MIDDELBURGSCHE COURANT. l\°' 97. 1870. D insdag 26 April. Bij (leze couranl behoort een bijvoegsel. Middelburg 25 April. De gemeenteraad alhier zal op Woensdag a., des na middags te éen uur, een openbare zitting houden ter be handeling der volgende zaken: missives gedepntcerde staten goedkeuring raadsbesluitenadres van Uije (X, aankoop gemeentegrondadres J. Gilde, uitgifte in erf pacht gemeentegroud; staat comptabiliteit godshuizen, 1869; missive schuttersraad, af- en overschrijving be grooting 1869; twee missives van het burgerlijk armbe stuur, idem; voordracht vooreen hulponderwijzer,school G; voorstel burgemeester en wethouders wijziging ver ordeningen op het begraven van lijken en de gemeente begraafplaats. Bij beschikking van den minister van financiën, afdee- ling telegraphie, is de klerk van de rijks-telegraaf D. van der Ent, met ingang van den 26ct» dezer, op zijn verzoek eervol ontslagen. Benoemingen en besluiten. leger. Benoemd Zr. Mr. tweede zoon Willem Alexan der Karei Hendrik Frederik, prins der Nederlanden, tot kapitein bij de bataljons jagers van het regiment grena diers en jagers a la suite van het korps; tot kapitein bij het regiment rijdende artillerie a la suite van het korps, en tot ritmeester van het 4« regiment huzaren a la suile van het korps. marine. Bevorderd tot luitenant ter zee le klasse a la suile Z. K. II. Willem Alexander Karei Hendrik Frederik, prins der Nederlanden. koloniën. Verleend, als waardeering van goede dien sten, de personeele titel van ingenieur aan den fabriek en magazijnmeester voor den dienst der Nederlandsche bezittingen ter kust van Guinea H. J. J. Jansen. ministeribele departementen. Belast met de waar neming der betrekking van referendaris, chef van het bureau West-Indische zaken bij het departement van koloniën, J. II. A. W. baron van Heerdt tot Eversberg, West-Indisch hoofdambtenaar met verlof hier te lande. Benoemd bij het departement van koloniën, met ingang van 1 Juni a.s., tot adjunct-commies, de le klerken W.A. F. N. C. M. Hartmann, P. R. Beukers, J. Geradta, Th. Jel- tes, F. J. A. Buys, J. T. Braun en C. A. Gevers Leuven en tot bode, de adstistent-boden T. J. zich noemende en schrijvende M. J. Kriens en C. L. Molenbroek. Gemengde berichte». De sckildersknecht Robart is heden morgen te half vier uren, teugevolge van bijkomend koudvuur, in het gasthuis overleden. De toestand van Tavenier is voort durend gunstig. Jl, Zaterdag ochtend is aan boord van de stoomboot Admiraal de Ruijter, ter hoogte van Haatten, eene vrouw die moest worden overgebracht naar het krankzinnigen gesticht te Dordrecht, aan hare geleiders ontsnapt en in het water gesprongen. Niettegenstaande de in het werk gestelde pogingen van de equipage der stoomboot om haar te redden, is zij verdronken. Toen sir Charles Lyell in do Yereenigde staten reisde, werd hem, naar men verhaalt, den volgenden vriendenraad gegeven: Wanneer de stoomboot waarop gij u bevindt in snelheid met een ander gaat wedijveren, verwijder u dan zoover mogelijk van de machine, en als een der manschappen roept: de heeren die hun passage geld nog niet betaald hebben moeten zich naar de hut der dames begeven! gehoorzaam dan onmiddellijk, want danstaateen ontploffing te wachten.Maarwaarom inde hut der dames? Omdat deze aan het uiterst einde der boot gelegen is, en omdat de kapitein zich slechts bekommert om de persoonlijke veiligheid van hen die nog niet betaald hebben; de anderen zijn hem totaal onverschillig. Betaal dus nooit vooraf, want indien gij gedurende de reis overboord valt en de matroos die op den uitkijk staat den kapitein toeroept: Man over boord! zal deze vragen: heeft hij betaald? en indien hij een bevestigend antwoord ontvangt zal hij uitroepen: .Yóoruit? Tkerinometersland. 23 April, 's av. 11 u. 44 gr. 24 'smorg. 7 u. 52 gr.'smidd.lu. 56 gr.'sav. 6 u. 52 gr |sav. 11 u. 50 gr. ;.7u.52gr. 'smidi. iu.GIgr. 'sav. 6 u.55 gr. Provinciale staten van Zeeland. {Vervolg van het bijvoegsel.) Hij betwijfelt niet of er zijn ingelanden genoeg die gaarne iets meer zullen opbrengen, doch men moet dat zoolang verschuiven en niet licht raken aan de f 10.96. Anderen hebben een tijdelijke verhooging aan geraden, doch hij doet opmerken, dat de lasten toch reeds hoog ge noeg zijn, terwijl de pachten niet in evenredige verhou ding tot de graanprijzen staan. Verder wijst hij er op dat er gebreken bestaan en hoe ongaarne de polderbesturen inmenging zien in hun bestuur en hoe eigendunkelijk zij soms handelen. Hij her innert zich eene algemeene vergadering te hebben bijge woond toen de president dood was en nog geen hoofd commies benoemd. Hij deed toen de vraag: wat de reden was, dat er nog geen nieuwe president was benoemd geworden en merkte duidelijk, dat die vraag geen aan gename» indruk maakte- men antwoordde slechts, dat de vorige president nog niet lang geleden was gestorven. Toen hij daarop vroeg wanueer men voornemens was tot de benoeming van een anderen hoofdcommies over te gaan, luidde het antwoord eenvoudig, dat men hem daar van later zou kennis geven. Hij zou nog meer misbruiken kunnen opnoemen, doch wil die hier liever niet bespre ken en het is onnoodig daarvoor eene zitting met ge sloten deuren te verzoeken. Hij kan echter niet nalaten bij deze te kennen te geven dat liet hem genoegen heeft gedaan te zien dat niet minder clan 122 ingelanden bij adressen bewijzen van adhaeéiê hebben gegeven, waaron der velen die een groot aantal hektaren grond bezitten. Hij heeft op zijn verzoek welwillend eene statistiek omtrent die personen ontvangen en daaruit gezien, dat ze niet behooren tot de categorie van hen, die men maar kan laten teekenen, maar dat er veel onafhankelijke mannen bij zijn. Hij heefter niet voor geloopen onder teekenaars te verkrijgen en ook geene oproeping in de couranten geplaatst. Slechts twee burgemeesters heeft hij van zijn voornemen kennis gegeven om het voorstel in zijne nota's vervat te doen, en hij betuigt nogmaals dat het hem verheugt dat er zooveleti zijn gevonden, die instemmen met zijn voorstel om misbruiken te weren. Wat hij overigens vroeger heeft aangevoerd omtrent het wenschelijke van een hoofdingenieur, dat is ook hier van toepassing. In het algemeen verslag komt op bl.-idz. 2 al. 3 eene clausule voor die bezwaar maakte tegeu be perking der categorie waaruit men een voorzitter zou kunnen benoemen, terwijl op pag. 3 al. 5 wordt erkend dat de hulp van een kundig ambtenaar zeer te wenschen is. Het bezwaar der beperkte categorie is echter nu op geruimd, door de keus te geven tusschen drie categoriën waarvan vooral de derde zoo ruim mogelijk is. Hij be twijfelt of de personen die in het algemeen,verslag worden opgenoemd voldoende ontwikkeld zullen zijn en wenschfc vooral een deskundige, omdat hij meerder zekerheid heeft dat het technisch belang van den polder beter door twee personen dan door Óen zal worden behartigdvier oogen toch zien meer dan twee. De heer Snouck Ilurgronje zegt dat hetzelfde wat lieden morgen door hem is aangevoerd tegen de benoe ming van een deskundigen president, thans zou kunnen gelden tegen de aanstelling van een deskundigen advi seur. Hij zal die motieven dus niet herhalen, maar slechts een paar punten bespreken welke door den heer de Jonge van Ellemeet zijn te berde gebracht. Dat lid heeft met voldoening gewezen op de adressen van ingelanden van Walcheren ingekomen tot ondersteuning van zijn denk beeld. Spreker weet niet hoe die adressen in de wereld zijn gekomen, en of het is geweest uit eigen beweging, terwijl verschillende adressen een schier gelijkluidenden inhoud hebben. Wel weet bij dat te Westkapelle die adressen met een begeleidenden brief van den burge meester aan de landlieden zijn toegezonden. Ofditelders evenzoo is geschied, is hem niet bekend. Maar hoe dit ook zij, hij hecht aan die adressen niet veel waarde, overtuigd dat hij, als hij zich de moeite daartoe had willen geven, een nog grooter aantal adressen tegen het voorstel van den heer de Jonge van Ellemeet had kun nen doen uitgaan. In een dier adressen ten gunste vau dat voorstel wordt ook gesproken vau de opheffing vau misbruiken en omkooping, doch het blijft spreker een raadsel hoe die misbruiken door de benoeming vau een deskundige zouden ophouden. Zullen dan, vraagt hij, de achttien te benoemen commissarissen niet bevoegd zijn de wijze te beoordeelen waarop de zaken van dien pol der behooren te worden behartigd? Zij zijn toch niet onmondig, dat de staten zouden hebben te zorgen voor die behartiging. Evenmin weegt voor hem wat de heer de Jonge van Ellemeet, bij zijn verwijzing naar den val aan de Oost watering en naar het gebeurde aui den Westkappelschen dijk, heeft betoogd, want men verkeerde daar in een on- natuurlijken toestand, aangezien de voorzitter juist overleden en de oppercommies nog niet benoemd was. Gesteld dat er een deskundige geweest ware, dan was die val toch niet van zoodanige beteekenis dat de hulp van een deskundige noodig zou zijn geweest. Wat daar oogenblikkehjk gedaan moest worden was niet moeilijk. Men moest een doorbraak voorkomen en daarvoor wist ieder ingeland wel hoe hij handelen moest. Aan den dijk te Westkapelle was een deskundige, doch die was ziek, en zoo iets kan altijd gebeuren, ook al heeft men een ingenieur aangesteld. Dezelfde redenen die spreker nopen tegen het eerste amendement te stemmen bestaan alzoo ook. tegen het tweede. De heer Verhagen zegt dat hij juist hetzelfde bad wil len aanvoeren wat de vorige spreker in het midden heeft gebracht. Alleen wil hij nog opmerken dat het eenig verschil hetwelk tusschen den heer de Jonge van Elle meet en de meerderheid dezer vergadering bestaat, hierin gelegen is: dat die meerderheid bezwaar maakt om het polderbestuur aan banden te leggen, hoezeer men overigens overtuigd is van het wenschelijke van deskun dige voorlichting en hulp. Al de amendementen van den heer de Jonge van Ellemeet behooren zijns inziens thuis in het bestuur van Walcheren. Er is herhaaldelijk ge sproken van misbruiken. Ze zijn spreker onbekend, maar als zij bestaan, dan zullen zj wier belangen er bij betrokken zijn zeker zelve wel alles doen wat zij kun nen om ze te doen ophouden. De heer de Jonge van Ellemeet zegt, met betrekking tot bet door den heer Snouck Hurgronje gezegde omtrent de mondigheid van commissarissen, dat er geen ver schil is tusschen het oude Walcheren en het te creëeren Walcheren. Voorts merkt hij op dat het lid uit Goes niet meer van misbruiken schijnt te willen hooren. Hij zal ze ook niet meer noemen, ofschoon hij anders ter loops zou kunnen wijzen op de hooge, onnoodig hooge dagloonen. Hij wil echter afscheid nemen van de theorie, om liever het terrein van de practijk te betreden. En dan wijst hij er op, dat de eerste ver kiezing wellicht goed kan uitvallen, doch daarom geen waarborgen voor de toekomst bestaan. In Wal cheren zal het worden wat in de polders van Noord- Holland plaats heeft. Het gehalte, de soort van men sehen, in dien polder gezeten, zal zich bepalen tot den landbouwersstand, benevens éen heer, die zóu goed is, en daarom alle macht in handen krijgt. Hij stelt de landbouwers op lioogen prijs; hij heeft ze door een 27jarig verblijf iu hun midden leeren kennen. Maar nevens hunne eigenaardige goede eigenschappen hebben zij ook hunne eigenaardige gebreken, liet is bij ben niet altijd de vraag, wat het meest deugdelijke, maar wat het goedkoopste is. En als nu die te verwachte stand van zaken geboren is, dan zal de zelfstandigheid van den polder Walcheren zich oplossen in de zuinigst mogelijke begrootingen. Men spreekt veel van autonomie. De ge meentebesturen hebben die ook; maar, als er sprake is van het verstrekken van versnaperingen aan een gesticht van liefdadigheid en daarvoor de beslissing in het hoog ste ressort moet worden ingeroepen, dan blijkt wat men van die autonomie der gemeentebesturen te denken heeft! Spreker is het eens met het lid uit Goes, betreffende cle bevoegdheid der provinciale staten ten opzichte van liet waterschap. De staten moeten alles aanwenden om de belangen van het waterschap te behartigen. Maar hij acht het niet mogelijk anders dan door middel van een band de noodige waarborgen voor de belangen van den polder te verzekeren. Laat die band er zijn, mits hetgeen knellende zij en als hij een waarborg tegen knoeierijen kan geven. Waar men tot hem het verwijt richt, dat hij oude din- geu uit de sloot haalt eu der dooden ascb roert, merkt hij andermaal op dat die dooden zijn gedekt door het reglement van Walcheren. Wanueer een hoofdofficier der marine een prachtig schip dat niet meer naar zijn roer luistert, op een bank zet, kan men hem daarvan immers geen verwijt maken, maar moet dit geweten worden aan dengeen die hem op dat schip geplaatst heeft of van den bouwmeester daarvan. Als een laatste argument voert spreker ten slotte aan, dat als de leden der polderbesturen verklaren: ik ben

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 1