De lessen worden gegeven in het gebouw der academie, doch op uren dat de mannelijke studenten afwezig zijn. Het verschuldigd honorarium tot bijwoning der lessen is vastgesteld op 50 roebels jaarlijks. Volgens den Golos is de minister van openbaar onderwijs voornemens, ten behoeve van de meisjes-gyranasiën een buitengewoon crediet van 50.000 roebels aan te vragen. Uit Weenen wordt per telegraaf gemeld dat aldaar eone werkstaking is uitgebroken onder de bakkersknechts. Men vreest voor ongeregeldheden zoodat de troepen in de kasernen zijn geconsigneerd De trichinen-ziekte heeft zich weder in Duitsch- land vertoond; in Hanover zijn meer dan honderd per sonen door die gevaarlijke kwaal aangetast. Het museum te Sydney in Australië is met twee voorwerpen verrijkt geworden die bijzonder belangrijk zijn, uithoofde zij in verband staan tot de geschiedenis der eerste betrekkingen van Australië met Europa. Een dezer voorwerpen is een klein drinkglas, zooals men in Vlaamsche herbergen gebruikt, ongeveer twee en een halve duim (Eng.) hoog, en naar den voet, waar het glas buitengewoon dik is, in een punt uitloopende. Bloemen en festoenen zijn langs den rand gesneden. Het andere voorwerp is een bronzen gesp van een draagband, mas sief en rijk versierd, gedeeltelijk verguld en eene lengte van zes duim op eene breedte van twee en een halve duim hebbende. Deze beide curiositeiten zijn gevonden door den heer Stokes, kapitein bij de Engelsche marine, op een der Albrohos, ook Houtmans-eilanden genoemd, een kleine archipel van rotsachtige en naakte eilanden op ongeveer 200 mijlen van de Westkust van Australië gelegen. Uit het vinden van -deze voorwerpen op die geïsoleerde plaats en ook uit den aard der voorwerpen, is men tot de gevolgtrekking gekomen dat zij afkomstig zijn van de Batavia, een ÏS'ederlandsch schip dat den 4" Juni 1629 opeen dier verlaten eilanden schipbreuk geleden heeft. De Batavia was een der elf vaartuigen die, onder bevel van den kapitein Pelsart, van Nederland werden uitgezonden om bezit te nemen van Australië; bovendien was er quaestie van om eene kolonie te stichten of ten minste een groote nederzetting. De ge schiedenis der Batavia is zeer dramatisch. Na de schip breuk kwam het grootste deel van de geredde manschap in opstand en bedreef strafwaardige daden op de getrouw gebleven minderheid. De kapitein en eenigen zijner partij slaagden er in van het eiland te ontsnappen en het vasteland te bereiken. Men onderstelt dat zij de eerste Europeanen waren die den voet op het Austra lisch vasteland gezet hadden. Na zich zoo goed en zoo kwaad als het ging van proviand voorzien te hebben trokken Pelsart en zijne lotgenooten de kust om tot de hoogte van kaap Carpentaria van daar zeilden zij naar Java waar zij na de grootste ontberingen doorstaan te hebben, aanlandden. Intusschen was deachtergebleven equipage sterk verminderd, zoowel door gebrek als door gemis aan tucht. Toen kapitein Pelsart weder met het fregat Zaandam aan de Albrohos verscheen, bevond hij dat 125 personen gestorven waren. Zekere Cornelis die het teeken tot den opstand gegeven had, werd met twin tig zijner gezellen gevangen genomen, gevonnisd en geëxecuteerd. De andere schipbreukelingen scheepten zich den 28CQ September 1629 naar Java in. Yerkoopingen en aanbestedingen. Gisteren is te 's Hage aanbesteed1». het verrichten van baggerwerk in het kanaal door den hoek van Hol land voor de verbetering van den waterweg van Rotter dam; eenige inschrijver de heer A. Volcker, te Slie- drecht, voor 78 cent per stere; 2°. het onderhoud, ge durende éen jaar, van de werken tot verbetering van den waterweg van Rotterdam naar zee; laagste inschrijving van den heer P. A. Bos, te Sliedrecht, voor f 34,600. T lier mom eters tan tl 20 April. 'sav. 11 u. 62 gr. 21 'smorg. 7u.6l gr.'smidd. lu.76gr.'sav. 6 u. 67 gr. Provinciale staten van Zeeland. BUITENGEWONE VERGADERING. Zitting van Woensdag 20 April. Vervolg Na de heropening der vergadering stelt de voorzitter aan de orde het voorstel van gedeputeerde staten van den 18cn Maart 1. 1. tot oprichting van een nieuw water schap in het voormalig 4e district van Zeeland onder deu naam van waterschap der sluis aan de "Wielingen. De algemeene beraadslagingen hierover geopend zijnde, stelt de heer Vader voor: in plaats van „sluis aan de Wielingen", te lezen „suatie aan de Wielingen". Hij meent dat men daardoor, in algemeene termen sprekende, de vrijheid zal laten om de uitwatering ook door een stoomgemaal te doen plaats hebben waardoor men min der afhankelijk zal zijn van eventualiteiten die zouden kunnen voortvloeien uit stormvloeden en verlandingen buiten de sluis. Hij is hiertoe geleid door hetgeen op blz. 3 van het algemeen verslag is aangevoerd. De heer Vader legt vervolgens, op uitnoodiging des voorzitters, een amendement over, waarin zijn genoemd voorstel is vervat, en hetwelk de vereischte ondersteu ning ontvangt. De, beraadslagingen ook daarover geopend zijnde, licht de heer Vader zijn amendement nader toe. Hij meent dat de benoeming voor het waterschap van de sluis aan de Wielingen te beperkend is, omdat daardoor wordt uitgemaakt op welke wijze de uitwatering zal plaats hebben. Het zou mogelijk zijn dat het wensche- lijk werd geacht om de uitwatering te doen geschieden door een stoomgemaal, om de reeds door hem aangevoerde reden dat men dan minder afhankelijk zal zijn van uit wendige omstandigheden als stormvloeden en even- tueele verlandingen buiten de sluis. Hij wil daarom in plaats van „sluis" het woord „suatie" bezigen, hetwelk meer eene algemeen beginsel bevat, zonder tot een bepaalde wijze van uitwatering te beperken, waarin de regeering wel eens bezwaar zou kunnen maken. Daar van zou dan het gevolg zijn, dat het reglement niet werd goedgekeurd en deze vergadering andermaal zou moeten worden opgeroepen om nogmaals deze zaak te behandelen. Suatie beslist niet tusschen een sluis of stoomgemaal maar laat vrijheid de wijze van uitwatering nader te bepalen. DeheerHennequinzon geen bezwaar hebben „suatie" in plaats van „sluis" te lezen, indien het niet bepaald de bedoeling was om de uitwatering door een sluis te doen plaatshebben. Reeds voor 20 a25jaren washetverlangen om eene uitwatering te verkrijgen uitgedrukt, en thans is men tot het punt genaderd om iets bepaalds te verkrijgen. Gedurende 20 jaren is hij in de quaestie betrokken, en meermalen is op de mogelijkheid gewezen om door een stoomgemaal in de uitwatering te voorzien, doch verschei dene ingenieurs en deskundigen, zooals de hecren Beije- rinck Brunings, Conrad en anderen,maakten bezwaar in de plaatsing van een stoomgemaal en vonden een sluis aan minder bedenkingen onderhevig. Een stoomgemaal heelt verschillende bezwaren. De kosten van een zeesluis be dragen volgens zijne inlichtingen slechts 25 a 30 cent perhektare. Het is waar, de kosten voor een sluis aan de Wielingen zullen een hooger bedrag hebben, en de kos ten van aanleg zullen meer bedragen dan die voor een stoomgemaal, maar die van onderhoud voor het laatste zijn op den duur hoogcr. Daarom is hij tegen een stoom gemaal en wil de benaming van „sluis" laten zooals zij is. De heer Vader repliceert dat hij zich wellicht minder gelukkigheeft uitgedrukt en men hem daardoor verkeerd heeft begrepen,want dat zijne bedoeling volstrekt niet is in bet ontwerp eenigen wenk hoegenaamd te geven omtrent het wensehelijke van een stoomgemaalhij wil alleen voorkomen dat de regeering zou gebonden zijn om, zoo zij met een stoomgemaal de proef wil nemen, het regle ment terug te zenden en een nieuwe vergadering der staten noodig te maken. De heer Buteux bestrijdt liet amendement, waarvan de aanneming naar zijne meening niet wenscheliik is, vooral uithoofde van hetgeen bij de toelichting daarvan is aangevoerd ten aanzien van een stoomgemaal, waarop alzoo de aan dacht zou worden gevestigd der regeering, die zich met de nu gedane voordracht heeft vereenigd, maar wellicht bezwaar zou hebben wanneer daarin verande ringen werden beoogd. De beraadslaging wordt alsnu gesloten en het amende ment van den heer Vader in stemming gebracht en verworpen met 18 tegen 5 stemmen; voor stemden de heeren Snijder, de Jonge van Ellemeet, Vader, Risseeuw en Fransen van de Putte. Het voorstel van gedeputeerde staten„om onder den naam van Waterschap der sluis aan de Wielingen, een waterschap op te richten, bestaande uit de polders en landerijen ter wier behoeve van rijkswege een nieuwe uitwatering in het voormalige vierde district dezer pro vincie zal worden gemaakt, en zulks voor zooveel liunne uitwatering betreft," wordt met algemeene stemmen aan genomen. De beraadslagingen over de artikelen worden geopend. De heer van Eek zegt dat hij eene vraag wilde doen die wellicht niet bij de algemeene beraadslagingen be hoort, doch hij heeft nog geen gelegenheid gehad de gewenschte inlichting te krijgen. Hij wenschte te weten aan wie de werken van het op te richten waterschap in eigendom zullen overgaan, met andere woorden wie de eigenaar van die werken zal zijn. De beer Buteux geeft hierop te kennen dat, aangezien de werken voor de uitwatering instellingen van publiek rechterlijken aard zijn, de staat daarvan eigenaar zal zijn, hetwelk ook doorstraalt uit hetgeen de minister van bui- tenlandsche zaken daaromtrent in de overgelegde stuk ken heeft doen blijken. Het geldt hier ook slechts do quaestie van beheer, niet van eigendom. Nadat de heer van Eek den beer Buteux heeft bedankt voor het ontvangen antwoord, waardoor hij genoegzaam is ingelicht, gaat men over tot de behandeling der arti kelen. Art. 1, met de volgende daarin door gedeputeerde staten voorgestelde wijzigingen: In den vierden regel in plaats van „Zuidzande" te lezen „Nieuwvliet" en tus schen „Isabella" en „Lapschuursche gat" te voegen „Kievitenpolder". Achter hetgeen onder 2° voorkomt te lezen „De toevoeging aan het waterschap van de gron den en landerijen onder 1 en 2 bedoeld, geschiedt door een besluit der provinciale staten, goedgekeurd door den koning; wat betreft de gronden en landerijen onder 1 vermeld, zoodra deze zijn opgemeten, en wat aangaat de gronden onder 2 bedoeld, zoudra deze zijn ingedijkt en eveneens opgemeten. „De opmeting der gronden en landerijen geschiedt van wege liet uitvoerend bestuur en wel van die onder 1 ver meld, zoo spoedig mogelijk na het in werking treden van dit reglement, en van die onder 2 bedoeld, onmid dellijk na de voltooiing der indijking. „De uitkomsten der opmeting worden toegezonden aan gedeputeerde staten, doch vooraf na gedane bekend making, gedurende veertien dagen nedergelegd ten kan-, tore van den secretaris-penningmeester van het water schap, ter inzage van belanghebbenden. Deze zijn bevoegd om, zoo zij bezwaren hebben tegen de opmeting, die in te dienen bij gedeputeerde staten." Dit artikel wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 2, met de volgende daarin door gedeputeerde staten voorgestelde wijzigingen: in ak 2 de woorden „te rekenen van" te vervangen door „te beginnen met" en het woord „hoogstens" in de alinea weg te laten. De voorzitter heeft van den heer de Sraidt ontvangen het volgende araendement: achter het laatste woord van art. 2 te voegen„en dat gedeelte van den vooroever en der zeewerken van de watering van Cadzand, zich uit strekkende over of ter breedte van acht hoofden, vast te stellen zoodra het punt van uitwatering definitief zal bepaald zijn." Voorts van den heer Hennequin een amendement, strekkende ora aan 't slot van art. 2 te lezen: „en dat gedeelte van den vooroever en der zeewerken van de watering van Cadzand, als door de duinopening en de buitendijks aan te leggen werken blijken zullen in de toekomst in billijkheid ten laste van het waterschap te bchooren." Beide araendementen worden ondersteund. De beer de Sraidt zegt dat zijn araendement ten doel heeftdezaak juist en eenvoudig te bepalen. De watering van Cadzand verkeert in een exceptioneelen toestand, en wanneer de sluis in de Wielingen wordt gelegd, dan zal wellicht een ongunstige verandering kunnen komen in het tij. Die sluis zal een grootcn invloed op de stroouiing van eb en vloed kunnen uitoefenen, wat zeer nadeelig zon kunnen werken op de duin - en waterkeeringen van Cadzand. Na zou het onbillijk zijn al de bezwaren die daaruit voortvloeien geheel te laten komen ten koste van Cadzand. Daarom wil hij bepalen dat de breedte van acht hoofden zal komen ten laste van het op te richten waterschap, waardoor de watering van Cadzand voldoen de zal zijn gewaarborgd. De heer Hennequin meent dat door de indiening der beide amendementen het bewijs is geleverd dat tus schen de voorstellers eenheid in beginsel bestaat voor zooverre zij beide erkennen dat er eene kansrekening is dat de op te richten werken nadeeligc gevolgen kun nen hebben voor den oever der watering Cadzand. Er is echter verschil hoe men aan de billijke eischen zal tege moet komen. De heer de Sraidt heeft voorgesteld dat do kosten van acht hoofden voor het waterschap zullen ko men, doch spreker wil zoodanige bepaling niet maken. Hij wil het waterschap geen meerdere lasten opleggen dan billijk is. Zijn amendement is gegrond op het ver langen van ingelanden van de watering van Cadzand zelf, die in een gehouden vergadering te kennen heb ben gegeven slecht3 tegemoetkoming te verlangen voor die schaden, die zullen blijken uit den aanleg der wer ken voort te vloeien. Daarom is zijn voorstel minder be paald en wil hij geen bepaalden afsrand aangeven, flij heeft op bedoelde vergadering van ingelanden voor gesteld een bepaalden afstand op te geven, doch zij ver klaarden zulks niet te kunnen doen. Hoever hij het dus met den heer de Smidt eens is dat er nadeel kan zijn, meent hij echter niet te moeten bepalen. Da werken zullen zijn van algemeen nut, en het is billijk dat het algemeen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 2