MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N° 103.
Maandag
2 Mei.
1870.
ÖinncnlititLi
Bij (leze courant behoort een bijvoegsel.
De Gedeputeerde Staten van Zeeland,
Gelet op de verklaring van de provinciale veeartsen der
le en 2e klasse G. J. W. Bergiiuijs te Middelburg enP. J.
VfiiufAsrte Scherpenisse, uit welke blijkt dat, ter voorko
ming van de verdere verspreiding van de longziekte welke
zich onder de runderen, zich bevindende op de stallin
gen van den landbouwer Lara.it Biergns, onder de ge
meente St.-Annaland, heelt vertoond, do onteigening en
afmaking dezer runderen noodzakelijk is;
Voorts gelet op art. 69 en volgende der wet van den
28en Augustus 1851 (Staatsblad n°. 125);
Besluiten:
1°. De navolgende runderen, zich bevindende op de
hofstede van La has Bieiiexs, onder de gemeente
St.-Annaland, zullen worden onteigend, als: eene
zwartbonte koe, oud 4 jaren, eene zwartbonte koe,
oud 7 jaren, eene roodbonte koe, oud 5 jaren, eene
zwartbonte koe, oud 5 jaren, eene witte vaars, oud
3 jaren, eene zwartbonte koe, oud 7 jaren, eene
zwartbonte koe, oud 5 jaren, eene roodbonte kalf-
dragende vaars, oud 31- jaren, een zwartbonte os,
oud 3 jaren, een roodbonte os, oud 3 jaren, eene
witbonte vaars, oud 3 jaren, eene zwartbonte vaars
oud 2 jaren, een zwartbont stierkalf, een zwart
bont stierkalf, een zwartbont stierkalf een zwart
bont stierkalf, een zwartbont vaarskalf, een zwart
bonte os, oud 1 jaar, een zwartbonte os, ottcl 1 jaar
een roodbonte vaars, oud 9 maanden, een zwart,
boute os, oud 1 jaar, een zwartbonte vaars, oud
1 jaar, een wit zwartbonte os, oud l i jaar, een wit
zwartbonte os, oud 21 jaren, een zwartbonte, os, oud
2 jaren, eene zwartbonte vaars, oud lj- jaar, een
zwartbonte vaars, oud lj jaar.
2°. Dat ten uitvoerlegging van het tegenwoordig be
sluit wordt aan burgemeester en wethouders van
St.-Annaland opgedragen.
Dit besluit zal worden medegedeel aan burgemeester
en wethouders van St.-Annaland, en voorts geplaatst in
de Middelbugsche courant.
Gegeven te Middelburg, den 29 April 1870.
.De Gedeputeerde Staten voornoemd,
R. W. VAN LIJNDEN, voorzitter.
G. J. SPRENGEK, lo. griffier.
MIDDELBAAR OA1H1RWUS
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GOES,
maken bekend, dat de LESSEN aan de Hoogere Burger
school en Burger-avondschool voor het leerjaar 1870
1871 zullen aanvangen op Maandag 12 September
1870, en dat het toelatings-exaraen van allen, die bij
de commissie van toezigt voor dien cursus als leerlingen
zijn ingeschreven, op gemelden dag zal gehouden worden.
Goes, den 16 April 1870.
Burgemeester ..en Wethouders van Goes,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HART M A N.
De KE.RMIS te©ud-Vossenueer, provincie Zee
land, zal voortaan plaats hebben jaarlijks op den tweeden
Donderdag in de maand Juni en volgende dagen van
die week, en alzoo in dit jaar op den 9, 10 en 11 Juni
aanstaande.
Burgemeester en Wethouders,
C. J. DE VULDER VAN NOORDEN.
De Secretaris,
A. DE GRAAFFGzn.
Middelburg 30 April.
Verschillende dagbladen hebben zich gedurende eenige
dagen bezig gehouden met het leveren van berichten om
trent een voorval in de kerk te Vlissingen, waarover wij
tot nutoe gezwegen hebben. De reden hiervan is, dat wij
het gebeurde beschouwden als kinderspel, waarvan het
best is maar geen notitie te nemen. Wij wisten ook toen j
niet, wat het karakter der zaak zeer verandert, dat er een
commissaris van politie in betrokken was. Nu het ge-
gebeurde zoo algemeen, hoewel niet overal geheel
nauwkeurig, besproken wordt, en veler belangstelling
schijnt te wekken, hebben wij opzettelijk intormatlen
genomen.
Deze komen op het volgende neder
De luitenant G. zooals hij geheimzinnig in de meeste
couranten genoemd wordt, maar die er wel geen be
zwaar tegen zal hebben, dat men zijn rechten naam: Guyot,
opgeett, moest met een gedeelte der troepen de gods
dienstoefening bijwonen overeenkomstig de bepalingen
der militaire wetgeving.
De otficier had een deeltje van Goethe's werken bij zich
en zat daarin onder de godsdienstoefening te lezen-
Gedurende het gebed en onder-het gezang hield hij den
pet op, waaraan zich de postdirecteur Esser, die naast
hem zat, ergerde, en hem herhaaldelijk verzocht zij n
pet af te nemen, doch toen tot antwoord kreeg„wie
zijtgij?" „ik doe het niet."De commissaris van politie
vroeg den officier, waarom hij dan hier kwam als hij zich
niet naar de gebruiken schikken wilde, waarop het ant
woord luidde: „ik kóm hier niet, ik wordt gezonden."
Na de derde waarschuwing duwde de heer Esser de pet
van den officier af, die zeer bedaard bleef, en later schoof
de commissaris van politie de Graaf, een ander buurman
van den luitenant, zijn boek van de bank, hetwelk latei-
door hem werd medegenomen. Overigens heelt dat in
cident geen wanorde teweeggebracht.
Na afloop der godsdienstoefening heeft de officier eene
aanklacht tegen de beide h.eeren ingesteld bij den bur
gerlijken rechter, en de commissaris van politie heeft den
officier aangeklaagd bij den kommandanf, die hem vier
dagen arrest heeft opgelegd.
Men ziet nu dat het gebeurde eene uiting is van be
krompenheid waaromtrent men het liefst met een spot
tend schouderophalen zou volstaan. Maar toch, de zaak
heeft ook hare ernstige zijde, en nu de Arnhemsche
courant ons daarop attent gemaakt heeft, kunnen wij
niet nalaten een groot deel aan de verstandige woorden
van dat blad hier te laten volgen.
Het blad wijst er vooral op hoe de bepalingen omtrent
het verplicht kerkgaan in strijd met de grondwet en
geheel doelloos zijn, daar ze juist het tegenovergestelde
uitwerken van wat er mede bedoeld wordt.
„Het departement van oorlog, aldus vervolgt het blad,
begrijpt, dat het niet te pas komt een soldaat vrij te
te laten om eene eigene godsdienstige overtuiging te
hebben dat hij verplicht is des Zondags naar cle kerk
te gaan en evenals tot den staldienst of' eenige andere
eorvé, wordt hij gekoramandeerd zich met de belangen
van zijne ziel bezig te houden, en evenals hij het met
den sergeant-majoor en den sergeant in orde heeft ge
bracht, het thans ook met Onzen Lieven Heer in 't reine
te brengen, Of de man verlicht denkt of zich aan de
orthodoxe opvatting houdt, wordt hem niet gevraagd:
het departement van oorlog stelt zich op het standpunt
van het christendom boven geloofsverdeeldheid, en be
veelt dat de soldaat zich zal laten stichten door den
predikant die in eene aangeweze kerk van tien tot
twaalf uren het woord voert. Geen preek zoo slecht, of
er is licht wat goeds uit te halen, en de soldaat moet
maar aandachtig toeluisteren, teneinde dat goede op te
vangen en in zijn hart weg te leggen. En al vangt hij
er niets van op en al wordt hij geërgerd in plaats van
gesticht dat doet er ook niet toeals hij maar in de
kerk een paar uren doorbrengr, is aan het voorschrif t
voldaan."
De schijnheiligheid hieruit ontstaande keurt het blad
sterk af; de geheele verschijning in de keik is slechts
eene vertooning. „De godsdienst is verlaagd tot eene
zaak van militaire discipline; men woont de oefeniugen
bij, met het lichaam maar niet met den geest; reeds die
dwang stemt tot onverschilligheid en wrevel, en er zal
meer gespot worden met de preek dan er stichting door
wordt teweeggebracht.
„Behalve dus dat het verplicht kerkgaan in strijd is met
de bepaling der grondwet, die volkomen vrijheid van
belijdenis geeft, is het ook doelloos, en werkt het slechts
de onverschilligheid en huichelarij iu de hand.
rNu zegt men wel, dat, zoo het dan al geen goed
doet, het toch geen kwaad kan om de soldaten, voor
het meerendeel jonge menschen,ook nog iets anders
te laten hooren dan de dienstzaken, en dat zij beter
in de kerk zitten dan in de herbergen. Maar dit geldt
voor iedereenlaat de overheid dan ook de burgers
dwingen om naar de kerk te gaan, en de kerken be
zigen als een huis van tijdelijke burgerlijke en militaire
verzekering, waarin men de ingezetenen des Zondags
een paar uren opsluit, teneinde te voorkomen, dat zij
van hunne vrijheid misbruik maken. Ook de arbeidende
klasse is des Zondags vrij om te doen en te laten wat
zij wil, en zulke noodlottige gevolgen hebben wij er
nog niet van ontdekt. Velen van hen doen vrijwillig,
wat de soldaat gedwongen wordt te doen; waarom zou
ook de soldaat het niet vrijwillig doen? Men late
hem vrij, en de uitkomst zal zeker de verwachting-
overtreffen.
„Men kan wel op kommando met de brandspuit een
groot aantal personen te gelijk doopen, maar men
kan ze niet door een roffel laten gelooven, en zoolang
dit onmogelijk is, moest men ze ook niet door trom
melslag gelasten dat zij eene daad des geloofs bedrijven.
De soldaat is er niet mede gediend, en hij wieu deze
daad des geloofs gewijd is, nog veel minder.
„Tot welke wanbegrippen dat gedwongen kerkgaan bij
het publiek aanleiding geeft hebben ons de postdirec
teur en de commissaris van politie te Vlissingen doen
zien" zegt de Arnhemsche courant, en zij geeft den mi
nister van justitie in ovenveging den laatsieu te out.
slaan, „hoewel hij misschien het afnemen van Goethe's
werk beschouwde als een onderdeel van zijn plicht: de staat
zorgt wel voor de zieleu der soldaten door beu naar de kerk
te doen gaan, hij, ambtenaar van den staar, zorgt voor de
zielen der officieren, door te waken dat zij niet door de
geschriften van Goethe worden verdorven.
„Maar wij nemen hier aan, dat de commissaris Goethe
kent, terwijl het zeer waarschijnelijk is dat hij diens
naam thans voor de eerste maal hoorde noemen."
Kan men deu soldaat niet alle vrijheden toestaan die
den particulier bij het burgerlijk recht zijn verleend, hij
heeft toch zeker aanspraak op alle rechten bij staatswet
ten den Nederlandschen staatsburger toegekend, en ook
die zijn hem tot nogtoe onthouden. Art. 164- der grond
wet zegt: „ieder belijdt zijne godsdienstige meeningen
met volkomen vrijheid" en art. 166 „de belijders der
onderscheidene godsdiensten genieten allen dezelfde
burgerlijke en burgerschaps-rechteu." De soldaat echter
mag zijn godsdienstige meening niet met vrijheid belij
den. want hij moet naar de kerk waar men hem zendt.
Als nu eensgeen kerk van eenige gezindte op de gar
nizoensplaats is, dan zal de minister van oorlog daarvoor
dienen te zorgen, want anders genieten de belijders der
verscheidene godsdiensten niet dezelfde burgerlijke en
burgersckaps rechtenhet is zeker een der burger
schapsrechten van den soldaat om naar de kerk te
moeten, anders is het verband ttisschen de verschillende
bepalingen niet te vatten?
Is de dwang don soldaat opgelegd niet te rijmen met
de grondwet, hoe kan men die in overeenstemming bren
gen met bet beginsel van art. 260 van het wetboek
van strafrecht, hetwelk eene geldboete van zestien tot
twee honderd franken en eene gevangenzetting van zes
dagen tot twee maanden bedreigt tegen „ieder bijzonder
persoon, die bij wege van feitelijkheid of bedreiging,
een of meer personen gedwongen of belet zal hebben
een der openlijk toegelaten godsdienstoefeningen uitte
oefenen, dezelve bij te wonen, zekere feesten te
vieren" enz?
De strafwet, een staatswet, bepaalt dus een vrij hooge
straf voor een bijzonder persoon, die een ander dwingt
tot iets, waartoe de staat den soldaat, een staatsbur
ger, noodzaakt. Het komt ons voor dat art. 261 van het
wetboek van strafrecht „die een/ge godsdienstoefening