doctor hebben. Te Zierikzee was eene vacature voor de i
gymnastiek.
Het gezamenlijk bedrag der jaarwedden te Middelburg
is f 24,000, te Zierikzee f 13,500 en te Goes f 13,000.
De directeuren te Zierikzee en te Goes hebben genot
van vrije woning of vergoeding voor het gemis daarvan,
terwijl hun traktement is te Zierikzee f 20C0, te Goes
f 1800 en te Middelburg 3000.
Kerknieuws.
Door de provinciale kerkvergadering, samengesteld
uit afgevaardigden vanwege kerkvoogden van het
meerendeel der hervormde gemeente in dit gewest, zijn
gisteren verkozentot buitengewoon afgevaardigde
naar de eerlang te houden vergadering van het verdub-
beid algemeen college van toezicht, ter vaststelling van
een nieuw reglement op het beheer der kerkelijke goede- I
ren en fondsen in Nederland, en het toezicht daaropj
de heer m"". B. C. Cau, lid der provinciale staten en van
het provinciaal college van toezicht, en burgemeester
der gemeente Zierikzee, en tot plaatsvervanger van
genoemden afgevaardigde, om bij mogelijke verhindering I
van dezen op te treden, de heer J. W. Vader lid der
provinciale staten, voorzitter van het college en kerk
voogd der hervormde gemeente, en wethouder te
Kortgene.
Na negentien vergeefsche beroepen heeft de kerlce.
raad der Nederduitsche hervormde gemeente te Scheve-
ningen thans tot predikant beroepen den heer
W. Kraijenbelt, die een zestal jaren geleden ook in die
gemeente predikant was.
Marine en leger.
De luitenant ter zee 1« klasse P. Swaan, dienende op
Zr. Ms. fregat met stoomvermogen Admiraal van Wasse-
nacr, wordt met den 15™ dezer op nonactiviteit gesteld,
en met den 16en daaraanvolgende vervangen door den
luitenant ter zee le klasse J. M. Brevet.
Volgens een bij het departement van marine in
gekomen bericht van den kapitein-luitenant ter zee
W. Enslie, kommandeerende Z<\ M». schroefstoomschip
Marnix, was dit schip den 13™ Maart jl. te Yokohama
(Japan) aangekomen.
Gemengde berichten.
Aan een particulieren brief van een ooggetuige ont
leent bet Handelsblad het volgende omtrent het onge
luk met de postschuit op de Zeeuwsche stroomen:
Op de boot bevond zich een jonge dame, ouderloos,
zuster vau een predikant, gevestigd te A., bij wien zij
leefde. Zij had hem eenigen tijd verlaten om eenige
familiebetrekkingen te V. te bezoeken en keerde thans
weder huiswaarts. Zij ging daartoe per Telegraafboot
mede tot Stavenis.se, alwaar zij met een bootje aan wal
moest gebracht worden om van daar verder te rijden.
Op die hoogte gekomen vergeet echter de conducteur der i
stoomboot haar te waarschuwen, wellicht omdat zij de
eenige was die daar aan land moest. Het verwonderde
haar dat het zoolang duurde, en daarom ging zij naar
boven om eens te kijken, en daar zag zij de haar bekende
veerlieden met de brieven, welke zij van de boot gehaald
hadden, weer naar land roeien.
Zij waarschuwt den conducteur deze roept de veerlui
terug en de kapitein laat op het schuitje aanhouden
Hetzij door onvoorzichtigheid echter, hetzij ook veeleer
door het ruwe weder, kantelt het bootje en de twee veer
lieden met een knaapje (zoontje van een van beiden)
liggen er onder.
Een hunner heeft nog bet geluk een der raderen te
bereiken, en door den anderen de hand toe te steken
werden zij beiden gered, daar de sloep inmiddels was
uitgezet, die hen opnam, net knaapje had men een stok
toegestoken, maar helaas, zijne armpjes waren te kort en
door den feilen stroom en golfslag medegesleept, ver
dween hij,na nog eenmaal om hulp te hebben geschreeuwd,
in de diepte. De vader, zooals men denken kan, was
radeloos, en de jonge dame was een onmacht nabij, omdat
zij de gedachte niet van zich kon werpen, dat, om haar
op hare bestemming te brengen dit kind zijn leven moest
laten. Veel hadden de dames, die mij vergezelde, en ik
te doen om haar tot bedaren te brengen en haar in een
ander bootje, dat inmiddels gekomen was, -plaats te doen
nemen, hetwelk haar en de beide veerlieden, die jam
merden en weeklaagden, behouden aan wal bracht.
De Amsterdamsche werklieden-vereeniging „Velen
en toc-h éen" had zich tot prins Hendrik gewend met het
verzoek, dat de schepen voorde Stoomvaart-maatschappij
Nederland op Nederlandsche werven zouden gebouwd
worden. De prins heeft hierop afwijzend geantwoord, op
grond dat de Nederlandsche nijverheid de ondervinding
niet bezit om zulk eene gewichtige bestelling te aanvaar
den. In den tijd van ernstige concurrentie, waar Neder-
land's eerste groote stoomvaart zich in zal moeten
begeven, mocht het bijeengebrachte kapitaal niet besteed
worden tot het nemen van proeven.
De kerkeraad der Nederduitsche hervormde ge
meente te Zutfen heeft zich bij adres gewend tot den
gemeenteraad teneinde eene strengere toepassing van
de zondagswet te verkrijgen, waarop is geantwoord dat
deze zaak niet behoorde tot de bevoegdheid van clen ge
meenteraad.
Door de politie te Maastricht is een persoon in
hechtenis genomen, diejl. Woensdag avond, midden op
de straat, een kind van negen jaren gestolen en naar de
omstreken van Sittard gebracht had, waar het door hem
voor 5 franken aan steenhouwers was verkocht. Geluk
kig heeft iemand uit Maastricht het kind ontmoet en
aan zijne ouders kunnen teruggeven.
Door de heeren A. L. Dyserinck, nv. A. J. Enschedé
en A. van Stralen zijn, ook namens 8 andere heeren, die
bijdragen in de kosten hebben verstrekt, aan den ge
meenteraad van Haarlem ten geschenke aangeboden ter
verfraaiing van de groote zaal op het stadhuis, vier ge
schilderde glasramen, voorstellende: a. de stad Haarlem:
b. de staten van Holland en West-Frieslandc. Johan
Wolphaert, grave van Brederode, en d. sommige leden
van de regeering der stad Haarlem in 1636; welke glas
ramen vroeger prijkten in de hervormde kerk te Bloe-
mendaal, doch in 1867 verkocht zijn.
Zooals men weet bestaat bij het departement De
venter der Maatschappij tot nut van 't algemeen het
plan, een algemeen weduwen- en weezenfonds te stichten
ten bate van de leden diermaatschappij. Naar aanleiding
van de bewijzen van bijval door het bestuur reeds ont
vangen, is, blijkens een bericht in de Arnhemsche courant,
de verdere voorloopige regeling, het ontwerpen van de
vereischte statuten en reglementen als anderszins, opge
dragen aan eene commissie, bestaande uit de heeren
A. J. van Pesch, buitengewoon hoogleeraar aan het
athenaeum en leeraar aan de hoogere burgerschool
Ph. Bello, leeraar aan de de hoogere burgerschool, welke
beide heeren zich juist, opliet gebied van de berekening
en nacijfering van steftetafels enz. reeds een'goeden
naam verworven hebbenvoorts uit de heeren rar. C. A.
Marchant jr.,substituut-officier van justitie; dr. J. A. van
Ketwich Verschuur; H. Levenkamp, onderwijzer, en de
handelaren A. J. van Gerrevink en -J. C. Maaldrink, welke
heeren de hun opgedragen taak reeds aanvaard hebben.
De groothertog van Luxemburg heeft benoemd tot
kommandeur der orde van de Eikenkroon jonkheer Op
perdoes Alewijn, te Hoorn, en tot officier dier orde de
heeren C. H. Wehlburg, kapitein bij de dienstdoende
i schutterij, en G. A. Ou wens, entreposeur en directeur
van 's rijks entrepotdok te Amsterdam.
Het Parijsch dagblad le Gaulois vermeldt het ge
rucht dat Gustave Flourens door eenige vermomde Fran-
sclie politie-ambtenaren met geweld te Londen zou zijn
opgelicht en naar Parijs gevoerd, om aldaar in Mazas te
worden opgesloten. Dit gerucht acht echter le Gaulois
zelf onjuist. Mocht het waar zijn, dan zou die zaak tus-
schen de regeeringen van Parijs en Londen zoo gemak
kelijk niet afloopen en zou öf Gustave Flourens b n-
nen tweemaal vierentwintig uren op Engelsch grondge
bied terug zijn öf alle diplomatieke betrekking tusschen
beide rijken afgebroken wezen.
De tentoonstelling van kunstwerken, die jl. Zondag
te Parijs is geopend, telt 5434 nommers, waaronder
ongeveer 3000 schilderijen, 700,beeldhouwwerken, 1200
teekeningen en voorts gravuren en bouwkundige plan
nen. De plaatsing is ditmaal naar alphabetische volgorde
van de namen der inzenders geschied.
De oprichting eener vereeriiging „Gewetensvrij
heid" wordt voorbereid. Het denkbeeld is uitgegaan
van de vergadering van moderne predikanten, in het
najaar van 1869 te Leeuwarden gehouden. Daar werd
een commissie van rapporteurs over de zaak benoemd,
die in Maart verslag heeft uitgebracht, en thans; ver
meerderd, „het voorloopig commité" uitmaakt. Dit
voorloopig commité verspreidt thans een 'circulaire om
mannen van eenigen naam te winnen voor het denkbeeld,
en om eene vergadering voor te bereiden, die in een of
ander centraalpunt des lands zou gehouden worden-
Zij, die met het plan tot oprichting eener dergelijke
vereeniging ter bevordering en handhaving van de vrij
heid in de gereformeerde kerk instemmen, worden bij
die circulaire verzocht hun naam op te geven aan een
der tien leden van het comité, waarvan de predikant
A. 8. Carpentier Alting te Dokkum voorzitter is.
In de Arnhemsche courant van 15 April wordt als
ingezonden stuk, onder het opschrift „Hollandsche rijks
daalders," het volgende aangetroffen „Door een vriend
opmerkzaam gemaakt, onderzocht ik eenige rijksdaalders
en vond een lotal kunstig doorboord; waarschijnlijk zijn
in de plaats der daaruit gehaalde zilveren, looden ingewan
den daarvoor inde plaats gebracht. Wij raeenen verplichtte
zijn, daarop opmerkzaam te maken. Keppel Hesselink.''
Door het departement van financiën worden wij in
staat gesteld, omtrent deze zaak het volgende te berich
ten. De justitie heeft zich gehaast, den heer Keppel
Hesselink te hooren en de door hem bedoelde muntstuk
ken van dezen op te vragen. Drie daarvan zijn door hem
aan den commissaris van politie te Arnhem ter hand
gesteld. Hij verklaarde, dat de overige waarschijnlijk
door zijnen zoon weder in den handel waren gebracht.
Zijn vermoeden van vervalsching der stukken bleek te
rusten op de omstandigheid, dat in het randschrift tus
schen de woorden „God zij met ons" een klein ovaal
werd opgemerkt, als met een scherp werktuig van gelij
ken vorm aangebracht. Dit ovaal is echter, volgens het
daaromtrent door den waardijn van 's rijks munt uitge
brachte verslag, niets anders dan do indruk van een der
nokjes, welke vroeger bij het indrukken van het rand
schrift, door kleine holten van gelijken vorm in de
letterblokjes, met opzet aan de nog ongemunte plaat
werden aangebracht, met oogmerk om bij het geven van
den muntslag de plaat op evenwijdigen afstand te houden
van de wanden van den muntring, en welke nokjes door
de kracht van den muntslag en den weerstand, dien de
muntring daarbij bood, weder inwaarts werden gedron
gen. Deze „moeten" blijven meer of minder zichtbaar,
naarmate het muntstuk met minder of meer kracht
gemunt werd. „Moeten" of indruksels van dien aard
waren op sommige zilveren speciën van koning Lode-
wijk Napoleon, op de hier geslagen gouden en zilveren
Napoleontische stukken en op de gouden en zilveren spe
ciën van koning Willem I veelal zichtbaar, ook op de
2^ guldenstukken van koning Willem II. Zij zijn een
eigenaardig en natuurlijk gevolg van de fabricatie, zoo
als die toen plaats had. Op de thans gemunt wordende
stukken worden zij, teugevolge eener vóór eenige jaren
ingevoerde wijziging in de fabricatie, niet meer aange
troffen. Het muntcollege, dat de drie uitgeleverde rijks
daalders heeft onderzocht, heeft dan ook niet geaarzeld
deze, aan welker gewicht ook niets bijzonders viel waar
te nemen, te verklaren voor echt en niet geschonden.
(Staals-courant.)
De onlangs overleden Nestor Roqueplan, de beroem
de schijver van Parisiné en de schepper van een aantal
schilderachtige namen, die in Frankrijk het burgerrecht
hebben verkregen, had de zwakheid om zijne grijze haren
door kunstmiddelen in ravenzwarte lokken f everanderen.
Op zekeren tijd werd hij deerlijk geplaagd door een woe
keraar, die drie vonnissen met lijfsdwang tegen hem
had, wegens onbetaalde schulden. In zijn angst vergat
Roqueplan zijne haarververij, zoodat hij binnen weinige
dagen zoo wit was als een Albino. In dien toestand
ontmoette hij onverwacht zijn onverbiddelijken schuld-
eischer. Maar deze bleef, hem ziende, verbaasd en
ontzet staan, zonder een hand naar hem uit te steken,
toen Roqueplan op zijne witte haren wijzende, hem op
weemoedigen toon toevoegde: Mijnheer, dat is uw werk,
zie en beef! De woekeraar nam die taal in vollen ernst
op en bewilligde in eene schikking.
De dezer dagen overleden beroemde advocaat Marie
pleitte eens voor bet hof der pairs, waarbij hij in een
uitvoerige ontwikkeling der zaak trad. „Mr. Marie
zeide plotseling de kanselier Pa3quier het hof ver
langt dat gij concludeeren zult." „Welnu, antwoordde
Marie, ik concludeer dat het hof mij zal aanhooren, ge
lijk zijn plicht medebrengt." Daarop vervolgde Marie
zij ne rede, zonder dat de president hem verder durfde
storen.
Nog kan men de City of Boston niet vergeten. De
New-Yorker dagbladen deelen een verhaal mede van
een knaap te Princes Bay, Staten Eiland, die op den
19 April jl., aan het strand een gewone sodawaterflcsch
zou gevonden hebben waarin een stuk ruw papier, met
de volgende woorden in potlood er op geschreven:
„Stoomboot City of Boston, 2 Maart 1870. Terwijl ik
dit schrijf (misschien mijn laatste op aarde) hoor ik het
schreien en jammeren mijner reisgenooten, die hun
laatste hoop op redding in de diepte hebben zien verdwij
nen. Het schip vloog heden morgen in brand, en het
vuur heeft de passagiers naar den voorsteven gedrongen.
Men heeft juist de reddingsboot uitgelaten, doch zij is
met ongeveer veertig personen, omgeslagen. De kapitein
doet zijn best. Ik moet mij haasten om te eindigen. God
sta ons bij. James Nas." De New-York Herald
twijfelt ten sterkste aan de echtheid van dit papier. De
handteekening toch is half afgebroken en komt niet
overeen met een der namen op de passagierslijst. Ook
kan de datum van 19 april onmogelijk juist wezen, daar
bet vaartuig reeds Januari in zee is gestoken. De He
rald houdt 'ter voor, dat men hier te doen heeft met een
laffe aardigheid van den een of anderen nietswaardigen.
grappenmaker.