Provinciale staten yan Zeeland.
Behalve het gisteren geresumeerde verslag omtrent het
ontwerp-reglement voor het waterschap der sluis bij de
Wielingen, is ook gedrukt aan de leden rondgedeeld het
algemeen verslag der atdeelingcn betreffende het ontwerp-
reglement op het bestuur van den polder Walcheren, met
bijlagen, ingezonden door gedeputeerde staten, in verband
tot eene nota naar aanleiding van dat ontwerp, houdende
voorlegging van araendementen daarop betrekkelijk, bene-
venseen tweede reeks amendementen, ingeval van ver
werping der eerste, met memorie van toelichting, inge
diend door het lid der staten mr. W. C. M. de Jonge van
Ellemeet.
Ook van dit verslag deelen wij de voornaamste punten
mede.
In twee afdeelingen vereenigde men zich eenparig met
de algemeene strekking van het ontwerp-reglement, ter
wijl ook in de andere afdeeling meer dan éen lid aanlei
ding vond tot toejuiching van het constitutioneele
beginsel, hetwelk daarin doorstraalt. Een lid betreurde
het dat dit beginsel niet in al zijne bepalingen getrouw
was gehandhaafd, inzonderheid niet met betrekking tot
de openbaarheid welke uitsluitend op de behandeling
der begrooting en rekening wordt toegepast. Dit gevoe
len werd door do meerderheid gedeeld.
Een der afdeelingen heeft al dadelijk art. 8, als de
geheele quaestie beheerschende, besproken. Zij was een
stemmig van gevoelen, dat bij aanneming der oorspron
kelijke amendementen van den heer de Jonge van
Ellemeet een krenkende verkorting van billijke aanspra
ken, zoo niet rechten, aan een vrijen polder zou worden
toegebracht door ontzegging van de ongehinderde keuze
van zijn voorzitter, immers noodelooze beperking daar
van tot een niet zeer uitgebreide cathegorie van personen.
De deugdelijkheid der verplichting om een ingenieur aan
het hoofd van den polder te stellen, werd door die afdee
ling bepaald ontkend, daar in tijden van gevaar, gelijk
de ondervinding heeft geleerd, aan de onverwijlde
voorziening in rampen ook zonder de voorlichting van
een ingenieur-president kan worden tegemoet gekomen,
terwijl bij de later te nemen maatregelen tot herstel en
verdere beveiliging, bij gebrek aan genoegzame eigen
kennis, een beroep op deskundigen kan worden gedaan,
desnoods bij wijze van prijsvraag, zooals ook elders
geschiedt.
Dezelfde afdeeling meent dat ook in het oog behoort
gehouden worden, dat Walcheren ten aanzien zijner be
dreigde oevers in een bij uitstek gunstigen toestand ver
keert wegens de aanwezige hulp van specialiteiten in de
personen der te Middelburg woonachtige provinciale
sommitciten van den waterstaat, die zeker steeds bij
nacht en dag bereid zullen zijn ter inspanning hunner
beste krachten ter bestrijding en verdrijving van den
vijand.
Aan de subsidiaire araendementen viel in die afdee
ling geen beter lot ten deel. De meeste bezwaren tegen
de benoeming van den voorzitter-ingenieur golden ook
tegen de aanstelling van den specialen ingenieur-raad
gever. Verkorting der rechten van belanghebbenden in
hunne keuze; het ontstaan van twee specialiteits-betrek-
kingendie van ingenieur en hoofdopziener; daaruit
Doodzakelijk geboren wordende conflicten moeilijkhe
den voor oningewijden om tusschen de denkbeelden van
twee technici te beslissen: alle deze redenen hadden ten
gevolge dat de meerderheid der afdeeling het beginsel
van art. 7 van het ontwerp huldigde. De minderheid gaf
als haar gevoelen te kennen, dat de te benbemen hoofd
opzichter het radicaal behoorde te bezitten van civiel-
ingenieur.
In eene andere afdeeling vonden zoowel de primitieve
als de subsidiaire amendementen yan den heer de Jonge
van Ellemeet ernstige bestrijding. Men vreesde dat een
technisch man_ zooals die aan het hoofd van het uitvoe
rend bestuur wordt gewenscht, te grooten invloed zou
verkrijgen, licht eigen stellingen zou trachten door te
drijven, en bij verschil van meening over de doelmatig
heid van werken, het raadplegen van andere deskundigen
zou bemoeilijken. Onder toepassing van zoodanig stelsel
zouden de raden van alle beteekenis beroofd en tot eene
niet houdbare positie gebracht worden. Alle zedelijke
verantwoordelijkheid en kracht zou hun ontnomen
worden. Dan ware het, volgens die afdeeling, beter de
betrekking van raad geheel te doen vervallen en alle
verantwoordelijkheid op den deskundige over te brengen.
Maar zij zag er voor den polder ook geen voordeel in,
want een uit ontwikkelde personen samengesteld bestuur
zou met de hulp van een kundig ambtenaar volkomen in
staat zijn in gewone gevallen de belangen van den polder
te behartigen, en in buitengewone gevallen zeker gretig
de gelegenheid aangrijpen, om zoo noodig van elders
voorlichting en raad in te winnen, ter dekking zijner
verantwoordelijkheid, geleid door het voorbeeld van
elders gevestigde belangrijke waterschappen, wier toe
stand in vele opzichten met dien van Walcheren over- i
eenkomt. Die voorlichting zou hoogst moeilijk kunnen
gevraagd en zeker ook minder gaarne gegeven worden,
wanneer de deskundige van den polder den rang had,
door den heer de Jonge van Ellemeet voorgesteld.
Dezelfde afdeeling had ook geen minder bezwaar tegen
eene benoeming van den voorzitter voor het leven. Dit
is strijdig met de tegenwoordige begrippen, cn liet ge
vaar voor door zoodanigen persoon te berokkenen schade
wordt grooter naar de mate van zijn macht en invloed.
Maar ook met het oog op de kundige ambtenaren van
minderen rang bij den waterstaat in Zecland's polders, en
op den aard der ook aan den polder Walcheren uitge
voerd wordende werken, werd de dagelijksche hulp van
een ingenieur niet noodig geoordeeld, eu wilde men hem
althans aan den polder niet opdringen. Een ingenieur te
stellen naast den hoofdopziener achtte die afdeeling ge
heel onaannemelijk: de tweede zou daardoor worden de
lijdelijke uitvoerder van de projecten des eersten.
Een eenigerraate gunstiger onthaal vonden de meer
genoemde amendémenten in een andere afdeeling. Een
lid uitte echter ook de vrees voor te overwegenden in
vloed van een president uit het korps van den waterstaat.
Een ander lid zag door zoodanigen voorzitter tegen
over de raden de zelfstandigheid van het college
van dagelijksch bestuur bedreigd. Daarentegen was een
derde lid van oordeel dat een deskundige aan het hoofd
van het polderbestuur op zich zelve een hoogst wensche-
lijke zaak was, maar het aan de algemeeue vergadering
behoorde te worden overgelaten om zich door een tech
nicus te doen bijstaan, hetgeen niet de zorg was van de
staten, waar deze geroepen werden tot de vaststelling
van een reglement. Wederom een ander achtte een aan
j liet bestuur ondergeschikten deskundige beter
J daar alle waarborg voor een goed en zuinig beheer voor
j de toekomst gevonden wordt in de periodieke aftreding
der leden van het dagelijksch bestuur. Nog een ander
I lid was vrij doordrongen van de wenschelijkheid van
I een deskundige aan het hoofd van het bestuur, maar
wenscht zoodanige toevoeging aan de algemeene verga-
i dering facultatief te laten.
Twee andere leden waren vast overtuigd van de
onmisbaarheid van eene specialiteit in het dagelijksch
I bestuur, en betoogden de onhoudbaarheid van de saraen-
I stelling van het bestuur van den polder zooals die tot
dusver heeft bestaan.
I De slotsom was dat in deze afdeeling bij afwezig-
1 beid van éen lid zich een gelijk getal van drie leden
respectievelijk vóór het ontwerp, vóór de eerst ingeko
men amendementen en vóór de tweede reeks amende
menten verklaarde.
Ten aanzien van de afzonderlijke behandeling der
artikelen meenen wij met de vermelding van het vol
gende te kunnen volstaan.
De meerderheid eener afdeeling vereenigde zich met
het voorstel van een harer leden, om art. 5 aldus te
lezen: „Het bestuur is te Middelburg gevestigd, en
wordt uitgeoefend door een algemeene vergadering, be
staande uit een voorzitter en 22 commissarissen, waar
onder 4 raden, welke laatste met den voorzitter het
college van dagelijksch bestuur vormen." De minder
heid acht de voordracht van raden door commissarissen
uit hun midden te beperkenden wellicht niet altijd wen-
schelijk. Een lid dier afdeeling verklaarde zich voor de
oorspronkelijke redactie van het artikel.
Het voorstel van een der leden om het woord „hoofd
opziener" in art. 7 te doen vervangen door „waterbouw
kundige", werd met een geringe meerderheid verworpen.
Een lid constateerde, dat derhalve een aanzienlijke
minderheid een bepaalden deskundige verlangt, wellicht
zich oplossende in een vermomden ingenieur; in een
andere afdeeling werd verlangd dat de hoofdopziener
den rang zou hebben van civiel-ingenieur.
Bij art. 16 werd het bezit in eigendom van een mini
mum van 10 hektaren in de plaats van 15 hektaren grond
door twee afdeelingen, met uitzondering van éen lid,
wenschelijk geacht. Sommige leden hadden eenigbezwaar
tegen het aangenomen vereischte om tot commissaris te
worden benoemd.
In eene afdeeling werd algemeen wijziging wensche
lijk geacht van art. 17, daar het gemeen en onverdeeld
bezit in eigendom van grond evenzeer behoort te worden
opgenomen als het radicaal voor de benoeming tot com
missaris, mits zoodanige bezitter zijn persoonlijk eigen
domsrecht op het vereischte getal hektaren gronds
kunne aanwijzen.
Bij art. 22 werd in een afdeeling door een lid bezwaar
gemaakt tegen de voorgestelde wijze van eedsaflegging.
De afdeeling vereenigde zich met zijn voorstel om in
plaats van„naar de wijze der godsdienstige gezindte
waartoe hij behoort", te lezen „overeenkomstig zijne
godsdienstige meening."
Met betrekking tot het stemrecht in art. 29 wenschte
de meerderheid eener afdeeling onder anderen de derde
alinea te doen wegvallen, om daardoor ook aan vrouwen
de gelegenheid te geven, desverkiezende ter stembus
op te komen.
Bij de behandeling der artt. 44 en 45 werd door een
lid eener afdeeling de aandacht gevestigd op het mis
bruik bij verkiezingen van de bepaling, dat de inhoud
der stembriefjes door den voorzitter moet worden voor
gelezen. Laatstgenoemde kan daardoor nu en dan ge
noodzaakt worden voor anderen of voor zichzelven
hoogst krenkende uitdrukkingen voor te lezen. Daarom
gaf dat lid in overweging, om in art. 44 alinea 2 regel 5
in plaats van „deze" te lezen „de daarop vermelde namen}
met hetgeen tot nadere aanduiding der personen noodig
is"; en ad art. 5, de briefjes die meer dan dit behelzen
mede van onwaarde te verklaren. Al de leden dier af
deeling deelden dit verlangen.
Bij art. 55 werd in eene afdeeling de opmerking ge
deeld dat de vierde alinea aldus behoort te worden
geamendeerd, dat ook de belanghebbende zelve kennis
drage van de ten zijnen aanzien door het dagelijksch
bestuur genomen beslissing.
Een lid eener afdeeling achtte als amendement op
art. 67 eene laatste zinsnede wenschelijk, luidende„De
algemeene vergadering wordt in het openbaar gehouden."
Eene kleine meerderheid huldigde het beginsel van on
beperkte openbaarheid en was dus voor het amen
dement. De voorsteller hiervan achtte voorts na aanne
ming een nieuw art. 67bis wenschelijk, luidende: „In
eene beslotene vergadering kan niet beraadslaagd noch
een besluit genomen worden over: a. de toelating van
nieuw benoemde leden6. de behandeling der begroo
ting en rekening; c. het doen van uitgaven op die be
grooting niet voorkomende of de daarop uitgetrokken
posten te boven gaande; d. het aanwijzen der middelen
tot dekking van zoodanige uitgavene. het wijzigen van
dijkgescboten of andere polderlasten; f het aangaan van
geldleeningeng. het geheel of gedeeltelijk vervreemden
en bezwaren van de eigendommen van den polder h. het
onderhands verhuren, verpachten of in gebruik geven
van polder-eigendommen; i. het onderhands aanbeste
den van werken of leverantiën; k. het aanleggen en op
heffen van inrichtingen van openbaar nut.
„Het voorschrift van dit artikel belet niet dat de voor
zitter, wanneer de handhaving der orde zulks mocht
vorderen, hen, die deze mochten verstoren, of alle toe
hoorders te doen vertrekken."
Het gevoelen dier afdeeling was niet beslissend: ei-
had staking van stemmen plaats.
In verband met bovenstaande meende eene afdeeling
dat art. 73 behoort te vervallen. Een andere afdeeling
wilde het artikel doen luiden: „De zittingen der alge
meene vergadering worden in het openbaar gehouden.
Bij het verslag is als bijlage gevoegd eene nota van
den heer Verhagen, bevattende eene reeks van deels in
de afdeeling reeds voorgestelde, deels nieuwe amen
dementen.
öuitmlani).
Algemeen overzicht.
Het Fransch officieel orgaan heeft dan eindelijk gespro
ken; in het ministerie Daru-Buffet Ollivier is niets veran
derd: het telt slechts een paar ministers minder. Er heeft
voorloopig eene cumulatie van portefeuilles plaats gehad,
en de heer Ollivier regeert thans in den „ministerraad
der eerlijke lieden" als heer en meester, totdat de heer
Kouher het oogenblik zal gekomen achten om zelf het
„enderkeizerschap" weder te aanvaarden. In le Frangais
wordt de aanstaande volksstemming van het standpunt
des oud-ministers Rouher beschouwd. Een lid der
uiterste rechterzijde had zijne vrees geuit voor de ge
volgen dezer volksstemming. „Indien er weinig stemmen
worden uitgebracht zeide hij zal dit het keizerrijk
verzwakken; worden daarentegen veel stemmen uitge
bracht, dan zal het ministerie daardoor versterkt wor
den." „Gij zijt wel naïef, zou de oud-minister hierop
hebben geantwoord. Indien de volksstemming geen
voldoend resultaat oplevert, zal de keizer dit aan zijne
ministers niet vergeven en dan zullen wij eene volksstem
ming houden, welke zeker niet zal mislukken. Levert
nu de volksstemming een gunstig resultaat op, dan bedie
nen wij ons daarvan om den keizer te overtuigen dat hij
nog genoeg gezag bezit om eenige zoogenaamde popu
laire ministers te kunnen ontberen."
De linkerzijde, enkele leden der rechterzijde en eenige
journalisten, redacteurs van democratische dagbladen,
hebben eene bijeenkomst gehouden ten huize van den