MIDDELBURGSCHE COURANT. N0, 83. Donderdag 1870. 7 April. Oimtfitlanü De Commissaris des Konings in de provincie Zeeland, maakt bekend dat de Staten van dit gewest eene openbare vergadering zullen houden op Donderdag den 7« dezer, des namiddags ten een uur. Middelburg den 6en April 1870. De Commissaris des Konings voornoemd, R. W. VAN LIJNDEN. Middelburg 6 April. In de heden gehouden zitting der eerste kamer zijn de beraadslagingen over de agrarische wet voortgezet. De heer Duymaer van Twist heeft het wetsontwerp op breedvoerige wijze verdedigd, terwijl de minister van koloniën eene langdurige rede hield. In deze zitting is bepaald dat beden eene avondzitting zou gehouden worden ter behandeling van het gisteren door de tweede kamer aangenomen wetsontwerp tot verhooging van hoofdstuk V der staatsbegrooting voor 1870, ten behoeve van werken tot beteugeling der afne ming van het zuiderstrand van Vlieland. De algemeene beraadslagingen over het ontwerp tot wijziging der armenwet zijn in de heden gehouden zit ting der tweede kamer voortgezet en ten einde gebracht. ÏÏet departement Goes der Maatschappij tot nut van 'talgeraeen, gedrongen door de veelzijdige klachten over de mindere deugdzaamheid der dienstboden, heeft zoo vernemen wij uit een bericht in de Goessche courant van Dinsdag den 5cn dezer n°. 27 bij circulaire de mede werking ingeroepen van allen die dienstboden houden, om eene vereeniging op te richten, waarvan de leden zich zouden verbinden te waken dat ongeschikte en slechte dienstboden of dezulken die zonder wettige reden hun dienst buitentijds verlaten, niet zoo gemak kelijk een nieuwen dienst zullen vinden, als thans het geval is. Wij betreuren het, dat zulk een voorstel kon uitgaan van eene afdeeling der maatschappij, die steeds de begin selen van ontwikkeling, beschaving en humaniteit heeft gehuldigd, die meermalen getoond heeft de juiste mid delen te kennen om in bestaande slechte toestanden een gunstige verandering te brengen. Het departement Goes toont den geest der maatschappij niet te kennen. Wat wil het? Eene vereeniging oprichten van meesters tegenover de dienstboden. Zal daardoor een betere toe stand kunnen ontstaan Onmogelijk! Eene vereeniging iseenmiddel totdwang, tot onderdrukking, hetwelk niet anders dan demoraliseerend werken kan; ontzenuwing, minder geschiktheid zal het gevolg er van zijn. De dienstboden zullen zich ook vereenigen; evenzeer dwang tegen de meesters aanwenden het gevoel van eigen waarde zal nog meer worden onderdrukt. Is het den meesters ernst met den wensch naareen be teren toestand, waarom dan niet deneenigen wegom dien te verkrijgen ingeslagen dat is, de dienstboden opheffen van het lagere standpunt waarop ze staandoor goed onderwijs en eene flinke opleiding de bekwaamheid ver meerderen, het zedelijk gevoel ontwikkelen, dan ook zal bij elke dienstbode het gevoel van eigenwaarde, het zelf bewustzijn, de zucht naar plichtsvervulling sterker worden. Laten de meesters zorgen voor de meerdere ontwik, keling hunner dienstbodenlaten zij ze minder als huur lingen behandelen, maar als leden van die groote maat schappij, die de diensten behoeft van ieder, grooten en kleinen. Eene coalitie te sluiten tegenover zijne min deren is inhumaan, in strijd met de beschaving; het is de beginselen der middeleeuwen terugroepen; het recht van den sterkste. Schande genoeg is het dat in het Ne- derlandsch burgerlijk wetboek bepalingen voorkomen als in art. 1G38 en dat in het wetboek van strafrecht een art. 415 wordt gevonden. Verschillende invloeden werken iu het maatschappe lijke leven voortdurend mede tot verbetering van iederen toestand; de kracht daarvan zou men ontzenuwen door toepassing van dwang, die noodzakelijk nadeelig werken zou op de verhouding tusschen meesters en dienstboden. Ook in deze zou het blijken dat vrijheid, alléén getem perd door zedelijke invloeden, opdat ze niet in losban digheid ontaarde noodzakelijk is om een gunstiger staat te verkrijgen. Maar eene coalitie gelijk het Goesche departement wil, is ook een hersenschim, waut óf men zal weldra geene dienstboden meer krijgen, öf deze zullen middelen weten te viftden de kracht dier coalitie te neutraliseeren, die slechts in schijn zal werken. En voor de meesters? Onderstel, men heeft zich aangesloten aan't verbond, men zoekt eene dienstbode, doch kan er geen krijgen dan eene die om luttele reden een anderen dienst heeft verlaten; zal men die niet nemen en liever het werk zelf doen? En wie zal de meerdere of mindere geschiktheid en slechtheid der dienstboden en de wettigheid der reden waarom zij vertrokken zijn beoordeelen Dat alles hangt immers af van ieders bijzondere denkwijze? Ieder gezin heeft zijne eigenaardige behueften,eischen, rechten en verplichtingen iedere dienstbode evenzoo eigenaardig aanleg, geschiktheid en neigingen. Wil men nu bij algemeene regelen de verhouding tusschen de gezinnen en dienstboden, de redenen van vertrek bepalen ook voor 't geval de behoeften en eischen eener- zijds niet overeenkomen met de aanleg, geschiktheid en neigingen anderzijds? Welk een dwaze, onzedelijke en onhoudbare toestand zou daaruit geboren worden, die slechts aanleiding zou geven tot nog veel grooter stoornis. Onderwijs, hulpvaardigheid, maar vooral een goed voorbeeld van moraliteit in den ruimsten zin des woords, ziedaar de eenige middelen om tot een beteren toestand te geraken. Om deze in toepassing te brengen is het echter in de eerste plaats noodig, dat men zich een eenigszins juist denkbeeld vorme van de eischen der humaniteit en de behoeften van den tegen woordigen tijd. Volgens 'tNieuwsblad van Gorinchem bestaat de hoofdcommissie ter aanbieding van een nationaal ge schenk aan Prinses Maria, ter gelegenheid van haar huwelijk, uit de heeren uf. J. Messchert van Vollenhoven, lid van de eerste kamer, te Amsterdam,' voorzittermr. Saaymans Vader, lid der tweede kamer, te Goes, ondervoor zitter; jonkheer J. L. de Jonge, lid der provinciale staten van Zeeland, wethouder te Zierikzee, hoofdpenningmees- ter; B. de Vries, koofredacteur van de Noordstar, te Gro ningen, secretaris; J. W. Vader, lid der provinciale staten van Zeeland, te Cortgene (Noord-Beveland), penning meestervoor Zeeland; A. J. Bierens, burgemeester van St. Annaland, penningmeester voor Zeeland en Noord-Bra bant; de kapitein der infanterie H. H.F.Salomou, te Maas tricht, penningmeester voor Zeeland en Noord-Brabant; le luitenant der infanterie de Korte, te Grave, penning meester voor Noord-Brabant en GelderlandR. Sasse, te Utrecht, penningmeester voor Utrecht en Noord- Holland; A. J. Hoekwater JDz., penningmeester voor Noord- en Zuid-Holland, John de Jongh, van Londen, hotel Weide, te Blokzijl, penningmeester voor Overijsel; C. Bouricius, rijksontvanger te Zuidhorn, penningmees ter voor Groningen en Drenthe; Ds. E. II. Lasonder, te Leeuwarden, penningmeester voor Friesland, en M. L- Seybel, te Westkerke (Tholen), secretaris. Uit Dordrecht meldt men ons, dat de commissie voor de gymnastiekschool aldaar besloten heeft een onderwij zeres te benoemen voor het onderwijs aan meisjes, die van deze inrichting gebruik maken. Zij heeft dit gedaan vooral met het oog op die kinderen, welke aan een of ander lichaamsgebrek lijden. Spoedig zal men tot een benoeming overgaan. Gisteren middag is te Amsterdam onder voorzitterschap van Z. K. II. prins Hendrik een vergadering van de Neder land-Java-stoomvaartmaatscbappij Nederland gehouden, waarin de heer J. G. Bunge tot voorzitter en de heer C. A. Crommelin tot vice-voorzitter van den raad raiL bestuur benoemd zijn. liet Vaderland Benoemingen en besluiten. eereteekenen. Toegekend als blijk van goedkeuring en tevredenheid aan E. Ilardy, kapitein van het Fransche barkschip Anaïs, de zilveren medaille, ingesteld bij be sluit van 22 September 1855, en een loffelijk getuig schrift; en aan E. Séguineai, le stuurman, L. Lehuic, J. Cadier, J. M. Derideau, P. M. Bihoret en R. Quelard, matrozen, behoorende tot de bemanning van hetzelfde schip, een geldelijke belooning benevens een loffelijk getuigschrift, wegens de menschlievende hulp door hen verleend aan het Nederlandsch galjootschip Union, cn de redding win een 4.eel der bemanning bij het verongeluk ken van (TatrTsShip in de golf van Biscaye op 17 Ja nuari jl. marine. Verleend de titulaire rang van kapitein ter zee aan den kapitein-luitenant ter zee W. de Fremery, inspecteur over de artillerie der marine, en jonkheer H. P. de Koek, hoofdinspecteur over het loodswezen, de betonning, bebakeningen verlichting. telegraphje. Benoemd tot opzichter 3c klasse de tij delijke opzichter bij de rijks-telegraaf H. F. X. Schwe- ring; en tot telegrafisten 3e klasse de leerlingen-telegra fist: J. Zitterstcyn, J. J. Bierlee, D. P. Rinders, G. C. J. Verkerk, A. Boomsma, J. C. J. C. Wijffelman, J. J. du Saar, C. A. Olivier, H. L. Berckenhoff, H. H. G. Aussems, P. J. Meerburg, J. Veldkamp, A. J. van Ham, P. F. H. Renkens, M. W. K. Barner, A. van Marion, C. Schuit Dz.,. J. A. Hummelinck, P. van Iloolwerff, G. J. Acket, B. de Stoppelaar BHjdestejm, D. R. ran Wermeskerken en J. H. van Grafhorst. Rechtzaken. De rechter in het derde kanton te Amsterdam heeft dezer dagen eene opmerkelijke beslissing genomen in een geding, welke voor de gasverbruikers niet van belang ontbloot is. Een gasverbruiker toch, door de Hollandsche gasfabriek te Amsterdam gedagvaard tot betaling van eene zekere hoeveelheid verbruikt gas, betwistte dat hij de opgegeven hoeveelheid had verbruikt en bood de bet aling aan eener mindere, ontkennende dat de meter de ge vorderde hoeveelheid aanwees. De eischende fabriek be riep zich op het contract, waarbij bepaald wordt datde hoeveelheid verbruikt gus door den meter wordt aange wezen, welk contract erkend zijnde in verband met hare boeken of het. aan het hoofd der dagvaarding voorkomende extract daaruit, den grondslag harer vordering uitmaakte, biedende zij alsnu het bewijs haver vordering aan, door overlegging harer boeken en beëediging derzelve, over eenkomstig artikel 1919 van het burgerlijk wetboek- De gedaagde verzette zich tegen die overlegging, daar hij de juistheid dier boeken betwistte, evenzeer als dafe de meter de gevorderde hoeveelheid zou hebben aange wezen. Hij droeg aan de individueele leden der firma de Bruijn en Comp. den eed op dat werkelijk de beweerde hoeveelheid gas is verbruikt. De eischende fabriek beweerde, dat die eed niet kan. worden toegelaten, daar de levering van gas, gelijk die geschiedt, door pijpen en gecontroleerd wordt door den meter, geen personeel feit is, evenmin als de leden der fir ma persoonlijk de opneming van den meter en het siel- len dier opneming in de boeken verrichten meenende zij dus, dat deze slechts konden beëedigen, dat volgens den meter de gevorderde hoeveelheid is geleverd. De kantonrechter besliste evenwel, dat de bevestiging ter goeder trouw van den inhoud der boeken van een der leden van de vennootschap voor en namens de gezamen lijke vennooten kan gevorderd worden, en droeg mitsdien den eischers den bovenvermelden beslissenden eed op, bij gebreke waarvan de gedaagde met zijn aanbod zou kun nen volstaan. Wij achten op de vanwege de fabriek aangeroerde gronden deze beslissing aan ernstige bedenking onder hevig. Naar wij vernemen zal deze zich daarvan in hooger beroep voorzien. Het Noorden.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 1