MIDDELRURGSCHE COURANT. Donderdag 5 Mei. t\° 10(>. 1870. Middelburg Mei. II. M. de koningin gevoelde zich gisteren genoegzaam hersteld, om, vergezeld van Z. K. H. prins Alexander, uit Amsterdam naar de residentie terug te koeren. Na gisteren voor het provinciaal gerechtshof in Zee land de vereischte eeden te hebben afgelegd, is jonkheer mr. D. G. van Teijlingen heden in een plechtige open bare terechtzitting der arrondissements rechtbank geïn stalleerd als rechter-plaatsvervanger. De substituut officier van justitie, mr. van der Lek de Clercq, herinnerde in de toespraak, die zijn requisitoir voorafging, dat de rechtbank reeds vroeger verschillende doch onvruchtbare pogingen heeft aangewend, om het getal rechter-plaatsvervangers met éen te vermeerderen. Van een onlangs op nieuw gedane poging is de benoe ming van hem die thans werd geïnstalleerd, gevolg ge weest. Hij verzekerde voorts den heer van Teijlingen, dat het liera een waar genoegen was een requisitoir tot zijne installatie te mogen nemen, en dat. zijne benoeming hem bijzonder aangenaam was, op grond van zijn bekende nauwgezetheid en ook van zijne bekwaamheid. Bovendien achtte hij 's konings keuze voor den benoemden ook aan genaam, omdat deze, waar hij eene plaats in de ma gistratuur wenscht te bekleeden, door die benoeming zich de gelegenheid geopend ziet om bekend te worden met de rechterlijke betrekking en zich verder te bekwa men tot het later innemen eener waardige plaats in de magistratuur. Nadat voorts was voldaan aan het requisitoir tot voor lezing van het koninklijk besluit van benoeming en der akte van eedsaflegging ,van welk requisitoir door de rechtbank akte werd verleend richtte de voorzitter mr. J. H. de Stoppelaar tot den benoemde het woord. Hij deelde mede dat redenen van bijzonderen aard de recht bank hebben genoopt om van den koning de vervulling te verzoeken eener openstaande plaats als rechter-plaats vervanger, wier getal sedert 1862 we;, ens de niet ver vulling der door het eervol ontslag van mr. N. J. G. Snouck Hurgronje ontstane vacature, tot drie was terug gebracht, cn die zij met een vierde wenschte aangevuld te zien. Op de aanbevelingslijst w erd ook eene plaats toegekend aan jonkheer van Teijlingen op wien 's konings keuze gevallen ia, eene keuze die aan de leden der rechthank aangenaam is. In de erkende werkzaamheid van den benoemde, diens kunde, zijn vijfjarige prak tijk als advocaat, gevoegd by zijne op het parket verkre gen ervaring, zien zij de waarborgen voor een ijverige en richtige ambtsvervulling. Voorts achtte de voor zitter het, hoezeer wellicht overbodig, toch plichtmatig om den nieuwen rechter-plaatsvervanger op zijne nieuwe ambtgenooten te wijzen, waarvan een meer dan twintig en een ander zelfs meer dan dertig jaren die betrekking hebben bekleed, llun omgang met de rechtbank ken merkte zich steeds door de meeste welwillendheid, eu altijd waren zij bereid om, met achterstelling van eigen bezigheden, behulpzaam te zijn. In den benoemde be groette de voorzitter hun jongeren ambtgenoot, van wien hetzelfde wordt verwacht, wien de rechtbank de verzekering harer vriendschappelijke gezindheid bood en wedcrkccrig die gezindheid voor zich vraagde. Na alzoo te zijn geïnstalleerd, leidde de heer van Teijlingen zich op zijn beurt bij de rechtbank in. Hij dankte den voorzitter en den ambteuaar van het open baar ministerie voor de tot hem gerichte hartelijke woorden. Nimmer heeft hij aan de vriendschappelijke en belangstellende gezindheid te zijnen opzichte ge twijfeld, en thans is hem die zoowel bij de plaatsing óp de aanbevelingslijst als na zijne benoeming en ook hij deze installatie opnieuw gebleken. Tot nutoe is het hem, cn ook de rechtbank, onbekend welke diensten in zijne nieuwe betrekking van hem zulleu gevraagd worden, doch hij geeft de verzekering dat, wat ook van hem moge gevergd worden, hij dit nimmer zal beschouwen als eene opoffering' zijnerzijds, maar als een bewijs van het in hem gestel ie vertrouwen. Bij bet vele vreemde dat hem in zijne nieuwe betrekking, vooral in raadkamer, ongetwijfeld wacht, gevoelt hij tevens behoefte te constateeren dut bij, heeft hij eenige ondervinding opgedaan, hij dit vooral te danken heeft aan de leden van het openbaar ministerie, diebem gedu rende een drietal jaren steeds gelegenheid hebben ge geven tot inzage van alle smukken en hem steeds met hun vertrouwen hebben vereerd. Hij beval zich voort durend aan in hunne vriendschap, alsmede in die van den griffier en van lien die reeds meer dan dertig en twintig jaren de betrekking hebben bekleed waartoe hij nu geroepen wordt. Ten slotte richtte hij het woord tot de leden der balie, advocaten en procureurs. Hij zeide dat hij bij dc balie bleef, en wees op het eenige punt van verschil dat door zijne nieuwe betrekking wordt veroorzaakt, namelijk dat hij van tijd tot tijd geroepen zal worden kt beoor deeling en stcmnjing over van twee zijden voorgedragen zaken, waar hij vroeger zat te luisteren of een enkele maal als advocaat bij de rechtbank optrad. De betrek king van rechter-plaatsvervanger is niet onvereenigbaar met die van advocaat, en zoolang de wet die vereeniging niet verbiedt zal hij zich den titel van advocaat niet uit de handen laten nemen. Ten slotte bedankte hij hen, die deze plechtigheid met hunne tegenwoordigheid hebben vereerd. De deken der orde van advocaten, mr. Ph. van den Broecke, betuigde den heer van Teijlingen, namens de advocaten en procureurs, dank voor de tot hen gerichte zeer aangename woorden, en wenschte hem geluk met zijne nieuwe betrekking, overtuigd dat die betrekking in geenen deele schaden zal aan de onderlinge welwillend heid en eensgezindheid, maai* deze integendeel, naar de balie vertrouwt, ook door de medewerking van den be noemde, zullen blijven voortduren. Ten slotte verze kerde spreker den heer van Teijlingen van de vriend schappelijke gevoelens der advocaten en procureurs ten zijnen aanzien. Uit Amsterdam schrijft men ons: „Wij hebben tegenwoordig in de kunstzalen van Arti et Amicitiae een zeer belangrijke tentoonstelling van teekeningen, nagenoeg allen door Nederlandsche kunste naren bijeengebracht. Als variatie op de gewone kunst tentoonstelling, waar gewoonlijk dc aqua reis en zwarte teekenjngen slechts hier of daar in een hoek geschoven worden, en de schilderijen, met hare vergulde lijsten den boventoon voeren, is zulk eene expositie zeer aan trekkelijk. Niet alleen dat het geheel zich minder opge schikt, en dus rustiger voordoet, maar het valt ook niet te ontkennen, dat de artisten zei ven iu vele opzichten meer in hun négligé, wat vrijer eu dus ook artistieker verschijnen. Men wil over het algemeen in eene schil derij gaarne uitvoerigheiden valt het aan de eene zijde niet te ontkennen dat men ook niet licht een blijvend meesterstuk maakt zonder een min of meer uitvoerige behandeling (ook de oude meesters van alle schilder scholen hebben het zoo begrepen), aan den anderenkaut is het ook waar, dat wel eens het geniale, het geestige, althans gedeeltelijk daaronder verloren gaat. „Deze tentoonstelling strekt onze Nederlandsche school tot eer, want wij zagen zelden een zoo groote verzame ling van uitmuntend werk, ja er zijn verscheiden artisten bij wie de tcekenaar den schilder verre heeft overtroffen. Zoo zijn wij gewoon .van Johs. Hilverdink doeken te zien vol poëzij, vol gloed en ruimte, maar het schijnt hem alleen gegeven te zijn in zijne teekeningen ons, ook wat de bewerking betreft, geheel te bevredigen. Vooral zijne a guar els zijn boeiend. Hier draagt werkelijk het uitgestrekte water het karakter van de zee, en waar men bij de schilderijen nooit vergeten kon dat ze van olie verf vervaardigd zijn, denkt men bij dit werk alleen aan het onderwerp dat het voorstelt. Zoo is men, bij het zien der groote teekening van Bilders, enkel bewonde ring voor het dichterlijk talent, dat ons als het ware verplaatst in een zoo sombere, doch grootsehc natuur. Voorzeker, hier bemerkt men niets van die slordigheid of oppervlakkigheid van behandeling, die 's mans schil derijen hoe fraai van opvatting ze niet zelden mogen zijn somtijds ontsieit. Zoo zijn ook de kapitale tee keningen van Mari ten Kate onnavolgbaar in liare soort, en zeer zeker veel meesterlijker dan hij ooit een schil derij geleverd heeft. Vereenigt hij altijd op een geluk kige en zeer oorspronkelijke wijze het landschapje»;^ met het figuurschildereu, gewoonlijk immers weet hij op zijne doeken, bij zooveel en zoo vele voorwerpen die hij vereenigt, niet dc uoodige rust te bewaren. Hier echter hindert dat gewone gebrek weinig of niet. De voorstellingen zijn geestig als altijd, de behandeling zeer waardig. Een zijner aguarels verdient zelfs een bijzon dere vermelding door de vreemdheid van het onderwerp, hetwelk tevens aanduidt hoe zeer de aard van eene teekening verschilt van eene schilderij. Ze wordt betiteld „de Volewijk," maar hoe heeft hij nu dit ongewone onderwerp voorgesteld! De kunstenaar is op het vreemde idéé gekomen van in die kleine schepseltjes, die daar allen op een groen veld uit kolen voortkomen, reeds de ondeugden en hartstochten kenbaar te maken, waanned e immers alle menscheukinderen geboren worden. Daarom worden al die spruitjes als aangekleede menschjes en zelfs met attributen geboren. Hier ziet men een kleine coquettemet het lorgnet voor de oogjes, daar een dronk- aardje, door den ongewonen blos en de flesch in zijn handje aangegeven, glnd s een gierigaarüje, zelfs een moordenaartje en een diefje, allen wiegelende op de koolsbladen, een tafereel vol gunstige wendingen, maar. in het deftige kleed eener schilder ij nauwelijks denkbaar. Dat llochusseus onnavolgbaar talent iu zijue teekeningen het gunstigst voorden dag komt, is van algemeenebekend- heid. Hier levert is, vooral in de beide pendanten: „Italiaansche markt' en „Hollandsche markt'? een paar karaktereaj^eke en fraaie teekeningen. „In t-eü"\'crzameliiig van ilullaudschc kunst mogen wellicht schilder ijen van J. G. G'reive j*. ontbreken, zijn teekeningen, zoo breed en poëtisch van opvatting, zoo oorspronkelijk en meesterlijk in alle opzichten, voor zeker niet. Dc wazige, verschieten, de krachtige voor gronden, de juistheid der schepen, der kaaien en der gevels, dat alles is even betooverend en waar, en doet ons vragen: boe is bet mogelijk, dat wij die poëzij onzer stadsgezichten zoo weinig hebben begrepen. „Maar al is nu juist niet op eiken kunstenaar toepasse- lijk dat hij vooral als teekenaar uitmunt, bijna eik exemplaar onzer meestcis maakt aanspraak op lof. Springer, wiens roem als schilder van stadsgezichten door niemand betwist wordt* toont zich ook hier den grooten meester. Israels groote teekening, voorstellende „In het weeshuis te Katwijk", is een meesterstuk van sentiment, voornamelijk teweeggebracht door een Kembrandtieke verdeeling van licht en bruin. Bosboom's aguarels zijn beroemd, en de hier geleverde ziju zijner waardig. Ook van Roelofs, te Gempr, Heerebaert, Ver veer, Ruit, II. T. C. ton Kate eu nog van zoovele anderen valt veel, zeer veel goeds te vermelden, terwijl nog op zettelijk vermelding verdienen de hoogst verdienstelijke teekeningen naar de beroemde schilderijen van Frans Hals te Haarlem." Bij besluit van Z. M. den koning is de staatscommissie samengesteld tot onderzoek van het plan tot droogma king der Zuiderzee. Tot president dier commissie is benoemd dc heer G. Devric-s Az., lid van den raad van state. Benoemingen t?n besluiten. ridderordes. Vergunning verleend aan mr. 8. Visse ring, hoogleeraar aan de hoogeschool te Leiden, en aan in<\ M. M. von Baumhauer, referendaris bij het departe ment van biuncnlaudschc zaken te 's Gravenhage, tot het aannemen en dragen der versierselen van kommandenr 2c klasse der Danebrogsorde, hun door Z. M. den koning van Denemarken geschonken ee ret eek en en. Toegekend als blijk van Z1'. Ms. goed keuring cu tevredenheid de zilveren medaille, ingesteld bij koninklijk besluit van 22 September 1855, en een loffelijk gi luigschrift, aan Giuseppe Maccio, gezagvoer der van de Italiaansche brik Conobbi, wegens de redding

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 1