blijkens ingekomen missive, eenige aanmerkingen ge' maakt, waaromtrent besloten werd deze naar de commis sie voor de strafverordeningen te verzenden. Nadat gebleken was dat alle bij vorige gelegenheden aangewezen gebouwen, geschikt geacht tot berging van petroleum, ter voorziening in de gerezen bezwaren tegen het petroleum-magazijn van den heer J. J. P. Hector in de Lange Nieuwstraat, ondoelmatig waren, meenden burgemeester en wethouders, volger:s den voorzitter, een geschikt gebouw gevonden te hebben in de wacht aan de Ramraekenspoort, een gebouw hetwelk thans buiten gebruik is, geen andere gebouwen in de nabijheid heeft en, om zoo te zeggen, noch in, noch buiten de ge meente gelegen is. De voorzitter gaf nog te kennen dat het voornemen bestond den vloer uit te graven, zoodat, bij eventueelen brand, de vaten nimmer over de straat zouden kunnen rollen. Hij stelde thans voor, burgemees ter en wethouders te machtigen met den minister van financiën, aan welk departement het gebouw thans be hoort, onderhandelingen te voeren, teneinde te trachten het gebouw te koopen. Hiertoe wordt zonder hoofde lijke stemming besloten. De voorzitter deelt mede dat het aandeel der gemeente in de verevende uitgaven voor kwade posten op de grond- en personeele belasting meer is dan geraamd was, waarom hij machtiging verzoekt tot af- en over schrijving op den post voor onvoorziene uitgaven. Het aandeel der gemeente bedraagt f 220.01, terwijl de daar voor uitgetrokken som slechts f 100 bedraagt De gevraagde machtiging wordt verleend. De voorzitter opent daarna de beraadslaging over het in de vorige zitting aanhangig gebleven denkbeeld van den heer van Uije Pieterse tot voorziening van gemeen tewege in de behoefte aan een stoomboot dien et tusscheu Vlissingen en Rotterdam. De heer van Uij« Pieterse merkt op dat sedert de laatste zitting van den raad in eene vergadering van vennooten der Zeeuwsche maatschappij van stoomvaart besloten is tot eene procedure tegen den staat der Ne derlanden, tot vergoeding der schade ontstaan door het verongelukken der stoomboot Stad Vlissingen. Dit feit alléén zou hem nog te meer aansporen om op het door hem in de vorige vergadering gezegde aan te dringen doch hij overweegt dat de procedure lang kan duren, terwijl Vlissingen al dien tijd zonder middel van com municatie zou zijn. Wel had hij vernomen dat bij de Maatschappij van stoomvaart het voornemen bestond gedurende den tijd van het geding in den dienst te voorzien, en in dat geval zou hij er in berusten; doch hij achtte dit laatste nog niet zeker en oordeelde de zaak van zulk een uiterst belang voor de gemeente dat hij een nieuw voorstel indiende, strekkende om te bepalen dat, wanneer aan genoemd denkbeeld der maatschappij, zoo dit mocht bestaan, na verloop van een door den raad te bepalen tijd geen gevolg werd gegeven, de gemeente raad zich bij eventueele aanvrage voor een nieuwe con cessie bereid verklaren zou daarin deel te nemen voor zeker bedrag, van eenigen belangrijken aard echter,bijv. f 10,000 a 15,000. Vervolgens treedt hij in een uitvoerige toelichting van zijn voorstel, daarin o. a., ter bestrijding van hen die het in twijfel zouden kunnen trekken of de gemeen teraad wel bevoegd was zich in dergelijke ondernemin gen te mengen, wijzende op de provinciale staten die zelve in het bezit zijn van een stoorabootdiensten, meent spreker, hebben provinciale staten hierbij het be lang van de ingezetenen der provincie op het oog, dan zal dezelfde bevoegdheid wel toegekend worden aan den gemeenteraad, die de belangen der ingezetenen van de gemeente behartigen wil. Zijns inziens moet eene stoomvaartcommnnicatie bestaan, wil de handel geen druk ondervinden. De heer Pot zag geen bezwaar in het toestaan dei- gelden, onder voorbehoud van een streng toezicht van wege de gemeente op den dienst, of een voornaam aan deel in het bestuur. Hij geloofde qok dat de dienst ge noegzaam afwierp om de interesten te kunnen voldoen. Teu slotte drong hij met kracht aan op de aanneming van het voorstel, daar, naar hij zegt, de behoefte spreekt, meer dan spreekt De voorzitter gaf den heer Pot te kennen dat men bij het verleenen van ondersteuning altijd in staat is zoo danige voorwaarden te stellen als men verkiest. De heer Hector achtte het beter de goede gezind heid van den raad tot ondersteuning der concessie aan de tegenwoordige maatschappij te kennen te geven, dan anderen uit te lokken tot een nieuwe concessie. Indien de tegenwoordige maatschappij er verzekerd van was dat de gemeente aandeel in de onderneming zou ne men, zou dit, volgens hem, beter zijn dan haar te in- timideeren. De heer van Uije Pieterse gaf te kennen dat het geens zins zijne bedoeling geweest was, in zijne woorden iets kwetsends ten aanzien der maatschappij te leggen; hij had in het algemeen gesproken: dqden zich solide per sonen voor om de concessie te continueeren, dan zon de gemeente zich bij deze kunnen aansluiten. De tegen woordige maatschappij kan, hangende het geding, slechts afwachten, en toestaan dat, wanneer personen zich voor doen, deze voor eigen risico de concessie continueeren. Hij zou gaarne zien dat in deze zitting de zaak beslist werd, daar het eene zaak van spoed is. De heer Kleijnhens verklaarde zich eenigermate ver rast door het nieuwe voorstel, en daardoor niet genoeg er op voorbereid om in deze zitting te kunnen beslissen. Tegen het voorstel zooals het iu de vorige zitting ter tafel gebracht is, zou hij zich stellig verklaard hebben nijverheidsondernemingen van gemeentewege strijden tegpn zijne opinies. Hem lacht het denkbeeld van een subsidie meer toe. Hetgeen door den voorzitter gezegd is ten aanzien van het denkbeeld der maatschappij om staande het geding in den dienst op de eene of andere wijze te voorzien, wenscht hij met zekerheid te weten, en dientengevolge het voorstel tot zoolang aan te houden. De zaak zou een week of vier hangende kunnen blij ven en daarna op nieuw ter tafel gebracht kunnen worden. De voorzitter doet der vergadering mededceling van een voorstel van de directie van meergenoemde maat schappij strekkende om te bepalen dat, indien staande het proces iemand genegen mocht zijn voor eigen risico den dienst voort te zetten, deze in de concessie der maatschappij zou kunnen varen. Het maakte thans nog, volgens hem, een punt van discussie uit, in hoeverre de maatschappij te vy ij waren zou zijn tegen mogelijke schade, want bij eventueele aanvaring als anders/.ins zou de maatschappij, in wier concessie de boot vaart, tot vergoeding aangesproken worden. De heer van Uije Pieterse releveert het door den heer Kleijnhens gebezigde woord: subsidie, hetgeen hij ver klaart niet gebruikt te hebben, en waarvoor verstaan moet worden: deelnemihg in de maatschappij. Hij dringt nogmaals zijn voorstel aan, omdat, indien de gemeente raad niets verrichtte, een geruime tijd daar door de maatschappij geen termijn gesteld is binnen welken de dienst gecontinueerd zal worden verloopen kan zon der communicatie, hetgeen tot groot ongerief van den handel en de ingezetenen is. De voorzitter stelde daarop den heer van Uije Pieterse voor, diens voorstel eenigszins te wijzigen, zoodat de gemeenteraad zich daarbij bepalen zou een eventueele stoomboot onderneming te ondersteunen. De heer van Uije Pieterse achtte het echter beter een bepaalde som, als f 10,000 a 15,000, te noemen, daar in het geval dat algemeene termen gebezigd werden die ondersteuning wel eens niet meer dan /2000 a f 3000 zou kunnen bedragen. De heer Callcnfels betuigde zijn genoegen dat het vo rige voorstel van den heer van Uije Pieterse was inge trokken; hij zou er bepaald tegen gestemd hebben. Hij achtte het zeer quaestieus of de gemeente bevoegd is in zulk eene onderneming deel te nemen. Metdeprovincie waarop reeds gewezen is is het een ander geval: deze toch is gehouden te zorgen voor goede middelen van verkeer. De onderneming echter waarin de gemeente deel zou nemen werkt naar buiten de gemeente. Hij trok het daarom in twijfel of de gemeente bevoegd zou zijn aandeel te nemen. De heer van Uije Pieterse achtte haar wel bevoegd. Hij beriep zich op een onlangs te dien aanzien uitgespro ken gevoelen van den minister, waarbij ook verklaard werd dat de wet van 1814, die den gemeentebesturen voorschreef alle beschikbare gelden op het grootboek der nationale schuld te doen inschrijven, ingetrokken was, en de gemeentebesturen vrijheid hadden gelden in solide ondernemingen te beleggen. Bovendien, zegt hij, wordt immers vooraf de goedkeuring van gedeputeerde staten gevraagd. Het belang der zaak is, naar hij gelooft, niet te ontkennen. Tegenover de schade die de gemeente zou kunnen lijden, staat dat zij met de voortzetting van den dienst enorm gebaat'zou zijn. Dit laatste stemde de heer Kleijnhens toe, doch hij bleef verklaren niet op de hoogte te zijn om nu reeds eenbepaald besluit te Demen. Ook tusschen de twee sus- tenu's van al- en met-bevoegdheid kon hij nog niet be slissen. 't Geldt hier de deelneming aan eene onderne ming die erg mee, maar ook erg tegen kan loopen. Wat gebeurd is kan weer gebeuren. Al is hij een voorstander der zaak, zoo wensehte hij toch a iele reposée een besluit te nemen. Zijns inziens dient het besluit ook meer ge formuleerd te zijn en de voorwaarden te bevatten waarop de f 15,000 zullen verleend worden. Hij noodigde den voorsteller uit een meer bepaald voorstel ter tafel te brengen. De heer Pot achtte den raad niet bevoegd om sommen te bepalen. De heer van Uije Pieterse verklaarde zich bereid staande de vergadering een geformuleerd voorstel te doen. Eerst moest echter, zijns inziens, uitgemaakt worden of de raad ter deelneming bereid is; daarna kan eene som bepaald en de goedkeuring van gedeputeerde staten ge vraagd worden, welke goedkeuring niet gevraagd kan worden zonder eene som te noemen. Hij formuleert daarop zijn voorstel nagenoeg aldus: indien binnen den tijd van vier weken de tegenwoordige concessie niet voortgezet wordt, verklaart de gemeente raad zich bereid om, wanneer solide personen zich tot voorziening in den dienst voordoen, in deze nieuwe on derneming voor t (nader te bepalen) deel te nemen. De heer Verkuyl Quakkelaar achtte dit een gevaarlijk voorstel. Indien een nieuwe boot gebouwd moest wor den zon deze wellicht juist gereed zijn tegen den tijd waarop het Sloe gedempt is, en wordt, bij het einde van de onderneming, de boot verkocht, dan brengt deze slechts een gering deel der waarde op. Hij gaf de voor keur aan een subsidie. Ook de heer Hector kan zich niet vereenigen met het voorstel, hetwelk hij praematuur noemde. Ziende dat slechts zeer weinigen voor zijn voorstel ge stemd waren, gaf de heer van Uije Pieterse in overwe ging om over eenigen tijd, over veertien dagen bijv., op de zaak terug te komen. Nadat nog eenige sprekers van hun gevoelen hadden doen blijken, stelde de voorzitter voor, te beslissen of de raad de zaak in deze zitting wil bespreken. Met 7 tegen 6 stemmen, van de heeren Verkuyl Quak kelaar, de Groof, van der Hijden, Hector, de Kruyff en Kleijnhens, verklaarde de raad zich vóór een dadelijke behandeling der zaak. De heer van Uije Pieterse dient daarop een schriftelijk voorstel in, overeenkomende met het bovengenoemde, doch waarin het aandeel der gemeente in de onderne ming op hoogstens f 12,000 bepaald was. De heer de Kruyff, hoezeer doordrongen van het be lang der onderneming, vond geen vrijheid om in een zoo wisselvallige onderneming als deze het gelddergemeente te wagen. Als de boot zinkt is al het geld verloren. Hij zal daarom tegen stemmen. Ook de heer Kleijnhens verklaarde zich er tegen. Hij wensehte de gemeente niet aan een particuliere zaak te doen deelnemen. Hij gat de voorkeur aan een subsidie, waaruit men dus, naar hij zeide, zal bemerken dat hij in principe niet tegen het verleenen van ondersteuning was. De heer Pot meende dat de vrees voor het verlies van het geld tengevolge van een mogelijk zinken der boot niet kon wegen, daar de gemeente verplicht zou zijn do boot te doen verzekeren. De heer van Uije Pieterse bestreed het door den heer de Kruyff bedoelde gevaar, welks mogelijkheid volgens hem zou staan als een tot. honderd. Nu verliest de ge meente ook een aanzienlijke som. De heer Callenfels verklaarde zich tegen de zaak, evenzeer als tegen subsidie, waarvan gesproken is. Hij geloofde dat de onderneming renten afwierp; in dat ge val mag een subsidie niet geschonken worden. De heer Kleijnhens meende dat het verloren gaan eener boot niet dagelijks voorkomt, zoodat hij hierop niet zoozeer het oog had dan wel op het dagelijksch ver lies dat de boot oplevert. Dit moet wel het geval zijn, want, was het een goede zaak dan zou er in deze ver gadering niet over gesproken behoeven te worden. Hij acht een subsidie wenschelijker. De heer van Uije Pieterse geloofde niet dat de zaak tegenwoordig verlies oplevert, maar zelfs rendeeren zou indien sommige bepalingen, o.a. het voor niet medevaren der actionarissen, niet bestonden. Op een hem gedane vraag door den heer van Uije Pieterse verklaarde de voorzitter, als vennoot dier maat schappij, dat deze nog nooit gerendeerd heeft. De heer Kleijnhens herhaalde zijn beweren dat indien de zaak voordeel afwierp steeds personen gevonden zouden worden om haar te aanvaarden, en het dan bo vendien niet noodig was dat de gemeente voor zulk een som deelnam. Ten slotte wordt het voorstel ran den heer van Uije Pieterse in stemming gebracht en met 11 tegen 2 stem men verworpen. Voor stemden de heereu van Uije Pie terse en Pot; tegen de heeren: Ockers, van der Hijden I-lector, de Kruyff, de Gelder, Schraver, Laernoes, Kleijn hens, Callenfels, Verkuyl Quakkelaar en de Groof. Hierna wordt de zitting gesloten. SNELPERSDRUK if ERIJ VAX DE GEBROEDERS ABRAHAMS,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 6