aan, namelijk om de zitting te verdagen tot Woensdag 20 April des middags te 12 uren bij gelooft dat dan de leden uit Schouwen tegenwoordig zullen kunnen zijn. Daar dit laatste volstrekt niet zeker is, blijft de voor zitter bij zijn laatste voorstel, 0111 Dinsdag avond te acht uren bijeen te komen. De heer van Eek ondersteunde het denkbeeld van den heer de Jonge van Ellemeet en mitsdien het voorstel des voorzitters ten zeerste, omdat de leden uit het voormalig 5e district toch Dinsdag moeten komen al wordt de ver gadering eerst Woensdag gehouden. Met 23 tegen 7 stemmen wordt hierop het voorstel •des voorzitters aangenomen. Tegen stemden de heeren Ham mach er, F. van Dein se, Hombach, van IJsselsteljn, J. L. de Jonge, Mazure en Yis. Hierna wordt deze zitting gesloten. UuitciUuUiX Algemeen overzie lit. De door het FransCh ministerie Daru-Ollivier be noemde commissie van decentralisatie heeft uitspraak gedaan in de veelbesproken quaestie der benoeming van burgemeesters der gemeenten. Met meerderheid van éene stem is daarbij het stelsel aangenomen om deze te doen verkiezen. Dit besluit heeft echter bij het gouver nement zeer veel ontevredenheid verwekt, hetwelk na tuurlijk de burgemeesters liever zelf wil benoemen desnoods, als concessie, uit de leden der gemeenteraden omalzoo in die heeren volgzame regeeringsambtenaren te bezitten. Die ontevredenheid is zelts zóo groot ge weest dat de minister van binuenlandsche zaken Che- vandier de Valdröme aan de commissie te kennen gat dat de regeering zich volstrekt niet verbonden acht om aan dit advies der commissie gevolg te geven. Deze ministerieele kennisgeving maakte op de leden der commissie een zeer ongunstigen indruk. De door den beer Gambetta in het Fransch wetgevend lichaam gehouden redevoering heeft hem tot een der eerste leden der linkerzijde gemaakt. Zelfs le Figaro, wiens onpartijdigheid ten aanzien der tegenstanders van het ministerie Ollivier wel buiten alle verdenking ligt, spreekt van die redevoering met den meesten lof en vergelijkt den afgevaardigde Gambetta bij Berryer. „Bij de redevoering van Gambetta zoo lezen wij in een verslag der zitting zou men gezegd hebben dat het wetgevend lichaam eensklaps in eene constituee- rende vergadering was veranderd en niet meer over een bestaand gouvernement maar over een in het leven te roepen regeeringsstelsel beraadslaagde, waarbij het kei zerlijk monarchaal systeem geheel en al werd afgekeurd." Het was een verschijusel dat velen in Frankrijk thans, naarmate van persoonlijke sympathiën, angstig of hoop vol, de toekomst doet tegengaan. Het te Festh verschijnend Hongaarsch dagblad beves tigt het reeds medegedeeld bericht dat het nieuw minis terie Potocki voor de lauden aan deze zijde der Leitha meer confederatieve beginselen zal toepassen en de eischen naar meerdere autonomie der verschillende bevolkingen van Oostenrijk tot op zekere hoogte zal inwilligen. De laatste manifestatiën hebben echter ge leerd dat het ministerie daarbij zeer ver zal moeten gaan om de autonomistische partij tevreden te stellen. Het dezer dagen medegedeeld telegram uit Madrid, volgens hetwelk in de Cortes met 78 tegen 75 stemmen een votum van afkeuring was uitgebracht tegen het voornemen van den minister Echagaray om alle kerke lijk onderwijs op de scholen te weren, is thans gebleken onjuist te zijn geweest. Niet een votum van afkeuring, maar van goedkeuring, is door de Spaansche vertegen woordiging uitgebracht en het ingediend ontslag door den heer Echagaray was het gevolg van zijne meening dat de meerderheid te gering was. Vandaar het reeds medegedeeld bericht dat men dien minister door een nieuw votum van vertrouwen tot intrekking van zijn ontslag wilde trachten te bewegen. ïranirijL In het dagblad l'Histoire leest men het volgende: Het Chauvinisme is dood. Dat kunstmatig en ziekelijk gevoel van haat tegen andere natiën, opgewekt door gouvernementen bij de volken, welke aan hun leiband lie pen, is vernietigd. Het Chauvinisme was een hatelijke exploitatie van bet menschelijk enthusiasme. De vorsten hadden een commanditaire vennootschap van den oor logsroem opgericht. De natiën waren de actionarissen, die voortdurend hun geld en bloed ten offer brachten. De vorsten zelve waren de bestuurders dier vennootschap en staken al de voordeeion in hun zak. Teneinde nu de actionarissen te verhinderen om, ondanks hunne goed gelovigheid, de mystificatie te begrijpen waarvan zij dupe waren, moest men hen bedwelmen. Dit geschiedde door het Chan vinisme. Het recept was zeer eenvoudig. Men trachtte by v. de Fransche natie te overtuigen dat Rusland, Duitschlaud of Engeland uitsluitend door wilden werd bewoond, die in onwetendheid en dronkenschap voortleefden. Dan wuifde men daarbij wat met de driekleurige vlag evenals men de banderillos heen en weder draait voor de oogen van den stier inhetstrijdperk, en de goocheltoer gelukte. Ongelukkig ontdekte men echter de stoom als be weegkracht, en de heer Chauvin werd verpletterd tus- schen twee treinen. Die arme heer Chauvin! Zoolang men toch slechts in diligences reisde was het gemakkelijk om die wederkeerige vooroordeelen in het leven te houden. Thans echter nu men in acht en twintig of dertig uren van Parijs naar Berlijn stoomt, gaat het niet meer om ons, Franschen, de Pruisische natie als oerang-oetangs voor te stellen. Men weet nu dat zij op twee beenen gaan, twintigmaal meer scholen bezitten dan Frankrijk enz. enz. Overigens hield men de lieden in vroeger tijd toch wel wat al te onbeschaamd voor den gek, als men de Voorzienigheid mengde in de quaestie. Wilde men de geestelijken van beide tegen over elkander staande partijen gelooven, dan had die Voorzienigheid eene belofte gegeven dat men zou over winnen. Daar echter een van beide partijen moest ver liezen, moest een der partijen altijd boos wezen over de niet-vervulling dier belofte. En dat noemde men het moraliseeren der volksmenigte door opwekking van het godsdienstig gevoel! Gelukkig beginnen al die gooche larijen onmogelijk te worden. Als de vorsten nog langer „glorie" op „victorie" wil len laten rijmen moeten zij dit maar voor hunne persoon lijke rekening doen en niet voor de onze. Een vorsten- tweegevecht zou de meest gecompliceerde eere-quaestiën spoedig oplossen. De natiën moeten voortaan op een ander gebied met elkander wedijveren. Wetenschap, kunst nijverheid, handel, sociale ontwikkeling, ziedaar de slagvelden der toekomst. Goeden nacht dan, mijnheer Chauvin, de klucht is uit! Het volgende gedeelte uit een rechtskundig verslag strekke tot bewijs van de afschrikwekkende kracht der doodstraf. De misdaad van Troppmannzegt het verslag scheen tot de legende te behooren, zoo door het aantal der slachtoffers als de volharding des moordenaars. Heeft Troppmann in die zaken al eene superioriteit verkregen- de misdadiger Lathauwers den wegens moord op zijne meesteres, mevrouw Lombard, ter dood veroordeelden bediende, wiens veroordeeling wij in een vorig nommer reeds meldden overtreft hem in andere. Vooreerst wist Troppmann waarom hij doodde, of meende hij het te wetenvoor een fortuin, dacht hij. Lathauwers daaren tegen deed zulks voor nagenoeg niets: eenige woorden van zijne meesteres en een kleine wrok tegen de keuken meid (welke hij een doodelijken wond toegebracht heeft). Vervolgens ging de moord vergezeld van omstandighe den als dezehet misdrijf werd volbracht onder de oogen van den heer Lombard, een door verlamming aan zijn fauteuil gekluisterden idioot; niet in zulk eene mate idioot echter dat dit schouwspel hem niet van schrik (leed verbleeken. Na zijn daad volbracht te hebben, keerde de moordenaar zich naar hem toe, zeggendeWel mijn heer wat zegt ge daarvan?" Vooral echter op de terechtzitting liet hij Troppmann verre achter zich. Troppmann gebruikte omwegen, be kende volstrekt niet, zocht verzachtende omstandigheden dacht nedeplichtigen uit. Welk een pocherij daarentegen bij LathauwersWat schepte liij er behagen in om de aanwezigen te doen sidderen door iedere omstandigheid nauwkeurig te verhalen. Welk een berouw toonde hij over zijne daad: „Ik had eigenlijk beter gedaan Felice (de keukenmeid) te dooden; zij toch is de schuld van mij n ongeluk!" Men moge aarzelen tusschen die beide heldenons schijnt het toe dat Lathauwers de kroon spant. Ziehier een der vragen van het onderzoek in de zaak van Lathauwers, en het daarop gevolgde antwoord: „Hebt gij de dagbladen gelezen en daaruit al de bijzonderheden van de zaak van Troppmann vernomen?" „Ja, mijn heer." Troppmann was negen dagen geexecuteerd voordat de misdaad van Lathauwers plaats vond. Ziedaar de afschrikwekkende kracht der doodstraf! Een weinig meer cynisme, een weinig meer koelbloe digheid, een weinig meer vastberadenheid en snoeverij bij den mededinger van den geguilotineerde. Geen spoor van schrik. Een ware wedijver om beter te dooden, om zich bij den moord kalmer, later onverschilliger en bij de terechtzitting dapperder te toonen. Zegt men dat deze wedijver niet door de executie van Troppmann op- i gewekt is, maar door de misdaad waarvan Lathauwers i al de bijzonderheden gelezen heeft? Het zij zoo. Maar 1 dan vragen wijin welk opzicht hij afgeschrikt is door de executie waarvan hij ook al de bijzonderheden gele zen had en die slechts negen dagen oud was Hij had die executie wellicht niet gezien, doch men heeft wel niet ten doel om alleen hen af te schrikken die haar bij wonen Politieke rechten der ytuow. Aan eene correspondentie uit Londen ontleenen wij het volgende: In eene dezer dagen alhier in het Hanover square ge houden meeting ten gunste der toekenning van het kies recht aan de vrouwen, welke natuurlijk door eene vrouw» mistress Peter Taylor, gepresideerd werd, had van de zijde van een der redenaars een lapsus linguae plaats, die op zeer krachtige en tevens zeer aardige wijze het licht deed vallen op de groote grief van de tegenstan ders dezer agitatie. Het zal u bekend zijn dat men in Engeland, in bet la gerhuis, geacht wordt zich niet tot de vergadering, maar tot den president {speaker) te wenden, hetgeen ten ge volge heeft dat het woord „mijnheer" {sir) dikwijls op de lippen der redenaars komt. Welnu, het gebeurde op bedoelde meeling dat een der onstuimigste aanhangers van het kiesrecht der vrouw, zich tot mistress Peter Taylor wendende, haar a bout porlant de heterodoxe be naming „mijnheer" schonk. Wel werd het spoedig terug genomen, doch het woord was gesproken en ieder begon te lachen. Een niet zeer galante spotter zou echter den lapsus linguae in quaestie op deze wijze hebben kunnen uitleggen „Wel, dames, gij verlangt op het gebied der staatkun dige rechten een deel, volkomen gelijk aan het onze. Het is u niet genoeg om over ons te heerschen door be valligheid, en op ons de onweerstaanbare macht der be- tooveiing, grooter nog dan die der schoonheid, uit te oefenen gij wilt het stemrecht bezitten, de ontwikkel- sten uwer sekse verkiezen, toegelaten worden tot de eer barer vertegenwoordiging, in vergaderingen verschijnen, in het parlement zitting nemen, wetten maken? Past op dames, past opIk zal u zeggen wat u boven bet hoofd hangt als uwe wensclien verhoord worden, als aan uwe eischen gevolg gegeven wordt: men zal u bij vergis sing, maar wat doet dit er toe men zal 11 „mijne heeren" noemen; men zal u, bekoorlijke dames, slechts als mannen behandelen." Dat is bepaald de voornaamste grief. De vrouw staat wel niet lager dan de man, maar is voorzeker niet aan hem gelijk. De quaestie is maar om te weten of het in aller, en in haar eigen belang is dat hare tusschenkomst in het leven geregeld zij alsof die beide uitdrukkingen van gelijke beteekenis waren. Hetgeen bij een ernstige bespreking der quaestie da delijk treft is dat de natuur zelve door de bijzondere organisatie waarmede zij de vrouw bedeeld en de bestem ming welke zij haar geschonken heeft, haar maatschap pelijke betrekkingen schijnt aangewezen te hebben welke van die des mans verschillen. Als moedei en voed ster schijnt zij, krachtens de aan deze beide betrek kingen verbonden eischeu en plichten, bepaaldelijk voor het huiselijk leven bestemd te zijn. Gedurende de negen maanden die de geboorte van haar kind voorafgaan, zou eene moeder zich niet zonder ernstige bezwaren aan de stormen van het Forum kunnen overgeven. Men mag zich bovendien vragen tot hoever de zorgen, de drukten, de verplichtingen van den politieken strijd vereenigbaar zijn met de zorgen, welke de opvoeding van het kind door de moeder eischen, die eerste opvoeding welke zoo be langrijk is, zoo noodzakelijk, en bijna altijd van zoo be- slissenden invloed. Waarom besluit inen niet uit het verschil in constitutie dat er tusschen den man en de vrouw bestaat, tot de ver deel in g van den arbeid tusschen hen? Waarom laat men niet in de rol verdeeling aan den man, sterker, vrijer in zijne bewegingen, stout moediger, de betrekking van minister van buitenland- sche zaken, en aan de vrouw, zwakker, meer onderwor- pen aan de natuurwetten, beschroomder, de betrekking van minister van binuenlandsche zaken Kortom waar- j om wil men, terwijl de vrouw niet lager staat dan de man j dat zij handele alsof zij hem volkomen gelijk was? Op die wijze heeft men tot heden geredeneerd, en j overeenkomstig deze leer is de wereld bestuurd gewor- i den. Doch ziet, daarin wordt in onze dagen een bres ge- schoten door publicisten en schrijvers, met wier ver- j toogen men rekening moet houden. De beweging ten

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 3