ook iets gedaan kan en moet worden, om der beweging een goede, verstandige leiding te gevenom te waken tegen overhaasting, maar ook te waarschuwen tegen een bedwang, dat slechts tot uit spatting der samengeperste kracht zou drijven; om haar, zoo bet zijn kan, voor dwaalwegen te behoeden eindelijk om te waken dat zij geen werktuig worde in de handen van eenzijdig partij-belang. „Deze vraag eischt ernstig overweging, ook en vooral in Nederland, waar de oplossing van het pro bleem, zooals de zaken nu staan, veel ongunstiger kansen beeft dan in naburige staten, met name Engeland." Wij zien alzoo de quaestie van het optreden van den vierden stand weder van een geheel nieuwe zijde aan de orde gesteld. Van alle kanten wordt men er thans mede bestormd. En waarom? Is die quaestie een zoo ingewikkelde, dat men voor hare oplossing, als het ware, prijsvragen behoeft uit te schrijven Och neenOok ten opzichte van den vierden stand, waarvan men eigenlijk geheel onnoo- (lig eene quaestie is gaan maken, zal de maatschappij baar natuurlijken loop volgen, en de oplossing zal van zelf door den tijd zich ontwikkelen. Met den vierden stand zal het gaan gelijk het met den derden stand ge gaan is. Vóór de omwenteling van 1789 kende men twee stan den de adel en de geestelijken; alle overigen werden niet medegerekend. Feitelijk echter was er reeds een derde stand ontstaan, voornamelijk na de woelingen dei- middeleeuwen de stand der vrije burgers, het meest gevestigd in de steden, die zij door huu handel en nij verheid tot hoogen bloei hadden opgevoerd. Langzaam hadden ze zich ontwikkeld, eerst kennis opgedaan om zelfstandig te arbeiden, om handel te drijven, nijverheid uit te oefenen daardoor hebben ze zich later bezittingen verworven, zich het burgerrecht weten te verschaffen, en eindelijk, zich hunner kracht bewust, eischten ze gelijk stelling met. hen, die in den staat nog alleen het over wicht hadden. Daartoe zijn ze gekomen geheel door inspanning van eigen krachtenwat ze verworven heb ben danken ze niet aan de hulp der machtiger stauden, die hun niet tot zich hebben opgeheven, maar zij hebben zichzelf opgewerkt tot het staudpunt dat ze bereikt hebben. Ze hebben slechts goujkheid voor de wet ge vraagd, en die verkregen hebbende, behoefden ze geen verdere hulp. Zoo heeft zich liet vraagstuk van den derden stand door het verloop der tijden ontwikkeld en is bet opgelost, wel is waar dikwijls door groote schokken. Deze echter waren te wijten niet aan een natuurlijken aandrang tot voorwaarts streven, maar veeleer aan het verzet der machtigen, die, hardnekkig vasthoudende aan hun een maal verkregen voorrechten, hevigen tegenstand boden, en daardoor een strijd hebben uitgelokt als de laatste jaren der vorige eeuw heeft aanschouwd. Thans is dan de quaestie van het optreden van den zoogen aam den vierden standen, op grond van het geen de geschiedenis omtrent het optreden van den derden stand leert, is die benaming mogelijk nog zoo kwaad niet, aan de orde van den dag en wordt van alle zijden bekeken. De belangstelling die men haar wijdt is een gelukkig verschijnsel, voor zooverre zij een bewijs levert van een ontwaakt geweten, dat zich niet vrij gevoelt van vrees. Want een deel van het Nederlandsche volk, dat deel het welk macht en invloed heeft uitgeoefend, dat de maat schappelijke toestanden heeft gevormd en belieerscht, heeft zich zeer veel te verwijten. Of ademt nog niet onze wetgeving een geest waarbij de boogere kringen meer bevoordeeld worden dan de geringere. En voor zooverre de wetten niet scherp genoeg den grens trek ken, wat heeft dan nog niet de toepassing, nat niet de usantie, wat niet de willekeur der macht gedaan Sluit niet onze kieswet een te groot deel der natie van het stemrecht uit? Zijn onze jachtwet en de tiendrechten nog geen gedenkteekenen van vroegere tijden? Staat nog niet altijd als een erge onbillijkheid in ons burger lijk wetboek een art. 1638 geschreven, volgens hetwelk de meester op zijn woord wordt geloofd, terwijl art. 415 van het wetboek van strafrecht aan de werklieden het recht van coalitie ontzegt? Als we echter opsommen wat er nog te doen valt, mogen we ook niet voorbij zien, wat in de laatste jaren reeds gedaan is waardoor de toestand van den arbeiden den stand zeer is verbeterd. Vele belastingen die het zwaarst, zoo niet uitsluitend op dien stand drukten, zijn opgeheven of door andere vervangen; de belastingen op brandstoffen en gemaal zijn afgeschaft, en men mag thans de hoop voeden dat bij de invoering eener inkomstenbelasting ook de ac- cijnsen op zout en zeep, gelijktijdig met het patentrecht, zullen verdwijnen. Een lang uitstel voor de wijziging van den kiescensus is niet meer mogelijk. De heerlijkste vrucht van de laatste jaren is nogtans bet verbeterd lager onderwijs. Wil men nu op den goeden weg, waarop dan nu toch reeds eenige schreden gezet zijn, voortgaan, dan zal de quaestie van den arbeidersstand spoedig blijken een vredelievende oplossing te kunnen vinden. Onze arbei dersstand is volstrekt niet vijandig gezind, en een groot dpel daarvan is bovendien vrij wat meer ontwik keld dan men algemeen denkt. Velen weten zeer goed dat maatschappelijke orde de eerste voorwaarde is voor den bloei van handel en nijverheid, waarbij zij zeker wel het grootste belang hebben. Wij gaan verder, en beweren dat men, voortgaande op den weg van een meer vrijgevig en billijk stelsel, juist bij den vierden stand de krachtigste tegenstanders zal vin den tegen uitspattingen, als waarvan een onzer grootste koopsteden in den laatsten tijd bij herhaling het t.ooneel is geweest. Waar wij heil in zouden zoeken voor de toekomst is alzoo, behalve voortdurende zorg voor verbeterd onder wijs, eenvoudig meer vrijheid, meer rechtvaardigheid en vooral onthouding van inmenging van de zijde van onbevoegden. Deze laatste uitdrukkingachten wij geens zins op de ontwerpers der circulaire toepasselijk, maar onder de door hen aangegeven middelen zijn er toch die, hoewel ongetwijfeld in strijd met hunne bedoeling, leiden zouden tot een patronaat over den vierden stand. Juist dat patronaat van den oenen stand over den anderen is hetgeen allen" die de natuurlijke ontwikke ling der maatschappij xvenschen, niet alleen met woorden terloops moeten bestrijden, maar bepaald onmogelijk ma ken want daarin zou een groot gevaar gelegen zijn. Men onthonde zich alzoo van hetgeen in den laatsten tijd als bet ware mode geworden is dat sollen met- den arbeidenden stand op nijverheidsvereenigingen en dergelijke instellingen, een gesol dat zelfs reeds de beste onder de werklieden zelve tegen de borst stuit. Het op treden van den vierden stand is een natuurlijk gevolg van den loop der omstandigheden, geen kasplant die met aller lei kunstmiddelen moet gekweekt worden. Iedere stand moet zichzelven naar boven werken; wat hij geworden is moet hij danken aan eigen werk, aan eigen zorg, aan eigen ijver en plichtsbetrachting, en daarbij is het vol doende dat hij bevrijd zij van elke tegenwerking en on rechtvaardigheid. Volgt men slechts dezen weg, dan behoeft men niet te vreezen, dat de vierde stand zal worden de speelbal in handen van valsche volksvrienden, of zich zal laten ge bruiken tot verkeerde politieke oogmerken. Dan zal de vierde stand die zich in elk geval naar boven zal wer ken, evenals dit in vroegeren tijd de derde stand gedaan heeft een betere plaats innemen, zonder geweld te plegen en zonder de maatschappelijke orde omver te werpen. Jn de zitting der tweede kamer van heden is het wets ontwerp tot afschaffing der doodstraf verdedigd door de heeren van der Linden, van Voorhuijsen enden minister van justitie. Door de ambtenaren bij de rijks-telegraaf is een adres aan Z. M. den koning gericht, waarin zijevenals zulks onlangs door de ambtenaren der directe belastingen, in- en uitgaande rechten is geschied, verandering verzoeken der thans vigeerende pensioenwet voor de bur gerlijke ambtenaren, in dien zin, dat ook hunne weduwen en weezen als deelgerechtigden daarin worden opge nomen. Het Vaderland meldt dat aan de gemeentebesturen, naar aanleiding eener uitnoodiging van den minister van binnonlandsche zaken, verzocht is ten spoedigste op

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 1