öuiti-iUauir. te moeten beantwoorden, en alzoo te moeten adviseeren tot aandringen bij de staten-generaal ter onthouding van hare goedkeuring aan dit wetsontwerp. Op voorstel des voorzitters wordt besloten dit punt tot een volgende vergadering aan te houden. De rekening en het verslag der bank van leening over 1869, mede ingekomen, worden in banden der finaneieele commissie en vour de leden ter inzage gelegd. Yan het bestuur der godshuizen is een staat der comptabiliteit dier inrichtingen over 1869, met memorie van toelichting, ingekomen, waarbij tevens machtiging verzocht werd tot af- en overschrijving van eenige pos ten tot een gezamenlijk bedrag van f 839.94, eu tot be schikking uit den post van onvoorziene uitgaven van eene som van f 194. Deze machtiging wordt, overeen komstig het advies der finaneieele commissie, verleend. Een dergelijk verzoek tot af- en overschrijving is ook van het burgerlijk armbestuur ingekomen, hetwelk mede toegestaan wordt. Het weuscht uit den post vpor onvoor ziene uitgaven over pene som van f 19.80 te beschikken, en voorts vergunning tot af-en overschrijving tot een bedrag van f 176. Eveneens wor.dt besloten op het verzoek van het bestuurder dienstdoende schutterij tot af- en .overschrij ving eener som van f 16 3.54 L eene uitgaaf veroorzaakt door veranderingen van shako's en naar Delft gezonden geweren. Do voorzitter deelt mede het proces-verbaal van kas- opneming bij den gpnieente ontvanger, waaruit blijkt dat gedurende 1869 ontvangenis eene soui van /260 452.72L uitgegeven 245.793.99V, goed slot alzoo: f 14.658.73. Het kwaad slot over de rekening van 1866 bedraagt f 2866.08, zoodat in kas is de som van f 11.792.65, Op voorstel des voorzitters wordt het proces-verbaal goedgekeurd. De voorzitter legt over het jaarlijksch verslag van burgemeester en wethouders over den toestand der gemeente, hetwelk aan de leden zal worden rondgezonden en die van het burgerlijk armbestuur eu van de kamer van koophandel en fabrieken, welke voor de leden ter inzage worden gelegd. De voorzitter stelt namens burgemeester en wethou ders voor om, met het oog op de door den minister van binnenlandsche zaken gemaakte bedenkingen tegen art- 6 alinea 3 van de verordening B op de begraafplaats eu het begraven van lijken, de laatste drie alinea's van dat artikel te doen vervallen. Dienovereenkomstig wordt besloten. Als een gevolg van deze wijziging vervallen in art. 8 van verordening C de woorden „Voor lijken van andere personen.... verschuldigd." Nog stelt de voorzitter voorin art. 11 te doen vervallen de woorden: „ten behoevebegraafplaats." Aldus wordt besloten. De heer Itekker komt ter vegadering. Ook ten aanzien der verordening op de gemeentebe graafplaats wordt door burgemeester en wethouders een voorstel tot wijziging gedaan. Zij stellen voor, bij art. 4 te voegen: „Aan de tegenwoordige eigenaren van gra ven wordt de keus gelaten om óf, gelijk tot dusver, zelf in het onderhoud hunner graven te voorzien mits daar van binnen drie maanden na afkondiging van dit be sluit schriftelijk kennis gpvende aan burgemeester en wethouders óf dit volgens de daarvoor gestelde som aan de gemeente over te laten." De raad vereenigde zich met dit voorstel. Op de voordracht voor de betrekking van hulponder- derwijzer op fchool G voor kinderen van onvermogenden (hoofdonderwijzer de heer L. de Man), zijn geplaatst de heerenL. H. Dormaar, hulponderwijzer te Axel, J. A. Buijs, hulponderwijzer te Colijnsplaat, en K. ÉeerÖldt, hulponderwijzer te Vlissingen, Met 12 stemmen wordt L. H. Dormaar benoemd, ter wijl 2 stemmen op J. H. Buijs uitgebracht waren. Hierna wordt overgegaan tot de benoeming van het stembureau voor de verkiezing op 17 Mei a. Tot leden worden benoemd de heeren Lambrechtsen van Ritthein met 12, en Snijders met 13 stemmen, zijnde bij de eerste stemming 2 stemmen en bij de tweede stemming éen stem op den heer Mathon uitgebracht. Tot plaatsvervangende leden worden benoemd de heeren Sifflé met 13 stemmen, tegen 1 stem op den heer Dobbe- laer de Wind; Dobbelaer de Wind met 13 stemmen, zijnde 1 biljet oningevuld; en Fokker met 13 stemmen zijnde mede 1 biljet oningevuld. Aan den heer dr. M. II. Damme wordt,op diens schrifte lijk ingekomen verzoek, wegens vertrek naar elders eervol ontslag verleend als lid van het bestuur der godshuizen. Het bestuur der godshuizen zal worden uitgenoodigd tot het doen eener voordracht. De voorzitter deelt mede dat bij gelegenheid van het schoonmaken van het gedeelte der riolen tusschen de Gouden-Leeuwpoort en de Nieuwstraat op een drietal plaatsen het riool ingestort is. De op de begrooting voor het schoonmaken der riolen uitgetrokken post van /300 is thans reeds verbruikt, daar het materieel der inge storte deelen zoo slecht is dat het niet meer gebruikt kon worden. De voortzetting der herstelling en schoon making is echter, ook volgens het oor deel der commissie van fabricage, urgent; er kan evenwel geen beraming van kosten gemaakt worden, zoodat niet te bepalen is of de voor riolen enz. toegestane 3700 voldoende zullen zijn. De voorzitter stelt thans den raad voor: toe te staan dat met het aangevangen werk tot aan de Niéuw- straat, zooals vroeger het voornemen was, worde voort gegaan. De heer Lantsheer wenschte de kosten in dezen eenigszlns te beperken. Do voorzitter verklaarde nogmaals dat geene bepa ling van kosten te maken wa9, doch gaf aan eene som van 2000 te stellen. De heer Suouck Hurgronje meent dat deze uitgave toch gedaan moet worden al ware het tot een bedrag van f 16000. Hiertegen verzette zich echter de heer Lantsheer, die meende dat men niet kon weten of van de op de begroo ting uitgetrokken posten voor groote werken zooveel zou overblijven, dat daarvan zulk eene som zou kunnen betaald worden. De beer Souck Hurgronje repliceerde hierop dat men in zulk een geval genoodzaakt zou z'jn een of anderen post, bijv. dien tot herstel der kaaimuren, te doen ver vallen. Het voorstel des voorzitters, tot het verleenen van een krediet van /"2000 ten behoeve van het herstellen en schoonmaken der riolen, wordt daarna met algemeene stemmen aangenomen. Niets meer aan de orde zijnde, brengt de voorzitter ook hier zijn dank aan allen die bij gelegenheid van den jongsten brand zoo krachtdadig hulp verleend hebben. Alleen aan die vereende krachten is het, zegt de voorzitter, toe te schrijven dat, hoe groot de schade thans ook moge zijn, deze zich nog daartoe bepaald heeft. Bij de daarna gedane hoofdelijke vraag aan de leden of een hunner nog iets in het midden te brengen had, verklaarde de heer Snijders zich volkomen te vereenigen met den door den voorzitter gebrachten dank voor de bewezene hulp, doch zich verplicht tc achten de aan dacht van het dagelijksch bestuur op den onvoldoenden toestand der brandweer te vestigen. Hij geloofde dat bet niet in eenige oogenblikken te onderzoeken was aan wie of wat de oorzaak te wijten is; doch tevens ge loofde hij, niet alleen te staan in de waarneming van feiten die van dien toestand getuigden. Hij wenscht burgemeester en wethouders uit te noodigen, middelen te beramen, om bij dergelijke rampen de ontwikkeling van deze spoediger en krachtdadiger tegen te gaau. De voorzitter geloofde dat daarvoor een zeer eenvoudig middel bestaat, en wel, een korps pompiersdoor de gemeente bezoldigd. Hij gaat vervolgens het, door loting gevormde, personeel der brandweer na, en zegt dat er uit dien hoofde meer raenschen zonder dan met kennis van zaken aan verbonden zijn. Ook wijst hij er op, dat eene spuit somtijds door' vier of vijf inau en eeniee jongens op het terrein gebracht wordt, zoodat de inrichting geen vergelijking kan doorstaan raetandere, zooals in België, waar geregelde korpsen pompiers bestaan. Maar het materieel, zegt de voorzitter, is goed en vol doende, daar sta ik persoonlijk voor in. Ik verklaar het plechtig. Sedert den brand in 1857 zijn alle spuiten op éene leest gebracht, alle schroeven sluiten aan. Doch bij zulk eene gelegenheid loopt het hoofd der menschen wel eens om, zoodat verkeerde maatregelen genomen worden. Het eenige middel, hij herhaalt het, is een korps pompiers. Hij zou zich verheugen aan het hoofd van een goed georganiseerd korps pompiers te mogen staan. In de maand Mei, des morgens te 10 uren, worden eenige door den voorzitter opgenoemde spuiten beproefd, en nu noodigt hij alle raadsleden uit, te komen zien of niet alles in orde is. De heer Snijders bedankte voor de inlichting, doch verklaarde dat, als de in deze zaken zoo ervaren voor zitter in een korps pompiers het eenige middel zag, hij dan zijnerzijds, als een voorstel tot oprichting van zoo danig korps gedaan wordt, dit gaarne zal ondersteunen. Hierna wordt de zitting gesloten. Algemeen overzicht. Wijlen het Fransch senaatslid de Boissy zou op den bij de naderende volksstemming bestaanden toestand, het woord hebben kunnen toepassen, waarmede hij den bij 's keizers overlijden te vreezen staat van zaken een maal kenschetste. Dagelijks toch wordt in Frankrijk de algemeene verwarring grooter en begint zij aan het gdchis van genoemden markies te doen denken. Het ontworpen volksbesluit heeft onder zijne voorstanders voor den etfn een geheel andere beteekenis} dan voor den ander. De heer de Persigny ziet daarin het „autoritair keizerrijk"; Emile Ollivier het „liberaal keizerlijk"; Paul de Cassag- nac de redding der Napoleontische dynastie; de meer gematigde Bonapartisten zien daau'n de vernietiging van het parlementair keizerrijk; de leden van het linkercen trum spreken van het volksbesluit als eene bekrachtiging der ingevoerde liberale hervormingen en een waarborg voor verdere schreden op dezen weg. Terwijl deze verwarring zich meer en meer voor elk duidelijk afteekent doet zij ook haar invloed gevoelen op de beurs, welke na de keizerlijke proclamatie, de minis- tericele circulaire en de uiting van den heer Ollivier aan zijne kiezers in het departement du Var gedaald is. Ook op nijverheidsgebied heeft de keizerlijke procla matie blijkens ecu artikel van l'Industriel Alsacien, orgaan der groote handelsbelangen in oostelijk Frankrijk, een hoogst ongunstigeu indruk gemaakt. Dit dagblad dringt bij de natie aan om de stembiljetten bij de aanstaande volksstemming met „neen" in te vullen. l'Industriel ziet in het beginsel der volksbesluiten, gelijk het door den keizer wordt opgevat, slechts „een vorm van het absolutisme, bekrachtigd door het votum der be volkingen, welke daarbij door de administratieve tucht naar de stembussen worden gedreven om blindelings te stemmen, over verschillende te samengevoegde en voor velen min of meer onbegrijpelijke quaestiën, en bloc. Men had gemeend dat de keizer geleerd zou hebben door Mexico en Sadowa, door den finantieelen af grond en door de schandalen van de officieele candida- turen, en was teruggekomen vau alle aanmatigingen der persoonlijke regeering om zich tot het beginsel van het parlementair gouvernement te bekecren. Er schijnt echter eene vergissing te hebben plaats gehad en wij moeten de rondborstige taal van bet keizerlijk manifest bcant- woorden met eene rondborstige invulling van ons stembiljet" De lijken der vier door Grieksche roovers vermoorde Engelsche reizigers zijn te Athene aangekomen en aldaar met militaire eerbewijzen ter aarde besteld. Koning George was te voet bij do begrafenisplechtigheid tegen woordig, en de koningin heeft deu in het protestansch kerkgebouw gehouden lijkdienst bijgewoond. De Grieksche minister van oorlog Soutzos, die in deze zaak niet geheel en al onschuldig is, en althans onvoorzichtig handelde door de roovers te doen vervol gen in plaats van den losprijs te betalen gelijk de Engelsche vertegenwoordiger verlangde om alzoo het leven der gevangenen te redden, heeft thans zijn ont slag ingediend. De kroon heeft dit ontslag aangenomen den minister Valaoritis interim met de portefeuille van oorlog belast. Omtrent de vermeerdering der rooverbenden op Grieksch grondgebied schrijft de Turksche admiraal Hobart pacba, die zich vooral in den oorlog tegen de opstandelingen op Kandia bekend heeft gemaakt, een brief aan the Times, waarin hij dit feit toelicht. Volgens zijne voorstelling zou de Grieksche regeering ougeveer zeven honderd man uit de gevangenissen hebben ont slagen oip tot ondersteuning der opstandelingen naar Kandia te worden gezonden. Deze lieden zouden, na het dempen van den opstand, naar hun vaderland zijn teruggekeerd eu thans het aantal roovers in het rijk van koning George vermeerderen. Wij behoeven onzen lezers hieromtrent wel niet te herinneren dat deze brief van Hobart pacha niet als die van een geheel onpartij dige kan worden beschouwd. De Engelsche dagbladen geven intusschen in eenige allerheftigste artikelen tegen Griekenland een afspiege ling der verontwaardiging van het publiek over den moord door Grieksche roovers op hunne gevangenen gepleegd. Sommige organen te Londen gaan in hunne verbolgenheid zoover dat zij daarvan een internationale quaestie willen maken, en Attica willen doen bezetten door eene afdeeling Engelsche troepen, om alzoo het leven der reizigers in die streek te waarborgen, waartoe de Grieksche regeering niet in staat is. Natuurlijk zijn dit slechts ondoordachte uitingen eener eerste opwelling van verontwaardiging. Volgens dergelijk beginsel zou Engeland ook een deel der expeditie troepen in Abys- sinië hebben moeten laten om in het vervolg te waken t -gen eene herhaling der gebeurtenissen, welke eene expeditie tegen dat rijk noodig maakten. Volgens derge lijk beginsel zou de eene of andere mogendheid ook kunnen beweren gerechtigd te zijn om Ierland door hare troepen te doeu bezetten, alwaar de Engelsche regeering niet bij machte blijkt om de orde en rust te handhaven.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 3