MIDDEL BURGSCHE COÜRAN T. Maandag 18 April. i\°- 92. 1870. Middelburg 1G April. De gemeenteraad alhier zal Dinsdag 19 dezer, des namiddags te 1 uur, een openbare zitting houden, waarin mededeeliug zal gedaan worden van inschrijvingen stoombaggermolen en klepschuiten, en voorstel tot gunning. Uit den Haag schrijft men ons „Ofschoon ik u uit de residentie schrijf, ben ik niet gewoon u te overladen met dusgenaamde „hofberichten." Mijne woning ligt te ver verwijderd van de paleizen, en de kringen, waarin ik mij beweeg, hebben te weinig raakpunten met die welke meu de hoogste pleegt te noemen, dan dat ik u in den regel meer dan de onbedui dende nieuwtjes zou kunnen oververtellen, die de groote bladen onder de genoemde rubriek rangschikken. Waren wij gewoon, zooals in Engeland, het doen en laten onzer vorsten, niet slechts hun op reis gaan of terugkeeren, hun kerkgaan of hun schouwburgbezoek, vooral uit het hooger oogpunt van bet algemeen belang, te bespreken en, zij 't dan ook met deferentie, te beooi*1"" deelen, de stof zou gewichtiger worden, maar ik vrees toch ook, zeer arm blijken. „Deze gedachten dwaalden mij door het hoofd toen ik mij trachtte te herinnereu wat sinds mijn jongste schrij ven het openbaar leven in 's-Gravenhage's meldenswaar digs heeft opgeleverd. Onze koningin is uit Engeland teruggekeerd. Wellicht heeft het ook uwe aandacht ge trokken dat de kunstlievende vorstin te Londen onder scheidene verzamelingen en instellingen bezocht heeft, die hare belangstelling ruimschoots bevredigen konden, en dat zij op den laatsten dag van haar verblijf bij den voortrefielijken historieschrijver Motley, toevallig ook Amerikaausch gezant te Londen, heeft gemiddagmaald met Dickens, Wilkie Collins en andere Britsche beroemd heden. Is het niet vreemd dat onze vorstin, die, waar 'ttc pas komt, onze Nederlandsche schilders en toonkun stenaars zoo gaarne een blijk geeft van beminnelijke belangstelling, van onze Nederlandsche geschiedschrij vers, onze Nederlandsche geleerden en schrijvers, zoo weinigen anders dan, en zoo maar nog bij name kent? „Onze koningin is terug. Zou 't waar zijn dat hare reis in verband heeft gestaan met huwelijksplannen voor den prins van Oranje? Onmogelijk acht ik het niet, en in ieder geval is het een feit dat, behalve door zijne her haalde tegenwoordigheid in den raad van state, de prins in den laatsten tijd blijken heeft gegeven, niet slechts van belangstelling in de openbare zaak, maar ook van de zucht om in andere opzichten zich in die ernstiger levens richting te willen bewegen, die den toekomstigen koning van een vrij volk, wellicht ook den vorstelijken echtge noot, het volle besef zijr.er schoone roeping kan geven „De roeping des konings in den constitntioneelen re- geeringsvorm is een onderwerp waarover veel te rede neeren valt, maar ten onzent gelukkig ook niet anders dan te redeneeren. Voor de practijk zorgt koning Wil lem III, en zijne bekrachtiging van de agrarische wet, waaraan wel door niemand werd getwijfeld, maar die door het drijven en dreigen van zekere zijde tot een feit van beteekeuis is geworden, zou wellicht uit dat oogpunt beschouwd nog merkwaardiger zijn, zoo zij den koning eenige zelfverloochening had gekost. Maar, ben ik wel onderricht, dan moet daarvan zelfs geen quaestie zijn geweest. Trouwens, de eerste stap op, liever nog het openstellen van den weg, die bedachtzaam maar zonder angstig talmen betreden, tot een rechtvaardigen, voor het moederland eervollen, voor Indtö weldadigen toe stand leiden moet, kon voor Neêrland's vorst niets af- schrikkends hebben. „Na de aanneming der agrarische wet is natuurlijk het veld weder ruim geworden voor gissingen en geruchten omtrent den man, die geroepen zal worden tot de moei lijke taak om dien nieuwen toestand in Indië zelf voor te bereiden en aanvankelijk te verwezenlijken. Alles te zamen genomen wat men hier opmerkt en hoort spreken, geloof ik niet dat de tegenwoordige gouverneur-generaal vóór zijn tijd teruggeroepen zal worden. Het praatje dat den heer Loudon, commissaris des konings in Zuid-IIol- land, tot zijn opvolger bestemde, behoort reeds weder tot de geschiedenis. „Overigens wordt er, nadat de kamers op reces geschei den zijn, niet veel politiek meer verhandeld in de krin gen die nog kort geleden er van overvloeiden. In eene daarvan, eene sociëteit waar de gros bontiets onzer offi- cieele wereld hunne tenten hebben opgeslagen, moet on langs een van de leden van het kabinet, half mismoedig, half wrevelig, gezegd hebben dat, als men hem moede was, men't dan maar rondweg zeggen moest. Wie dat was, behoef ik u wel niet te zeggen. Ge herinnert u wat ik de vorige keer schreef over den ongelnkkigen indruk, dien de verklaringen van zekeren minister op de tweede kamer hadden gemaakt. „Ook van den minister van oorlog hoort men, en even min voor de eerste maal, verzekeren dat hij zeer los is van zijne portefeuille. Intusschen zie ik uit het voorloo- pig verslag over de schutterijwet, waarin ouder ge woonte, weder zooveel tegenstrijdigs is opgenomen dat het, omtrent het vermoedelijk lot dier voordracht, letter lijk niets met eenige zekerheid doet vermoeden, dat de generaal van Muiken beeft meegedeeld dat zijne wet op de defensie bij den raad van state in overweging was. „Wij zullen van een en ander wel meer hooren als de tweede kamer weêr bijeenkomt. Dat is natuurlijk, als van ouds, tegen de Haagsche kennis. „Of die iets meer en iets anders zal opleveren dan het sinds vele jaren geziene en genotene, valt, naar de voorloopige opgaven onzer Haagsche bladen te oordeelen, te betwijfelen. Toch zal het plein er nu anders uitzien. Een groot gedeelte van de ruimte daar wordt ingeno men door het noodgebouw der Witte Sociëteit, die, als zij besluiten kon in de kermisweek te eraancipeeren, met die tent nog goede zaken kon doen. Dan ziet een ander deel van het plein er desolaat uit door de ruïnen van het oude sociëteitsgebouw. Als wij eenige maanden verder zijn, zal het aspect vrij wat veranderd zijn, ofschoon ik niet geloof dat de Ducktere, dóódsimpele gevel van het nieuwe gebouw, voor zoover de planteekening er over kan doen oordeelen, nu juist een bouwkundig sieraad kan genoemd worden. Voor eene vereeniging die hare leden, alles en alles, bij duizenden telt en aan deze door elkaar een 5 's jaar contributie kost, met een voor deel voor den pachter-kastelein dat in ons land zijne wedergade niet vindt, is het vreemd genoeg dat zij niet in staat schijnt te zijn geweest, den Haag nu eens met een elegant gebouw te verrijken. Maar laat ik niet te voorbarig zijn, wie weet hoe 'tmèe valt." Het Noorden geeft, na eene korte beschouwing van het tegenwoordige ministerie, aan de regeering den raad 1°. uit te zien naar betere titularissen voor buiten- landsche zaken en justitie 2°. vóór de bijeenkomst der kamers in Mei te zorgen, dat a. met terugroeping van den heer Mijer een lib er aal, geen modderaar, tot gouverneur-generaal worde benoemd en b. ontwerpen tot uitbreiding van het kiesrecht en tot verbetering van het belastingstelsel zijn ingedienden 3". liberale amendementen op de suikerwet door wijzi ging te voorkomen. Benoemingen en besluiten. rechterlijke macht. Benoemd tot rechter-plaatsver- vanger in de arrondissements rechtbank te Middelburg jonkheer mr. D. G. van Teijlingen, advocaat alhier. Onderwijs. De gemeenteraad van Schiedam heeft besloten de Latijnsche school definitief te verbinden met de hoogere burgerschool, met de commissie van toezicht dier inrich ting als college van curatoren. Dientengevolge zal op een jaarwedde van f 1800 een rector met den graad van doc tor in de letteren worden aangesteld voor het onderwijs in de Latijnsche en Grieksche talen en letterkunde, alsmede antiquiteiten, oude geschiedenis en oude aard rijkskunde. Het minerval of schoolgeld der leerlingen aan deze i nrichting, die daarvoor bovendien onderwijs zullen ontvangen in de levende talen en eenige andere leervakken der hoogere burgerschool, werd bepaald op f 60 's jaars. Gemengde berichten. Jl. Dinsdag avond is in de vergadering van de Maat schappij voor den werkenden stand te Amsterdam be sloten tot de oprichting van eene afdeeling „kosthuis, ten doel hebbende den werkman tegen geringen prijs goed middag-, oohtend- en avondeten en nachtverblijf te verschaffen. Tevens is het algemeen bestuur gemachtigd eene leening te sluiten a f 25,000, rentende 4 pet. Naar men meldt, is deze leening reeds voor 4/5 geplaatst. De com missie, welke verslag van het plan heeft uitgebracht, heeft o. a. te kennen gegeven, dat zij eene inrichting wenschte te openen, waarin den ongehuwden werkman, en niet den gehuwden, een goed, zindelijk maal wordt aan geboden voor lGcents, en voor 12 cents een flinke portie vleeschdes ochtens wil zij brood en koffie leveren voor 8 cents en des avonds karnemelkspap of brood voor 6- 8 cents. Vervolgens wil ze een tiental bedden beschikbaar stellen tegen 20 cents den persoon en 't gebouw, net en comfortable ingericht, den geheelen dag voor den nij ve ren werkman tot lectuur openstellen. De commissie deed helder uitkomen op interpellatie van een bestuurslid der maatschappij dat dit plan volstrekt niet strekte tot concurrentie met de Maatschappij tot nut van 'talgemeen. De laatste maatschappij beoogt een gansch ander doel. 'tNut wil nT. slechts koken en verkoopen, zoowel aau 't lokaal als bij aflevering, voor iedereen, man en vrouw; de commissie uit den Werkenden stand stelde zich alleen den ongehuwden werkman voor oogen. Zij wilde alleen in haar kosthuis spijs leveren, en in geen geval uithuizigheid bevorderen. Daarenboven wenschte zij vóór alles orde, netheid en beschaving voor te staan. Het Nut en de Werkende stand staan dus naast, niet tegenover elkander. Beiden zullen op haar eigenaardig standpunt eene proef xiemen; van samensmelting, bij zoo verschillende uitgangspunten, kon geene sprake zijn. Hoe snel sommige Amerikaansche steden vooruit gaan, kan blijken uit eene mededeeling in liet jaarlijksch bericht over handel en verkeer in Chicago in 1869; daaruit blijkt dat aldaar in dat jaar waren gebouwd 3810 gebouwen, waarvan 287 van vier, 93 van vijf, 24 van zes en 8 van zeven verdiepingen. Het getal inwoners be droeg in 1830 slechts 70 persoaen, in 1840 4853, in 1850 29.963, in 1860 110.973 en thans reeds 300.000. Het geheele kapitaal in het Clearing-house te Chicago in 1869 verrekend bedroeg 731.444.111 dollars, tegen 718.485.908 in 1868. Donderdag der vorige week kwam een eenvoudig gekleed heer in de corridors van het postkantoor te Pesth en verzocht een daar staand postbeambte hem te willen zeggen waar de expeditie was. „Daar beneden," luidde het barsche antwoord van den beambte. Beneden ge komen, vroeg de heer aan een anderen ambtenaar waar de expeditie was. „Daar boven," luidde het vriende lijke antwoord. De trappen weder opgeklommen zijnde, vroeg de heer den eerstgenoemden ambtenaar explicatie. „Och, zeur niet, wat weet ik het?" „Mij dunkt, u moest toch wat beleefder zijn jegens de menschen," „Wie is u, dat gij mij hier lessen komt geven? Weet ge wel, met wien ge spreekt?" „Ik heb die eer niet." -„Nu dan zal ik je zeggen dat ik de eerste postambtenaar B. ben, begrepen?" „Zeer veel eer kennis met u gemaakt te hebben. Ik houd mij wel aanbevolen;" met die woorden verwijderde ziph de heer, tegelijkertijd zijn kaartje afgevende. Op dat kaartje las onze vriende lijke postambtenaar: „Stephan Gorove, minister van koophandel." Zulke lesjes kunnen over't algemeen den ambtenaren nog wel eens in herinnering brengen dat zij voor het publiek zijn en dat het publiek niet voor ben is. Thermometerstand. 15 April. 'sav. 11 u. 46 gr. 16 'smorg. 7 u.48gr.'smidd. lu.60gr. 'sav. 6 u. 54gr.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 1