schrift, dat o. a. de vierde decade bijna geheel bevat, ia
volgens den ontdekker voldoende, ora aan den gevonden
schat een gewichtige rol in de geschiedenis der letter
kunde te verzekeren.
David Strauss heeft de laatste hand gelegd aan
eene monografie over Voltaire, die eerlang het licht zal
zien.
Het lid van het Fransch wetgevend lichaam Bancel,
vroeger lid der Bergpartij, is dezer dagen overleden.
Ursula Schmitz, de vrouw die beschuldigd was van
in het vorig jaar den Keulschen schouwburg in brand
gestoken te hebben, omtrent welke zaak wij eenigen
tijd geleden een uitvoerig bericht mededeelden waaruit
bleek dat de vrouw op het tijdstip van den brand op een
andere plaats aanwezig was, is door de rechtbank te
Keulen vrijgesproken, doch voorloopig in hechtenis ge
houden. Vijftien maanden reeds had zij in preventieve
gevangenschap doorgebracht.
Krachtens een keizerlijke ukase, zal het transpor
teeren van gevangenen naar Siberië voortaan op een
meer menschelijke wijze plaatshebben. Onder drie klassen
zullen de gevangenen gerangschikt worden: die wegens
staatkundige overtredingen, veroordeelden wegens
insubordinatie en ambtelijke misslagen, en midadigers
die tot verbanning in plaats van tot de straffe des doods
zijn verwezen. Veroordeelden van de derde klasse zullen
met ketenen beladen en, waar geen spoorwegen zijn, te
voet worden getransporteerddie van de tweede klasse
op gelijke wijze, doch zonder ketenen; terwijl bannelingen
van de eerste klasse per stoomboot, spoorweg of rijtuig
zullen vervoerd worden. Ook zal voortaan het reisgeld
niet aan de geleiders, doch aan de gedeporteerden zei ven
worden ter hand gesteld, zoodat zij er ten eigen gerieve
over zullen kunnen beschikken, en niet, gelijk tot heden
het geval was, het grootste gedeelte der penningen die
nen zal om de beurzen der gendarmen te stijven.
Te Chassemy nabij Soissons (noordelijk van Parijs)
heeft men weinig tijds geleden een antieke begraafplaats
ontdekt, welke zoo'n onzettend ruimen archaeologischen
oogst heeft opgeleverd, dat men er een gansch museum van
het hoogste belang van zou kunnen oprichten; als: arm
banden, bronzen hoofdwrongen,beenen oorhangers,meta
len gespen, glazen ringen, allerlei wapentuigen, urnen
in de ruimste verscheidenheiden eindelijk molensteenen
van zeer primitieven vorm. Doch de verrassendste ont
dekking was die van een strijd- of zegekar, welke be
graven was boven den held, die er eenmaal de teugels
van voerde. Al 't hout was vergaan, doch de ijzeren hoe
pel van 't wiel, de gebitten voor twee paarden enz. en de
vele bronzen sieraden van wagen en tuig zijn gaaf'geble
ven. De wielen, 1.20 meter van elkander staande, waren
1.5 meter hoog en 2 centimeter breed. Aan den voet van
den krijgsman, wellicht een vorst, waren fraaie urnen
geplaatst, en aan zijn rechterzijde lag een kort tweesnij
dend zwaard. Op eenigen afstand van dit graf dolt men
het skelet van een klein paard met grooten kop op.
Het is bekend hoeveel invloed de Engelsche zeden
en gewoonten op die der Franschen uitgeoefend hebben.
Wedrennen, de oprichting van clubs en zoovele andere
eeht-Engelsche instellingen getuigen het. Die invloed
heeft zich thans weder doen gevoelen in de invoering
van de door Landenaars zoo geliefkoosde gevechten tus-
sclien honden en ratten. Op de onlangs te Parijs gehou
den hondententoonstelling was ook een afdeeling voor
de honden die een bijzondere vaardigheid in het dooden
van ratten hebben. Om de mate van deze bekwaamheid te
kunnen beoordeelen was een wedstrijd van dien aard ge
opend. Iedere hond moet in een gegeven tijdsbestek
zoovele ratten dooden als het dier kilogrammen weegt.
Er is te dien einde een houten kist vervaardigd waarin
een aantal ratten bijeen zijn; zoodra de hond er in gela
ten wordt loopen de ratten verschrikt heen en weer, zon
der aan een gezamenlijken tegenstand te denken. De
hond valt ze dus ieder afzonderlijk aan en wordt hen ge
makkelijk meester. Het gebeurt maar zelden dat eenige
der grootste en moedigste zich trachten te verdedigen,
waarop zij dan den hond geweldig bijten, doch weldra
zijne hunne krachten uitgeput. Somtijds ook verzamelen
de slachtoffers zich in een hoek, in dat geval zou het den
hond moeilijk vallen ze daaruit te drijven. Doch hierin
voorziet een midden in de kist staande en dus aan de
beten der ratten blootgestelde jongen, die de ratten
met een stok den hoek doet verlaten.
Er zijn honden die op deze wijze twintig ratten in
drie minuten drie seconden dooden, anderen acht en
twintig in vier minuten negentien seconden. Oogen-
schijolijk bestaat er geen wreecler en doelloozer uitspan
ning dan deze, doch zij heeft ook haar keerzijde. De
enorme massa van die dieren, welke zich in de riolen
van Parijs zoowel als Londen ophoudt, gaat alle denk
beeld te boven. Men heeft in der tijd een groote jacht op
hen gemaakt en in weinige dagen een veertig duizend-
1 tal hunner gedood zonder dat eenige vermindering in hun
aantal te bespeuren was. Men heeft berekend dat zij
jaarlijks eene hoeveelheid van zes milioen kilogram
vleesch van allerlei aard kosten. Het is dus licht te be
grijpen dat de Maatschappij tot bescherming der dieren
een oog sluit voor de met hare roeping strijdige hande-
J lingen bij gelegenheid der tentoonstelling in de Champs-
Elysées.
Verkoopingen en aanbestedingen.
Gisteren avond is alhier te koop aangeboden het bui-
I tenverblijf Tivoli, gelegen op den singel tusschen de
i Dam- en Koepoorten, wijk S n° 62; hoogste inschrijving
I /"4600. Opgehouden op f 5500.
j Thermometerstaiid.
17 Mei. 'sav. 11 u. 51 gr.
18 r 'smorg. 7 u. 56 gr. 'smid1.1 u. 71 gr. 'sav. 6 u.67 gr.
i
Staten-generaal.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Dinsdag 17 Mei. Algemeene beschouwingen
over de wet tot afschaffing van de doodstraf.
Ingekomen zijn een vijftal adressen betrekkelijk het
wetsontwerp omtrent de calamiteuze polders in Zeeland.
De algemeene beraadslagingen over bet wetsontwerp
tot afschaffing van de doodstraf worden hervat.
I De heer Gratama zegt met groote ingenomenheid dit
I wetsontwerp te hebben ontvangen. De rede gisteren
1 door den heer Heemskerk Az. gehouden, heeft hem op-
I nieuw de overtuiging geschonken, dat die spreker zeer
i bekwaam was, maar toch ook den indruk gemaakt dat
het meer eene verdediging in een dispuut-college van
I een zeer betwistbare stelling was, dan wel een afdoende
argumentatie. In verschillende opzichten bestrijdt hij
de argumenten van den heer Heemskerk, en zet in
I acht punten zijne meening over deze quaestie uiteen.
Hij stelt op den voorgrond dat het raenschelijk leven
onschendbaar is; hij ontkent dat er eene soort van dele
gatie der goddelijke macht op de wereldsche overheid
zou bestaan, ora door doodstraf een individu onschadelijk
j te maken. Iedere straf die onherroepelijk is, moet als
i ongeschikte straf worden aangemerkt. Bovendien is de
doodstraf ondeelbaar; en als zoodanig reeds in de straf-
j wetgeving niet tehuis. Een beroep op den bijbel komt
evenmin te pas; er wordt thans eene solutie gevraagd
waarmede ook zij die niet aan den bijbel gelooven, kun-
nen instemmen.
1 De heer van Loon handhaaft daarentegen het gezag
van den bijbel in dit opzicht. God's geboden zijn daarin
I duidelijk; zoowel het oude als het nieuwe testament ge
I ven uitdrukkelijke voorschriften aan de koningen, dus
I niet 4ie van Israel in het algemeen, om het bloed te ver-
I gieten van hem die bloed vergoten heeft. Dat op Kain
I de doodstraf niet is toegepast, is alleen omdat toen de wet
van Talio niet gepromulgeerd was, en God van zijn recht
tot gratieverleening gebruik heeft gemaakt. De wet van
I Talio, het recht van vergelding, is door God in den
1 mensch nedergelegd, en strekt tot grondslag zoowel van
de oudste als van de tegenwoordige strafwetgeving.
De heef Moens wil in tegenstelling van den heer Heij-
denrijk de politieke quaestie ecarteeren en ook degeloofs-
i quaestie. Hij wijst er op dat zoowel onder vóór- als tegen-
1 standers der doodstraf mannen zijn van de meest uiteen-
loopende politieke gevoelens en van verschillende geloofs
belijdenissen. Mannen die zooals Straus niet aan de onster-
1 felijkheid gelooven, zijn tegenstanders van deaf schaffing
der doodstraf. Door de overheid zijn onder de leus van de
1 wet en onder bescherming van den godsdienst meer on-
schuldigen ter dood gebracht dan door moordenaars. Hij
wil daarom liever een beroep op de geschiedenis ter zijde
stellenuit die historische gruwelen is toch geen straf voor
de rechtmatigheid der doodstraf te putten. Alsafschrik-
kingstheorie beteekent zij niets. Een Engelsch schrijver,
die zich met het onderzoek naar de ojrzaak der raisdrij-
I ven veel bezig hee,ft gehouden heeft onder anderen
medegedeeld, dat van de 167 ter dood veroordeelde
moordenaars die hij had bezocht, er 161 waren geweest
die verklaard hadden een of meermalen executiën te
1 hebben bijgewoond. Spreekt men van de noodzakelijk
heid om bij aanneming van deze wet ook het leger af te
1 schaffen; hij zal,als dat waar mocht zijn, dan met te meer
hart tot de aanneming medewerken. Hij betoogt door
verschillende citaten dat men reeds in den tijd door
1 het oude testament beschreven, zich verzette tegen
1 het beginsel van de doodstraf, terwijl het ook geheel in
strijd is met den geest van het nieuwe testament.
1 De heer Lenting bestrijdt het amendement van den
1 heer Heijdenrijk dat het voorstel ontijdig isdergelijk
J argument wordt altijd gebezigd als men een zaak die men
1 niet verlangt, wil verschuiven. Tot handhaving der
1 veiligheid van de maatschappij is de bedreiging van de
van de doodstraf niet noodig;en waar die noodzakelijk
heid ODtbreekt is de straf onwettig. Er zijn volgens dien
afgevaardigde tweeërlei soort van misdadigers, zij die
berekenen of er ook mogelijkheid bestaat dat hun mis
daad ontdekt zal worden, en zij die spontaan, in harts
tocht of drift handelen. De eerste zullen zich zelfs dooreen
geringe straf laten afschrikken, wanneer zij zekerheid heb
ben ontdekt te zullen worden, de anderen zullen zich op
het gegeven oogenblik door geen enkele strafbedreiging
van het feit laten weerhoudenvoor geen dezer catago-
ricn is de doodstraf een noodzakelijke afschrikking.
De heer Cornelis acht een beroep op andere landen,
waar men ontijdig de doodstraf afschafte, niet afdoende-
leder land moet op zijn eigen toestand letten. Hij maakt
zich nu wel geene illusie van de groote beschaving in
ons land, maar zeker is het dat door onderwijs, uitbrei
ding van industrie en handel, en vermeerdering van
communicatie wij veel vooruit zijn gegaan. Vooral het
onderwijs kan geacht worden den genadeslag aan het
schavot te zijn. Feitelijk is de doodstraf reeds afgeschaft;
door deze voordracht niet goed te keuren zou men ze
dus opnieuw invoeren.
Het strafrecht moet zich wijzigen naar de beschaving
en ontwikkeling van een land; al de meer verlichte wij
zigingen in ons strafrecht gebracht, hebben steeds
tegenkanting gevonden, maar het gevaar dat men voor
de rust der maatschappij vreesde heeft zich nooit ver
wezenlijkt.
Het tweede deel van sprekers rede zal hij morgen
voortzetten.
Ouitenlivni).
Algemeen overzicht.
De nieuwbenoemde Fransche minister vaqbuitenland-
sche zaken, de heer de Gramont, vertrekt heden naar
Weenen, om aldaar de formaliteiten te vervullen welke
aan een ambassa leur, bij het verlaten van het hof waarbij
hij geaccrediteerd is, worden voorgeschreven door de
diplomatieke etiquette. De heer Gramont, die thans
51 jaren oud is, heeft gedurende een twintigtal jaren
Frankrijk bij verschillende hoven vertegenwoordigd en
wel te Kassei, te Stuttgart, te Turijn en te Rome; hij
werd in 1861 tot zijne betrekking van ambassadeur bij
het hof te Weenen benoemd. Tot 1840 was hij genie-
officier geweest. De te Weenen verschijnende Neue
Freie Presse beoordeelt hem overigens vrij ongunstig,
en beweert dat zijn volkomen geinisaan beginselen en aan
vastheid van karakter hem uitnemend geschikt maakt
voor minister van keizer Napoleon, die daardoor in staat
zal wezen om het persoonlijk gezag op diplomatiek ge
bied geheel en al in stand te houden.
De benoeming van den heer Mège tot minister van
openbaar onderwijs, in plaats van den heer Laboulaye,
schijnt het gevolg te zijn geweest van den weerzin des
keizers ora den schrijver der scherpe satire op liet per
soonlijk gezag, Prince Caniche, eene plaats in het minis
terie te zien innemen.
Te midden van al zijne politieke werkzaamheden
heeft de Fransche minister Ollivier toch nog den tijd
gevonden om zijne aandacht te wijden aan zijn departe
ment, en de verwezenlijking eener reeds lang gevoelde
behoefte op het gebied der strafvordering voor te berei
den. Terecht begint de minister Ollivier zijn rapport
aan den keizer, ter benoeming eener commissie tot wijzi
ging van het wetboek van strafvordering, met deze woor
den rDe ontwikkeling eener natie bestaat niet uitslui
tend in het veranderen van het constitutioneel raderwerk."
Voorts verklaart de minister, deze gedachte ontwikke
lende, dat er veel te doen is op het gebied der wetsher
ziening. Wel vindt men in de Fransche codes „de
wetenschappelijke kennis van Cujacius en vanDumoulin,
vereenigd met de taal van Descartes en Pothier", maar
sedert de samenstelling dier wetboeken zijn „talrijke
wijzigingen ontstaan in beginselen en maatschappelijke
verhoudingen". In de eerste plaats acht de minister
wijziging noodig in het wetboek van strafvordering en
wel vooral wat betreft de combinatie van het accusatorisch
en inquisitorisch systeem. liet eerste is, zegt de minister
de beschuldiging tegenover den beschuldigde en de
onpartijdige rechter boven beide verheven, terwijl
het debat omtrent beide partijen publiek plaats heeft.
Het tweede is, volgens het ministerieel rapport: de
aanneming van een verdacht persoon, die door den
rechter ondervraagd wordt terwijl van zijne verhoo-
ren procesverbaal wordt opmaakt. Daarbij is volstrekt
geen contradictoir debat, en geen publiciteit, terwijl
men begint met inhechtenisneming des verdachten. Het
laatste systeem is zegt het ministerieel rapport nog
overgebleven in de informatie of voorloopige instructie,