geen door den getuige Delia Recca voor het hof werd
medegedeeld, veroorlooft l'Indépendance zich de vol
gende insinuatie
„Indien al de getuigenverklaringen ten gunste van
prins Bonaparte even juist zijn als die van den getuige
Delia Rocca, dan kan men begrijpen dat de raadslieden
der civiele partij die niet als evangelie aannemen, en mag
men ongetwijfeld verwachten dat de beschuldiging daar
aan niet blindeling geloof zal hechten, in strijd overigens
met de tradition van het openbaar ministerie."
Omtrent het incident Fonvielle, reeds gisteren mede
gedeeld, valt weinig meer te vermelden. De verwarring
in de rechtzaal ging alle denkbeeld te boven.
Terwijl de beschuldigde met den advocaat Laurier
eene woordenwisseling houdt, schreeuwt de Fonvielle
achter in de zaal allerlei bedreigingen. Gelukkig voor
hem en de waardigheid van het gerechtshof, is hij op
zekeren afstand van eenige vrienden van prins Pierre,
Corsicanen, die in de grootste woede zijne bedreigingen
beantwoorden of leve de keizerroepen en hem zeker,
zoo zij tot hem hadden kunnen doordringen, te lijf zouden
zijn gegaan, waarop eene algemeene vechtpartij niet
zou zijn uitgebleven. De gendarmes ook die, welke
Millière bewaken weten niets beters te doen dan den
lieer de Fonvielle. aan te vatten, maar hij worstelt zich
los en wil naar den beschuldigde loopen. Het publiek
is grootendeels opgestaan. De president Glandaz ziet
den procureur-generaal aan en de procureur-generaal
Grandperret ziet den president aan, zonder dadelijk te
weten wat liet beste middel is om de orde te herstellen.
Intusschen dringt de Fonvielle, een paar gendarmes met
zich voortsleepende, al meer en meer in de richting van
den beschuldigde voort, zoodat men in de eerste plaats
het raadzaam acht om den beschuldigde tijdelijk uit de
zaal te verwijderen. Eindelijk wordt men de Fonvielle
meester, die insgelijks de zaal wordt uitgebracht. Te
midden van de zich daarop herstellende kalmte neemt
de procureur-generaal het woord om akte te vragen van
de door de Fonvielle geuite bedreigingen en breekt
daarmede de eenigszins gênante positie van ieder die zich
toen in de rechtzaal bevond, van den president tot de
gendarmes.
De terechtwijzing die de beschuldigde voorts van den
president ontving bestond daarin dat bij verzocht werd
om te zwijgen, terwijl hij het betreurenswaardig incident
had uitgelokt.
De beschuldigde. Ik sprak niet tegen Fonvielle; wat
ik gezegd heb gold mr. Laurier.
De president. Wij zullen ten strengste de balie doen
eerbiedigen en niet toelaten dat men den persoon of de
betrekking van advocaat beleedigt.
De beschuldigde. Mijne bedoeling, mijnheer de presi
dent, was volstrekt niet om de balie te krenken. Ik
richtte mij bepaaldelijk tot mr. Laurier.
De president. Juist omdat gij u hebt gericht tot een
advocaat
Mr. Leroux, verdediger des beschuldigden. Ik ver
zoek dat men ook den beschuldigde doe eerbiedigen,
dien men gisteren ter terechtzitting op de meest belee-
digende wijze beeft gcqualificeerd.
De president. Wij hebben den beschuldigde steeds
geëerbiedigd en zullen dat blijven doen. Wij zijn de
eerste geweest, die hebben gezegd dat de beschuldigde
tot aan het einde dezer debatten als onschuldig moet
worden beschouwd en het is onnoodig om ons aan onzen
plicht te herinneren.
Mr. Leroux. De beschuldigde wordt dagelijks door de
dagbladen beleedigd en als moordenaar beschouwd.
De president. Dit is waar en wij betreuren dat ten
zeerste.
Mr. Laurier. Ik geloof dat wj van onzen kant volstrekt
niet de perken der meest strenge convenances zijn te
buiten gegaan.
De president. Dat is waar.
In de gisteren gehouden zitting heeft de advocaat dei-
civiele partij mr. Floquet zijne in do vorige .zitting
aangevangen pleitrede voortgezet. Op vrij gematigde
wijze begon hij, na eene korte voorafspraak over de
gemoedsstemming, waarin zijne clienten zich bevinden,
met het verleden van Victor Noir te stellen tegenover
het verleden van prins Pierre Bonaparte, waarbij eene
interruptie van den beschuldigde de tusschenkomst van
den president noodig maakte om hem op nieuw tot
kalmte aan te sporen. Bij zijne beschouwingen omtrent
de gewelddadigheden, waaraan zich de beschuldigde, in
tegenwoordigheid van den tegenwoordigen keizer Napo
leon III, in Amerika zou hebben schuldig gemaakt, putte
pleiter eenige feiten niteene voor hem liggende brochure.
Wie is de schrijver dezer brochure? vroeg uw. Leroux,
een der verdedigers van den beschuldigde. Geen
partijdige was het eenigszins ironisch antwoord de
.getuige della Rocca. (Gelach onder het publiek.) De con -
clusie van den advocaat, der civiele partij was dat de
beschuldigde zou worden schuldig verklaard aan moord,
onder reserve van zijn recht om later ten aanzien der
schadeloosstelling zulke conclusion te nemen als hij zou
noodig achten.
Nadat de zitting daarop te 2 uur was geschorst en
te 3 uur weder heropend, wordt het woord verleend aan
den anderen advocaat der civiele partij, mr. Laurier. Deze
begint met te zeggen dat de misdaad van Anteuil de
misdrijven der Borgia's in herinnering brengt, waarop
cle president pleiter verzoekt om den toestand des be
schuldigden te eerbiedigen. In den verderen loop zijner
rede tracht mr. Laurier aan te toonen dat de beschul
digde, dien bij als iemand van teugellooze hartstochte
lijkheid schetst, het voortgevallene te Auteu.il heeft
uitgelokt. Hij ontkent niet dat de prins een klap kan
hebben ontvangen, maar van wien en wanneer? Zeker
niet, zoo betoogt pleiter verder, van Victor Noir. Bij de
verdere ontwikkelingen zijner meening dienaangaande
zegt pleiter dat Victor Noir de onsterfelijkheid van het
martelaarschap en de beschuldigde de onsterfelijkheid
der infamie heeft verkregen.
Hierdoor ontstaat weder eene allerwonderlijkste scène.
De president herinnert den pleiter nogmaals aan den
eerbied, welken men aan beschuldigden moet betoonen.
De beschuldigde begint zich ook weder in het debat te
mengen en roept den advocaat Laurier toe dat hij een
embryon dómocralique is. De advocaat mr. Floquet
schreeuwt: weg met de Corsicanen! Het publiek is
weder in hartstochtelijke agitatie; de noodige stilte kan
met moeite worden hersteld.
De debatten zouden waarschijnlijk heden niet afloo-
pen, zoodat het hof ook morgen, Zondag, eene zitting
zal houden.
Von Bismarck's politiek.
Aan een brief uit Berlijn ontleenen wij het volgende
De diplomatieke openhartigheid van den heer von Bis
marck is spreekwoordelijk geworden. Die staatsman
heeft het talent gehad om zijn spel rot in 1866 verborgen
te honden, juist door liet openlijk aan iedereen te ver-
toonen. „Ziehier, zeide hij aan den eersten den besten,
wat ik denk te doen, en ziehier hoe ik dat doen zal."
En iedereen dacht vervolgens bij ziebzelven: „de spraak
is den staatslieden geschonken om hunne gedachten te
verbergen; die daar houdt mij voor een zot door zich te
verbeelden dat ik éen enkel woord wil gelooven van
hetgeenhij mij toevertrouwt." Dcloop der gebeurtenissen
heeft bewezen dat de heer von Bismarck niet veinsde, en,
voor de eerste maal sedert er diplomaten bestaan, is de
openhartigheid de meest verraderlijke politiek geweest,
en is men door de waarheid te zeggen er in geslaagd
Europa om den tuin te leiden.
Dit stelsel heeft zijn stichter een grooten roem en een
vrij aardig revenu opgebracht, zonder nog de provinciën
mede te rekenen die het Pruisen verschaft heeft; doch
thans is het geheim ontdekt, en is de heer Bismarck niet
langer ongestraft openhartig. Dat heeft hij ondervonden.
Men is de redevoering niet vergeten die de kanselier
weinige weken geleden uitsprak, in antwoord op die van
den heer Lasker, welke laatste de onmiddellijke intre
ding van het groothertogdom Baden iu den Noord-Duit-
schen bond eischte.
„Gij zijt wel onvoorzichtig, zeide de man van Gastein
en Sadowa; uwe onbezonnenheid zal alles bederven. Ik
wil evenzeer als gij dat het grooteDuitschlandonde rbe-
scherming van Pruisen tot stand komc; doch die het
doel wil, wil ook de middelen. Indien wij echter n op
uwen weg volgden, zou er niets van terecht komen. Ver
geet toch niet dat Frankrijk en Oostenrijk ons achter
dochtig gadeslaan. Men moet Europa niet langer buiten
aanmerking laten, hetwelk ons begint te wantrouwen.
Gebruikt dus geduld laat ous bedaard, zachtjes, met
beleid te werk gaanWij bereiden de toekomst voor,
en wij doen dat op krachtige wijze. Ziet liever eens wat
wij in liet Zuiden zoo al reeds veroverd hebbenWelnu,
eens zal de dag komen waarop het gansche Zuiden, in
zijn geheel, als een rijp geworden vrucht in Pruisen's
schoot zal vallen
Zie, zoo sprak de heer van Bismarck; plaats ik mij nu
op het standpunt van Pruisen's belangen, dan voorzeker
kon von Bismarck niet beter spreken. De nationaal-
liberalen begrepen het, naar ik meen, eveneens als ieder
ander het begreep, doch zij deden verkeerd oui hun kan
selier niet reeds met een half woord te begrijpen, en
hem te noodzakenom openlijk uit te spreken wat een
diplomaat zich moet vergenoegen om stil bij zichzelf te
overdenken.
Indien ik hieromtrent mcdedeelingen mag gelooven,
die, naar ik onderstel, uit goedé bron geput ziju, zouden
deze redevoering en deze verklaringen van den bonds
kanselier niet zeer aangename opmerkingen uitgelokt
hebben van de zijde van verscheidene vreemde regee
ringen, bepaaldelijk van Rusland en Frankrijk. De Rus
sische diplomaten zouden zich ten aanzien van de Prui
sische politiek op een eenigszins gereserveerde wijze
uitgelaten hebben, welke den heer von Bismarck stof
tot overdenkingen zou geven; er zouden van die zijde
aan koning Wilhelm waarschuwingen gericht zijnmen
zou dien vorst opmerkzaam gemaakt hebben op de uit
werking welke de bekentenis van zulke politieke plan
nen ongetwijfeld op het Fransche kabinet zou teweeg
brengen, en, voegt men er bij, de koning en de heer von
Bismarck zouden getroffen zijn geweest door de zorg
waarmede men te St.-Petersburg waarde schijnt te hech
ten op de appreciatiën der regeering van Frankrijk.
Tusschen Berlijn en St.-Petersburg waait zekere
kvMer Wind. Het is niet te ontkennen dat het kabinet
te Berlijn zich sedert eenige weken minder op zijn ge
mak gevoelt. Het heeft een onbepaald vermoeden omtrent
zekere gemeenschappelijke, trouwens geheel diploma
tieke optreding tegen zich van verscheidene mogend
heden. Met groote aandacht volgt het Pruisisch gouver
nement de gebeurtenissen in de Donau-vorstendommeh,
waar, zooals bekend is, de Russische en de Fransche in
vloed een krachtige beweging tegen den vorst Karei van
Hohenzollern trachten te organiseeren; het ziet in het
samenvallen dier beweging met de zeer intime stappen
van Rusland ten aanzien der rede van den kanselier,
eene aanwijzing van een nieuwen internationalen toe
stand. Voegt daarbij het verblijf van den Oosten rij ksch en
aartshertog Albert te Parijs, de eerbewijzen waarmede
men dien prins overstelpt heeft, en men kan begrijpen dat
zekere koelheid tusschen Pruisen en Frankrijk kan
heerschen.
De heer von Bismarck gevoelt het dat hij op politiek
terrein „minder vast in den zadel zit", om mij te bedie
nen van eene uitdrukking des kanseliers zeiven, (lie in
der tijd veel geruchf maakte. Hij wordt ongerust, en gij
kunt den terugslag zijner vermoedens in de artikelen
zijner organen bespeuren. De heer von Kavdorff, een der,
ijverigste ministerieeleafgevaardigden, wees dezer dagen
inden rijksdag op de gevaren van den internationalen
toestand; een der Berlijnsche dagbladen sprak te zelf-
der tijd van de dreigende houding van Frankrijkblijken
der zorg waardoor het kabinet gedrukt wordt. Zijn die
bange zorgen gerechtvaardigd Ik kan het u niet zeggen,
daar ik volstrekt niet ingewijd ben in de geheimen van
de machtigen der aarde; ik bepaal mij om de in omloop
zijnde geruchten mede te doelen en de aanwijzingen op
te teekenen, welke men verzamelt.
De gezagv. Verduiu van .het barkschip Johanna, van
Batavia te Vlissingen binnen gekomen, rapporteert dat
hij den lCen Februari jl. op 26° 53' W. L. en 6° 12' N. B.
heeft gepraaid het schoonerschip Volharding, gezagv.
J. Pander, van Middelburg naar Buenos Ayres, 25 etma
len reis.
IjaniJclsbcvicljtrn.
Prijzen van effecten-
Amsterdam 26 Maart 1870.
Nederland. ♦Certific. Werkelijke schuld 2} pet. 56J
♦dito dito dito 3 68£
*dito dito dito 4 87
♦Aaud. Handelmaatschappij ..41
clito exploitatie Ned. staatssp. 78$
België. ♦Certificaten bij Rothschild 21
Rusland. ♦Obligation 1798/1816 5 92 V
♦Certific. adm... Hamburg 5 67"
*dito Hope Co. 1855, 6e serie 5 76
♦dito ƒ1000 1864 5 90,*,
*dito 1000 1866 5 89*
♦Loten 1866 5 „219*
♦Oblig. Hope Co. Leening 1860 4} 81$
♦Certific. dito4 64 V
*Inscript.Stieglitz&Co.2ca4cL. 4 64^
♦Obligatiën 1867 4 67^
♦dito 1869 4 67 l
♦Certificaten 6 411
♦Aand. spoorweg Gr. Maatsch. 5 218'.
♦Oblig. dito 4 167$
♦dito dito 41
dito spoorweg Poti-Tiflis 5 83 k
dito dito Jelez Orel 5 82*
dito dito Charkow Azow. 5 82}
Polen. S ch atki s to bligatiën4 64}
Pruisen. ♦Obligatiën5
Oostenrijk. *Oblig.metall.in zilver Jan.Juli 5 56}
♦dito dito April Oct. 5 5fy$
♦dito in papier Mei/Nov. 5 4s^
♦dito dito Febr./Aug. 5 4:>j