De heer Hasselman stelt een amendement voor om de 5C alinea te doen vervallen. De heer van de Putte bestrijdt dat amendement. De beraadslagingen worden gesloten. Achtereenvolgens worden nu de verschillende amen dementen in stemming gebracht en allen verworpen. Dat van den heer 's Jacob op de le alinea met 44 tegen 33; van den heer de Casembroot op dezelfde alinea met 59 tegen 18; dat van den heer van Naam en op de derde alinea met 44 tegen 33 stemmen, van den heer Kalft' op dezelfde alinea met 43 tegen 34van den heer Hassel man op dezelfde met 47 tegen 30 stemmendat van den heer van Goltstein om de vierde alinea weg te laten met 41 tegen 36 stemmen; dat van den heer de Casembroot op dezelfde alinea met 41 tegen 36 stemmen en eindelijk dat van den heer Hasselman tot weglating der 5C alinea met 62 tegen 15 stemmen. Het eenig artikel wo dt daarop, evenals de geheele wet, met 41 tegen 36 stemmen aangenomen. Vóór hebben gestemd de heeren: de Lange, PyIs, van der Maeseu de Sombreff, Fokker, van Kerkwijk, Cornelis, Jonckbloet, van Delden, Wybenga, van Eek, Rutgers van Rozenburg, Thorbecke, de Bruyn Kops, van der Linden, Heemskerk Bz., Knoop, Blussé van Oud-Alblas, Mirandolle, Dam, Moens, Lenting, Rombach, de Ruiter Zijlker, Sandberg, van Akerlaken, Oldenkuis Gratama, Fransen van de Putte, Dumbar, Hingst, van Houten, Kerstens, Cremer3, van Beyma thoe Kingma, Viruly Verbrugge, de Roo van Alderwerelt, van der Hucht, Idzerda,.Sloet van de Beele, van Blom, de Bieberstein en de voorzitter. Tegen hebben gestemd de heeren: van Sypesteijn, Haft'mans, de Brauw, Smitz, Saaymans Vader, de Casem broot, Nierstrasz, Insinger, Bichon van IJsselmonde, Borret, Heemskerk Az., van Kerkwijk, van Goltstein, Hasselman, Verheijen, van Reenen, Heijdenrijck, van Loon, Taets van Amerongen, Hoffman, Kalff, Storm van s Gravesande, Stieltjes, van Hardenbroek van Lookhorst, van Naamen van Eemnes, van Lijnden van Sandenburg, 's Jacob, van der Does de Willebois, van Wassenaer van Catwijck, Begram, Kien, du Marchie van Voorthuijsen, van Zinnicq Bergmunn, Bots, Guljé en Luyben. Het wetsontwerp tot bekrachtiging van credieten boven de begrooting van 1869 door den gouverneur- generaal verleend strekt om een vijftal credieten te doen goedkeuren te zaraen ad f 385,882.671. f 100,000 meer isnoodiggeweest voor transportkosten van niet militaire passagiers, en het overige voornamelijk voor indemniteit wegen3 huishuren bij gebrek aan lokalen. "Voor de aanschaffing van nieuwe ge weren, volgens het nu aangenomen stelsel Beaumont, is eene som, bij afzonderlijk wetsontwerp, van f 499,445 aangevraagd. Gedurende 1870 zullen slechts een 10,000 tal worden vervaardigd, jaarlijks zal daarmede met partijen van 10, 15 of 20,000 stuks worden voortgegaan. De tegenwoor dig in gebruik zijnde Snidergeweren zullen aan de schutterijen worden overgeleverd. Onder de aangevraagde gelden zijn ook de kosten van de te Delft te vervaardi gen nieuwe patroonhulzen begrepen. öuitmluuïi. Algemeen oyerziclit. Men weet dat Garibaldi in den laatsten tijd, na het zwaard te hebben nedergelegd, de pen heeft opgevat, en wel de pen van den romanschrijver. Zijn letterkundig product is echter van zeer vreemden aard en men vindt daarin zelfs de verheerlijking van den Italiaanseken roo- verhoofdman, van den rooverhoofdman namelijk „met goede beginselen" en die „tegen de bestaande maatschap pelijke toestanden strijd voert." Garibaldi is zeker eene figuur waaraan geen onpartijdige bewondering kan weigeren, maar waar hij spreekt van „den dolk der recht vaardigheid" en van „den karabijn der rechtvaardigheid'' om „den eentonigen gang der wettelijke recht vaardig- beid wat te breken," dan maakt de romanschrijver Gari baldi zich eenvoudig belachelijk, hetgeen te meer betreu renswaardig isomdat dit alles natuurlijk zooveel mogelijk zal worden geëxploiteerd. Van eene hervorming der maatschappij door middel van rooverdolken en roover- karabijnen te droomen, kan misschien bij Garibaldi slechts eenigszins verklaard worden als wanhoopskreet van te leurstelling over den loop der gebeurtenissen. Gisteren heeft de Italiaansche minister van financiën in de kamer van afgevaardigden zijne beschouwingen medegedeeld omtrent den finaneieelen toestand des rijks. De slotsom daarvan was dat er voorzien moet worden in een tekort van 110 millioen. Tot dekking van dit deficit stelt de regeering voor, om, na al de reeds gemaakte be zuinigingen op de begrootingeu der verschillende depar tementen, nog te bezuinigen tot een bedrag van 25 mil lioen, waarvan 16 millioen op de begrooting van het de partement van oorlog. Voorts verwacht de minister een vermindering van tien millioen in de opbrengst der ge- maalbelastiug, en stelt hij voor om uit eene verhooging der bestaande belastingen de overige 75 milioen te vin den. Volgens le Memorial diplomatique, is het antwoord der pauselijke regeering op het verzoek van hetFransch gouvernement, om een gemachtigde te zien toegelaten op het concilie, reeds naar Parijs verzonden. Het pauselijk hol zou daarbij verklaard hebben dat het gaarne aan dat verzoek wil voldoen, terwijl de pauselijke nuntius bij het Fransch gouvernement in last heeft om mede te doe len dat die gemachtigde zal worden ontvangen met al de eerbiedsbetuigingen, verschuldigd aan de natie welke hij vertegenwoordigt. Naar aanleiding van de dezer dagen door het Noord- Duitsch parlement met zoo bijzonder groote meerderheid aangenomen afschaffing der doodstraf, heeft koning Wilhelm van Pruisen eenvoudig verklaard dat hij die nimmer zal bekrachtigen en dat, indien het parlement de invoering van het nieuw wetboek van strafrecht op prijs stelt, het besluit tot afschaffing der doodstraf weder zal moeten verworpen worden. Deze koninklijk-Pruisi sche verklaring is dus de bevestiging en versterking der reeds bij de debatten in het parlement door den heer von Bismarck geuite mededeeling omtrent de houding van Pruisen in den bondsraad. Men zal zich wellicht nog herinneren dat wij een paar maanden geleden den coup d'élal vermeldden van vorst Albert in zijn rijkje Sehwarzburg-Rudolstadt. Hij ver langde van de vertegenwoordiging een buitengewoon crediet ter restauratie van een paar vorstelijke kasteelen doch de vertegenwoordiging zag volstrekt geen reden om aan dit verlangen te voldoen. De vertegenwoordigers werden dus naar huis gezonden en de kiezers moesten beslissen of het restaureeren van een paar kasteelen op staatskosten zou geschieden of niet. De meerderheid der nieuwe afgevaardigden bleek echter evenmin geneigd om ce aangevraagde gelden toe te staan, zoodat vorst Albert moest toegeven of de afgevaardigden wederom naar huis zenden. De aan dit laatste verbonden bezwa ren hebben thans den vorst weerhouden om op den ingeslagen weg voort te gaan. Na eene tweede weigering van het verzoek thans gedaan in den vorm eener aan vrage om de civiele lijst te verhoogen, door vorst Albert noodig geacht „op grond dat de eerste levensbehoeften zooveel duurder geworden waren dan vroeger" heeft vorst Albert zich bon. prince betoond en bij het sluiten der zitting van de vertegenwoordiging in zijne troon rede medegedeeld dut hij ditmaal wel wil toestemmen om zijne aanvrage tot verheoging der civiele lijst, met reserve zijner rechten, terug te nemen. Daarmede is dus de dreigende vredebreuk tusschen vorst Albert en zijne tachtig duizend onderdanen weder vermeden, zoo dat Europa gelukkig geene van Schwarzburg Rudolstadt uitgaande staatsschokken meer behoeft te vreezen. Amerika. Aan eene correspondentie uit New-York van 15 Fe bruari jl. ontlaenen wij het volgende. Eindelijk is bij de beide kamers een bill ingediend waarbij voorgesteld wordt om aan de Cubanen de hoeda nigheid van oorlogvoerende party toe te kennen. Be halve de heer Sumner die de gematigde politiek onder steunt, welke in het kabinet door de heeren Fish, Hoar en Boutwell vertegenwoordigd wordt, schijnt het meerendeel der invloedrijke leden ran het congres gunstig gezind te zijn ten aanzien van de Cubaansche opstandelingen.In den senaat hebben de heeren Sherman, Morton, Cameran, Schurz; in de kamer de vertegen woordigers Logan, Butler, Schenck en Banks reeds ondubbelzinnige blijken gegeven van sympathie voor de Cubaansche zaak, de eersten door den onderhavigen bill voor te stellen, de laatsten door dezen te ondersteunen. Het is niet twijfelachtig dat het kabinet alle pogingen in het werk zal stellen om de aanneming ran dien maat regel te verhinderen. Doch daarbij moet niet uit het oog yerloren worden dat de ministers, als noch verantwoor delijk, noch uit het parlement opgetreden zijnde, daarop slechts een zeer verwijderden en zeer officicusen invloed bezitten. Het zijn eigenlijk slechts eenvoudig c/ie/s de bureauverantwoordelijk jegens den president die hen benoemd heeft, maar ontbloot van ieder middel om een middellijken of onmiddellijken invloed op beide kamers uit te oefenen. Alleen de president, gewapend met zijn opschortend veto, kan somwijlen de onmiddellijke uit voering van eene door het congres aangenomen wet verhinderen. Doch deze tijdelijke wederstand kan slechts kracht hebben wanneer de publieke opinie aan het hoofd van het uitvoerend gezag den onontbeerlijken steun schenkt. Ten aanzien van de quaestie van het toekennen der rechten van oorlogvoerende partij aan de Cubanen,heeft de openbare meening zich echter reeds sedert langen tijd en op ondubbelzinnige wijze uitgesproken. Ten slotte is de sympathie van generaal Grant als particulier voor de zaak der Cubanen te zeer bekend om te kunnen twij felen aan zijn gedrag voor het geval dat beide kamers hem formeel zouden uitnoodigen op officieele wijze den oorlogstoestand te erkennen welke sedert bijna achttien maanden tusschen Spanje en de kolonisten op het eiland Cuba bestaat. Al was hij sterker gehecht dan hij in wer kelijkheid is aan een kabinet dat hem in een afwachten- den staatkunde tot onbeweeglijkheid doemt, dan nog zou, indien het congres hem voorwaarts dreef en aldus de verantwoordelijkheid ran den uitslag op zich nam, zijne aarzeling niet van langen duur zijn. De ernstigste oppositie zal van den heer Sumner ko men. De voorzitter der commissie voor buitenlandsche zaken uit den senaat houdt zich zeer ernstig bezig met de Alabama-quaestie, en is beducht om aan Engeland daarin een argument te verschaffen door den titel van oorlogvoerende partij aan de Cubanen te vroeg te schen ken. Doch behalve dat de heer Sumner volstrekt niet verzekerd is van de meerderheid in zyn eigene commissie is de korte discussie, die ten aanzien van den bill van den heer Sherman in den senaat plaats gehad heeft, hem weinig gunstig geweest. Daar hij zijne onvoorzichtigheid zoover dreef van zeer bepaaldelijk te beweren dat tot lieden hem niets gebleken was van een wezenlijken staat van oorlogstoestand, heeft hij zich van de zijde van den heer Sherman een even korte als beslissende repliek op den hals gehaald. En inderdaad zou het den heer Sumner zeer moeilijk gevallen zijn den senaat te verklaren wat die duizende van het schiereiland gezonden soldaten, die dertig ka- nonneerbooten, die Spanje te New-York had laten bou wen en naar de kusten van Cuba gezonden had, evenzeor als duizend andere, niet minder veelbeteekende ver schijnselen te beduiden hebben, indien niet ergens op Cuba oorlog gevoerd werd. Is het bovendien niet dezelfde heer Sumner die, eenige weken geleden, uitgenoodigd om zijn afkeer ten aanzien der Cubaansche opstandelin gen te rechtvaardigen, openlijk zeide dat niets nog be wezen had dat zij ten aanzien van de onmiddellijke afschaffing der slavernij gunstig gestemd waren. Er waren dus toen toch opstandelingen. Zou het niet merk waardig zijn om te weten wat er intusschen van hen geworden is? De publieke opinie kon ten aanzien dezer debatten niet onverschillig blijven. Zoo is dan ook te New-York een Cubaansch verbond voor de Yereenigde staten ge vormd. Het doel daarvan is: de Cubanen te helpen in het herwinnen „van het onvervreemdbaar recht op self- government.'1'1 De voorzitter van den bond is de generaal Mac-Malion, oud-ambassadeur der Vereenigde staten te Paraguay. Een comité houdt zich onledig met eene petitie op te stellen welke bij het congres ingediend moet worden, en vertakkingen van het centraal verbond wor den reeds in de verschillende Noordelijke en Zuidelijke staten georganiseerd. De berichten van het oorlogstooneel zijn van een voor de opstandelingen bemoedigenden aard. Behalve dat het bericht hunner overwinning te Guaymaro bevestigd werd, is Goyenèche, die terzelfdertijd als Puello met vijf zes duizend man van Puerto-Principe vertrokken is, na eene campagne van acht en twintig dagen, waarin hij groote verliezen geleden heeft, teruggekeerd. Yersche troepen zijn hem verschaft, en hij is nu tot een nieuwe expeditie uitgerukt. Men onderstelt dat hij zich naar de zijde van Guaymoro gericht heeft, met den wensch om de nederlaag van Puello te wreken. De stoomboot Anna is door de autoriteiten van Nassau in beslag genomen nadat zij een afdecling vrijbuiters ont scheept had, die voor de opstandelingen een aanzienlij ken voorraad wapens en amunitie medegebracht had. Te Havana hebben de vrijwilligers op vier uit de Ver eenigde staten aangekomen jongelieden geschoten. Een van hen, Greenwald genaamd en Pruis van geboorte, is gedood geworden. Van de drie anderen, die Amerikanen zijn, werden twee gevaarlijk gekwetst. De slachtoffers van deze ongelukkige gebeurtenis begaven zich naar een pliotograaf en droegen blauwe halsdoeken. Nu schijnt het dat deze kleur door de opstandelingen aan genomen is. Vrijwilligers, die hen op hun weg tegen kwamen, voegden hun beleedigingen toe, waarop zij niet konden antwoorden daar zij het Spaansch niet verston den. Een schot werd daarop gelo3t op Greenwald, die dood nederviel. De anderen namen de vlucht, echter niet zonder verscheidene geweerschoten op zich gelost te

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 2