MIDDELBURGSCHE
COURANT.
i\° 104.
Dinsdag
1870.
3 Mei.
Middelburg 2 Mei.
De leden van de tweede kamer der staten-generaal
zijn tot hervatting hunner werkzaamheden bijeengeroe
pen tegen Dinsdag 10 dezer, des namiddags te twee
uren.
Wij ontvingen heden het wetsontwerp tot regeling en
voltooiing van het vestingstelsel en de daarbij behooren-
de memorie van toelichting, waaraan wij thans slechts
het volgende ontleenen:
„Eene bezetting en rechtstreeksche verdediging der
provincie Zeeland ligt niet in de plannen der regeering,
zoodat dientengevolge de versterkingen, welke wij
thans nog in die provincie bezitten, niet langer als zoo
danig behouden behoeven te blijven. Niettemin kan dit
gewest, mocht het bedreigd worden, krachtdadig worden
bijgestaan door de mobiele brigade, welke bij een aanval
op ons zuidelijk frontier, in de stelling.van Willemstad
zal worden opgesteld, en van daar in een betrekkelijk
korten tijd naar do Zeeuwsehe eilanden kan worden over
gebracht."
Morgen geven wij een meer uitvoerig overzicht.
Het werk den 12c» dezer te 's IIage,ten behoeve dei-
staatsspoorwegen aan te besteden, bestaat volgens het
bestek in: 1° het maken en iuhangen van een paar bui
ten en een paar binnenvloeddeuren, een paar buiten- en
een paar binnenebdenren en een paar klapperdeuren
voor de ijzeren buitenvloeddeuren, in de in aanbouw
zijnde dubbele schutsluis te Vlissingen 2°. het maken,
inpassen en opbergen aldaar van een paar reserve bui
tenvloeddeuren; 3°. het maken en inhangen van twee
paar deuren, in de in aanbouw zijnde keer- en schutsluis
aldaar; 4°. bet maken en inhaugen van een paar buiten
en een paar binnenvloeddeuren, een paar buiten- en een
paar binnenebdeuren in de in aanbouw zijnde schutsluis
te Veere; 5°. bet leveren en stellen van een dukdalf
in het buiten- en een in het binnenstortebed van die
schutsluis.
Het werk wordt aangevangen, nadat het proces-ver
baal van aanbesteding is goedgekeurd, op schriftelijken
last van den eerstaanwezend ingenieur, zoodat: vóór
1 October 1870 de beide dukdalven gesteld en gereed
zijn; vóór 1 October 1870 de vloed- en ebdeuren voor
Vlissingen zijn ingehangen en beproefd en het geheele
werk aldaar, met inbegrip van de klapperdeuren, vóór
15 November 1870 gereed zijvóór 1 Juli 1871 de vloed
en ebdeuren voor Veere zijn ingehangen en beproefd en
het geheele werk aldaar vóór 15 Augustus 1871 gereed
zij; vóór 1 October 1871 de deuren voor de keer- en
schutsluis te Vlissingen zijn ingehangen en beproefd eu
het geheele werk aldaar vóór 15 November 1871 gereed
zij; terwijl de reserve buitenvloeddeuren, nadat zij alvo
rens behoorlijk ingepast zijn, vóór 15 November 1871 te
Vlissingen opgeleverd en aldaar volgens aanwijzing
opgeborgen zullen moeten zijn.
De begrooting voor dit werk bedraagt f 151,600.
Jl. Vrijdag heeft H. M. de koniDgin te Amsterdam
een bezcek aan het Trippenhuis gebracht.
Op het diner ten hove, uit zeventig couverts bestaande,
waren onder anderen de leden van den gemeenteraad en
de commissaris des konings in Noord-Holland genoodigd.
Des avonds woonde de vorstelijke familie het concert
der maatschappij Felix Mentis bij.
Zaterdag heeft de koning zich, vergezeld van den
prins van Oranje, prins Alexander, den burgemeester en
gevolg, naar de rijks-marinewerf begeven, om tegen
woordig te zijn bij het te water laten van een ram toren
schip, waaraan Z. M. den naam heeft gegeven van
„Guinea". Prins Alexander heeft de klink weggeslagen,
waarna het schip statig naar zijn element toegleed.
Vervolgens hebben de vorstelijke personen een be
zoek gebracht aan de kunstzalen van Arti et Araicitiae
en aan het nieuwe gebouw der Nederlandsche bank. De
koningin is tegen 11 uren uitgereden en heeft aan Artis
en den Hortus Botanicus een bezoek gebracht.
Gisteren beeft de vorstelijke familie den dienst in de
Niemve kerk, geleid door den predikant d<\ E. Lauril-
lard, die tot tekst gekozen had Psalm 8 vers 7, bijge
woond.
Uit Amsterdam schrijft men ons:
He voorjaren bezoekt de koning Nederland's hoofd-
k laat het aan de Amsterdam sche bladen over om
vau aat bezoek verslag te geven, en zal mij bepalen bij
het feest, den 29™ April gevierd in d(^kistdam bij Schel-
lingwou, omdat ik geloof dat dit feest het voornaamste
is wat dit bezoek van die van vroegere jaren onder
scheidt.
„De aanleiding van het feest is al dadelijk belangrijk
genoeg. Het is bekend hoeveel Amsterdam hecht aan de
nieuwe verbinding met de Noordzee door Holland op
zijn smalst, en evea bekend is het met welke moeilijk
heden de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij beeft
moeten strijden. Intusschen heeft inen in den laatsten
tijd in alle opzichten met succes gewerkt, en niet het
minst wat de beide moeilijkste werken betreft, namelijk
de hoofden aan de Noordzee, en de sluizen aan de Zui
derzee. Om die sluizen te maken, heeft men raidden in
het water een cirkelvormigen kistdam gelegd, een werk
dat terecht iedeis bewondering heeft opgewekt. In dien
drooggemaakten cirkel beeft men nu reeds zoo ver voort-
gearbeid, dat men alle hoop heeft, aan stormen en hooge
vloeden tc kunnen weerstand bieden. Deze merkwaar
dige kistdam ligt, hoewel midden in het water, echter
nog het dichtst bij het onaanzienlijk dorpje Schellingwou.
„In den voormiddag waren verscheidene stoombooten,
op verschillende uren, van onze stad afgevaren, allen
gevuld met gasten, welke voornamelijk bestonden uit
deelhebbers in de Kanaalmaatschappij. Tegen 11 uren
vertrok een stoomboot met autoriteiten die plaats ver
kregen op de gereserveerde tribune. Niettegenstaande
het ongunstige weder waren er zelfs vele dames tegen
woordig. Het overzicht, bij het betreden van den steiger,
die leiden moest naar het feestterrein, was vreemd en
treffend. Verbeeld u verscheidene royale trappen van
zeven of acht treden, telkens afgewisseld met een fiksch
plateau (of portaal), en eindelijk, geheel in de diepte au
Jord de koningstribune, met twee vleugels, waar een col
lation gereed stond, en van de uiteinden dier vleugels
twee boogsgewijs aangebrachte ruime en goed versierde
tribunes. De overblijvende ruimte (het parterre zou men
kunnen zeggen) was gevuld in het midden met den muur,
den gedenksteen, zilveren truffel, hamer, kalkbak en het
procesverbaal, en aan de zijden met den staf van schut
terij en militie, en nu boven die mensekeu massa, boven
die ruimte in de diepte, die met een paar duizend perso
nen nog nauwelijks half gevuld is, ziet men de halve
Zuiderzee, met de massa schepen en vaartuigen
„Te 12 uren ongeveer kwam Z. M. met den kroonprins,
gevolg en ministers op het feestterrein, en werd met het
Wilhelmus van Nassouwen, uitgevoerd door de beide
korpsen, begroet. Op de feesttribune werd de vorst door
den voorzitter, den heer Jitta, toegesproken, hetgeen,
zooals gewoonlijk, door het publiek niet kon worden ver
staan. Vervolgens werd het procesverbaal door de vor
sten, de ministers, directeuren en ingenieurs der Kanaal
maatschappij geteekend, en sprak de koning, zeer
duidelijk, langzaam en luid eenige hartelijke woorden.
Daarop begaf men zich aan het waarlijk prachtig dejeu
ner, waaraan, naar mij voorkomt, wel een paar honderd
menschen hebben deelgenomen. De bediening liet niets
te wenschen over, en de vorst gaf blijk van ingenomen
heid, door verscheidene keeren een toast in te stellen,
alsop den kroonprins, op de marine en de legermacht,
op de nagedachtenis van Willem II enz. Tegen ongeveer
4 uren was het feest afgeloopen en keerden alle gasten
per stoomboot weder huiswaarts.
„De feestvreugde werd verhoogd, doordien het Ooster
dok geheel gevuld was met schepen, die wedijverden in
het vlaggen, en ook op het IJ paradeerden fraai ver
sierde stoombooten, een koopvaardijfregat en een kanon
neerboot."
Benoemingen en besluiten.
ridderorden. Benoemd tot 'ridder der orde van den
Nederlandschen leeuw C. J. A. den Tex, G. D. Asser,
P. E. H. Praetorius,P. M. G. van Hees en J. W. J. Jitta.
Onderwijs.
Het eindexamen der hoogere burgerscholen in Zee
land zal, volgens beschikking van den commissaris des
konings in deze provincie van 27 April jl., dit jaar worden
gehouden te Middelburg. In decommissie zijn benoemd
tot voorzitter dr. D. J. Steyn Parvé, inspecteur van het
middelbaar onderwijs in Holland en Zeeland, tot leden
de heerendr. P. Roraeyn, directeur, mr. E. J. Kiehl,
J. Vermeulen en J. J. Bellingwout, leeraren aan de rijks
hoogere burgerschool te Middelburg, M. Leopold, direc
teur, S. C. L. Mesch eu E. Huizinga, leeraren aan de hoo
gere burgerschool te Goes, dr. E, Piaget, leeraar aan de
hoogere burgerschool te Rotterdam, H. L. de Vries,
leeraar aan de hoogere burgerschool te Dordrecht, eu
K. Mars, leeraar aan de rijks hoogere burgerschool te
Gouda.
Rechtzaken.
De motieven van het jl. Woensdag door de arrondisse-
ments-rechtbank alhier uitgesproken vonnis in deproce
dure van G. H. Kakebeeke, ontvanger-griffier van de
Breede watering bewesten Yerseke tegen in**. M. P.
Blaaubeen, ontvanger der subsidiën van de achterlig
gende ten behoeve der calamiteuze polders in het polder-
arrondissement Zuid-Beveland, zijn de volgende.
Uit de dingtalen blijkt dat de Breede watering bewes
ten Yerseke in de subsidiën, door de achterliggende
polders in het polder-arrondissement Zuid-Beveland ten
behoeve der calaraitcuse polders in Zeeland verschul
digd, is aangeslagen: over 1864 f 15,137.73, te betalen in
vier gelijke termijnen, als 31 Mei, 30 Juni, 30 September
en 31 December; over 1865 gelijke som, in gelijke ter
mijnen te betalen; dat in 1864 le en 2« termijn betaald
zijn ad f 7587.73, over 1865 niets, zoodat overblijft
22,687.73; dat, teneinde daarvan betaling te erlangen,
de ontvanger der subsidiën door den commissaris des
konings in Zeeland den 14<n Februari 1866 aangewezen
is voor het verhaal van bovenbedoeld verschuldigde, en
aan den ontvanger griffier van den polder de Breede wate
ring heeft doen beteeken en dwangbevel, door den com
missaris des konings executoir verklaard, tegen welk
dwangbevel dc genoemde ontvanger-griffier in verzet is
gekomen.
Overwegende dat de gronden voor dit verzet door den
opposant aangevoerd zijn: deels van exceptievenaard,
deels tegen de zaak au fond
Overwegende dat het alleen de vraag is, of de geoppo-
seerde moet geacht worden in den zin van art. 13 van
het gewijzigd polderreglement te zijn ambtenaar, en als
zoodanig bevoegd is tot het aanwenden van dwangmid
delen in overeenstemming met de bepalingen bij de wet
van 9 October 1841 (Staatsblad r.° 42) voor het verhaal
van dijk- en polderlasten aangeduid; welke vraag in
toe te stemmenden ziu moet beantwoord worden, daar
geopposeerde tot ontvanger der subsidien in het polder
arrondissement Zuid-Beveland is benoemd, door gedepu
teerde staten van Zeeland en dus door het openbaar
gezag aangesteld tot uitoefening van zekere rechten.
Overwegende dat alzoo de eerste exceptie is ongegrond.
De tweede exceptie was, dat de wet van 9 October 1841
(Staatsblad n". 42) ten deze alle toepassing mist: 1°. om
dat invordering bij dwangbevel, medebrengende parate
executie, bij die wet slechts is toegekend aan de in de
beide eerste artikelen genoemde colleges en besturen,
waartoe de geopposeerde niet behoort; 2°. omdat blijkens
art. 4 der wet die vordering niet wordt toegelaten wan
neer het betreft aanslagen van. geheele poldersterwijl
provinciale staten van Zeeland rechtens onbevoegd zou
den geweest zijn om de bij eene wet vastgestelde excep-
tioneele dwangmiddelen toepasselijk te verklaren op
verhaal van bijdragen in subsidiën voor calamiteuze
polders, waartoe een achterliggende polder is aange
slagen