ZiEHiKZEE. Gehuwd: J. H. C. Heijse, jm. 31 j. metH. M. Eruaering, jd. 27 j. BevallenM. Flaman, geb. van der Weel, d. Z. de Bie, geb. Wol bach, d. W. Spetors, geb. Verton, d. J. Elsevier, geb. van de Velde, z. N. Landman, geb. Paret, z. M. de Waardt, geb. Broodman, z, W. de Braai, geb. Schaap, z. T. Versteeg, geb. Heuseveldt, d. Overleden: C. A. Leijdekkers, man van C. Vaske, 40 j. W. ten Haring, man van C. de Pape, 51 j. P. Wisse, d. 10 d. Therm o meter stand. 2 April, 'sav. 11 v.. 41 gr. 3 'smorg. 7 u. 41 gr. 'smidd. 1 u.46 gr. 'sav. 11 u. 39 gr. 4 'smorg. 7 u. 38 gr.'smidd. 1 u. 48 gr. 'sav. 6 u. 50 gr. Staten-generaal. EEKSTR KAMER. Zitting van Vrijdag 1 April. Aanneming van verschillende wetten. Van den minister van binnenlandsche zaken is inge komen een antwoord op het verslag der kamer omtrent het wetsontwerp tot intrekking van het keizerlijk decreet van 1811 omtrent de politie op de polders; alsmede de door de tweede kamer aangenomen wetsont werpen omtrent de grondbelasting en het onderwijs van rijkswege in de beeldende knnsten. Het wetsontwerp tot iustelling van colleges van zetters wordt door den heer van Nispen van Pannerden aange merkt als een schrede achteruit, omdat, volgens de pri mitieve Fransche wet, de benoeming der zetters was opgedragen aan de municipaliteit. De minister van financiën doet opmerken dat juist in Frankrijk reeds een jaar na de invoering der bedoelde wet, de bevoegdheid der benoeming aan de gemeente raden was onttrokken en op de onderprefekten overge dragen. Verkieslijker is het nu als overgangsmaatregel de benoeming aan den commissaris des konings over te laten, evenwel op voordracht van den gemeenteraad. De minister betreurt het dat de tweede kamer de ver plichte aanneming van de betrekking van zetter heeft doen vervallen; hij voorziet daaruit moeilijkheden op sommige plaatsen. Wat de uitsluiting van gemeente ambtenaren betieft, regenten van gestichten zijn daar onder niet begrepen evenmin als brandmeesters en der- gelijken. Het wetsontwerp wordt daarop met eenparige stemmen aangenomen Door de commissie voor de verzoekschriften wordt verslag uitgebracht over eenige adressen tegen de aan neming van het wetsontwerp tot verhooging van hoofd stuk VIIc der staatsbegrooting voor 1870 (kosten van toezicht op het kerkelijk beheer bij de hervormden). Omtrent dat wetsontwerp geeft de heer Messchert van Vollcnhoven te kennen dat hij het niet constitutioneel acht, na de afstemming in de andere kamer dezen post op nieuw voor te dragen. Hij zet breedvoerig uiteen waarom hij evenals de heer van Lijnden in de andere kamer deze voordracht verwerpelijk acht. Dc heer van Rhemen vraagt of men orde dan wel wan, orde in dc hervorde kerk wil. Van een zekere richting in die kerk gaan allerlei pogingen uit om de bezadigde regeling der bestaande algemeene commissie te dwars- boomen. Hij acht het in het staatsbelang, de pogingen der commissie om eene voldoende regeling tot stand te brengen te ondersteunen en zoodoende tot de werkelijke scheiding van kerk en staat te komen. De heer van Bylandt sluit zich bij den heer Messchert aan en de heer Eijsinga bij den heer van Rhemen. De minister van financiën meent dat de regeering het recht had opnieuw dit voorstel te doen. In anderelanden bestaan middelen van redres, wanneer bij wijze van ver rassing of door andere toevallige omstandigheden een onjuist besluit door de kamer is genomen; hier niet, en dus mag men gebruik maken van de bevoegdheid om een nieuwe voordracht te doen en te trachten de ver tegenwoordiging te doen inzien dat zij eene onbillijke beslissing heeft genomen. Wat betreft het recht van den staat om toe te zien, vraagt, de minister of niet juist door het aan een college uit de kerk zelve op te dragen de vrijheid der kerk is iu het oog gehouden Maar bovendien is, waar de staat verplicht is volgens de grondwet subsidiën te geven aan de kerk, door de traktementen der leeraren te voldoen, hij ook bevoegd toezicht op het gebruik der gelden te houden. Na repliek van verschillende sprekers wordt het wets ontwerp met 28 tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren. van Bylandt, Messchert Rahusen en Haitsen. Op voorstel van den heer Cremers wordt besloten, be halve spoedvereischende zaken, de nieuw ingekomen en in te komen wetsontwerpen eerst na het reces in de af- deelingen te onderzoeken. TWEEDE KAMER. Zitting van Vrijdag 1 April. Aanneming der wet tot haven verbetering te Harlingen en van conclusion van rapporten. Door den heer de Casembroot is als amendement op het wetsontwerp omtrent de havenverbetering te Har- i lingen voorgesteld om de artt. I en 2 aldus te wijzigen Art. 1. „Het verbeteren der haven van Harlingen zal van rijkswege met éen millioen gulden worden gesubsi dieerd." Art. 2. Achter art. 92 van het Ve hoofdstuk der ge melde begrooting volgt: „Art. 92bis. Eerste termijn van een subsidie van éen millioen gulden voor de kosten van de verbetering der haven van Harlingen en van alle met die verbetering in verband staande uitgaven, daaronder ook begrepen het uitbaggeren van het vaarwater, herstel van buitengewone winter- en stormschade, kosten van peilingen en opnemingen, aankoop van instrumenten, waarneming der waterhoogten, toelagen voor bureau-, reis- eu verblijfkosten van ambtenaren van den water staat, bezoldiging en belooning van het voor de verbe tering in dienst te nemen personeel, f 100,000." De heer de Casembroot licht zijn amendement op art. 1 toe en geeft te kennen dat hij dat werk meer als een provinciaal belang dan als rijksbelang beschouwt. Hij wenscht daarom alleen het werk van rijkswege met een subsidie van een millioen te subsidieeren. De heeren Gratama en Voorthuyzen raecuen dat het amendement niet als zoodanig kan aangemerkt worden daar het in lijnrechten strijd is met de bedoeling van het wetsontweip. De voorzitter zegt dat er antecedenten zijn dat derge lijke amendementen in discussie zijn gekomen. De heer van Beyma noemt het een Chineesch amende ment. Ook de heer Stieltjes bestrijdt het. De heer Vader evenwel wil alleen subsidie verleenen. De heer van der Linden vraagt of men allleen in Holland zal gaan doorgraven en of andere provinciën niet evenzeer recht daarop hebben. Als men iets niet wil, worden er altijd bezwaren gemaakt dat het niet zal gelukken. Dat zeide men ook van het kanaal van Suez en honderde andere werken. Wij moeten ons door die zwaarhoofden niet laten terughouden om goede, nuttige werken tot stand te brengen. De heer Heemskerk tracht de vorige reden weg te nemen. Na repliek van verschillende sprekers en verdediging der voordracht door den minister van binnenlandsche zaken wordt het amendement van den heer de Casem broot verworpen met 55 tegen 12 stemmen. Het eerste artikel waarbij de havenverbetering van Harlingen eene rijks-zaak wordt verklaard, wordt op rer- zoek van den heer van Goltstein in stemming gebracht en met 46 tegen 21 stemmen aangenomen. Het wetsont werp wordt met 48 tegen 19 stemmen goedgekeurd. In den loop der zitting is een bericht ingekomen van het overlijden van dr. de Poorter, oud lid der kamer. Bij de behandeling der conclusie van het rapport der commissie omtrent de inlichtingen der regeering over het adres van den predikant Calkoen, betreffende de onwettige veroordeeling van Dirkje Veldhuizen door het hof te Utrecht, gaven verscheidene leden te kennen dat zij zich niet met de conclusie konden vereenigen, omdat het niet tot de roeping van de staten-generaal behoort den koning advies te geven omtrent het gebruik maken van zyn recht van gratie. Allen keurden evenwel af dat, na de kennisneming van de onwettige ver oordeeling, de regeering geen algeheele invrijheidstelling had aangeraden. De conclusie, waarin dit alsnog aanbevolen wordt, in stemming gebracht zijnde, wordt met 38 tegen 29 stem men aan genomen. Aan den heer de Casembroot wordt, na aanneming van een paar andere conclusiën, toestemming gegeven om opnienw over den toestand van het stoomschip de Argus te interpelleeren. Zitting van Zaterdag 2 April. Interpellatie omtrent het schip de Argus. Regeling van werkzaamheden. De heer de Casembroot vraagt, naar aanleiding van de laatste berichten omtrent het binnenloopen te Ports mouth van het stoomschip de Argus, 1° in hoever dat binnenloopen in verband staat met de zeewaardigheid van het schip; 2° of werkelijk de slingerende toestand van het schip aanleiding gegeven heeft dat de komman- dant gevaar zag in de voortzetting der reis; en 3° of het vaartuig niet stoomeude den weg van Aden naar Ceylon kan afleggen. De minister van marine antwoordt dat'de vertrouw bare berichten die de heer de Casembroot schijnt ontvan- te hebben juist zijn. De nieuwe proeftocht is niet gelukt, daar de verplaatsing van de gewichten het slingeren niet hadden verminderd; vandaar dat het schip te Portsmouth weder is binnengeloopcn. Omtrent de zeewaardigheid van het schip acht de minister het geven van verklaringen niet voorzichtig. De heer de Roo meent dat de aanhoudende interpella- tiën ongunstig werken op de openbare meening, wanneer j de Argus niet in Indië komt, zal dit niet zijn door gemis aan belangstelling van den kant der oppositie. De heeren Stieltjes, de Casembroot en van de Putte komen nader op de zaak terug. De heer van de Putte meent dat, als Berghuis het schip gekommancleerd had, hij bij angst de equipage zou gevraagd hebben,of hij ook zijn huid er niet aan waagde. Sommige sprekers zien hier een zijdelingsche beschul diging van den kommandant van de Argus. De minister van marine meent dat de kommandant zijn plicht heeft gedaan. Daarmede is de interpellatie afgeloopen Het voorstel van den heer van Goltstein, om hettractaat omtrent de zalmvisscherij nog vóór het reces in de sec tiën te behandelen, wQrdt verworpen,; op grond dat de ratificatie toch niet vóór 1 Mei zou kunnen plaats hebben. Na afloop der behandeling van de armenwet wordt de verhooging voor de nieuwe vuurwapenen aan de orde gesteld. Gemeenteraad ran Zierikzee. In de zitting van den gemeenteraad te Zierikzee van 2 April kwam ter tafel een adres van den heer inf. A.I. F. Egter, verzoekende ontslag als regent van het burger weeshuis, waarop werd besloten adressant eervol ontslag te verleenen met dankbetuiging voor de gedurende vele jaren in die betrekking bewezen diensten. Het voorstel van burgemeester en wethouders tot het maken eener nieuwe leiding tot afvoer van het onnut wa ter der garancinefabriek in de buitenhaven der gemeente nabij de Westhavensluis, wordt na discussie aangenomen met 10 stemmen tegen 1 stem. Tot leden der commissie voor de zaken der schutterij worden benoemd de heeren Goemans en Nauta van der Grijp, en tot hunne plaatsvervangers de heeren Kooleen Landsknegt. Öuitvnlanö. Algemeen overzicht. Men kent wellicbf de fabel van den heer Viennét, welke zooveel geestige bespiegelingen inhoudt over ver vallen grootheid en over personen die niet meer tot hun tijd behooren. In deze fabel worden twee almanakken, die van het vorige en die van het loopende jaar, spre kende ingevoerd met deze moraal Ainsi tout change et passe en ce monde fragile; N'être plus de son temps, c'est commc n'être plus. Toch gebeurt het somtijds dat vervallen grootheid op nieuw tot eer en luister klimt. Men ziet dit in Frankrijk aan den heer Guizot. Geruimen tijd was deze onder de vorige ministeriën als in het duister teruggetreden. Thans oefent hij weder in de ministerieele kringen grooten invloed uit. De minister Ollivier zal zijne ver kiezing tot lid der academie aan Guizot's invloed te danken hebben en in de tegenwoordige, verwikkelingen schijnt de heer Guizot insgelijks eene groote rol te spe len, alles niet zeer ten genoege van hen, die in den heer Guizot steeds den tegenstander blijven zien van al wat liberaal is. In de verhouding tusschen de gecoaliseerde meerder heid in hetFransch wetgevend lichaam en het ministerie Daru-OUivier is weder eene wijziging gekomen. Het lin kercentrum heeft zich naast de linkerzijde geschaard in de interpellatie-quaestie omtrent het constitueerend ge zag en aan het ministerie medegedeeld dat, indien de regeering bij haar voornemen blijft om alle discussie over het ontwerp-senaatsbesluit vooralsnog te ecartee- ren door de kabinetsquaestie te stellen, het linkercen trum met de linkerzijde zal stemmen ten gunste van het door den heer Ernest Picard gedaan interpellatie-verzoek. Zelfs bet rechtercentrum, hoewel besloten hebbende om het ministerie in elk geval te blijven ondersteunen, heeft in eene officieuse bijeenkomst besloten om zijn leedwe zen te betuigen over de politieke houding van het gou vernement. Ook de quaestie om het senaatsbesluit sommigen beweren zelfs vóór de aanneming door den senaat door een volksbesluit te doen bekrachtigen, heeft niet alleen in wetgevend lichaam en senaat, maar inden boe zem van het ministerie twee partijen in het leven ge roepen. Keizer Napoleon schijnt zich daarbij zeer ten gunste van een volksbesluit te hebben verklaard. Een zeer wonderlijk, maar toch met het oogop de bron niet ongeloofwaardig gerucht, zegt, dat de heer Rouher zal worden benoemd tot gouverneur-generaal van Al- gerië, met eene zeer uitgebreide machtsbevoegdheid

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 2