ÖuitcnlauD.
Verhooging van armenlasfc voor Middelburg zal van
de aanneming van het wetsvoorstel wel het gevolg zijn,
blijkens de ondervinding onder de wet van 1818 zoowel
als onder die van 1854. Onder beide was het voortdurend
streven der armen van naburige gemeenten te bespeuren,
om zich metterwoon naar Middelburg te verplaatsen ter
verbetering van hunnen toestand,op grond vandebekende
weldadigheid der ingezetenen en de velerlei instellingen
tot leniging van armoede, waarheen zij niet zelden
zoowel door besturen als door particulieren werden heen
gedreven, om het onderstands-domicilie hetzij geheel te
ontlasten, hetzij aanzienlijk tegemoet te komen. Voor
dergelijke praktijken zijn de omstandigheden bijzonder
gunstig. Overbevolking en gebrek aan woningen ten
plattenlande, en ruimte voor huisvesting in Middelburg
bodeu steeds de verlangde gelegenheid aan om zich van
ouden en gebrekkigen, van sukkelende 'en met groote
gezinnen bezwaarden, van tragen en ter slechter naam
staanden te ontdoen, en hen ter verdere bedeeling en
verzorging aan het grootere Middelburg op te dragen.
En was nu onder de wet van 1818 de vierjarige inwoning
en onder de tegenwoordige het restitutiestelsel geen
voldoend wapen tegen den voortdurenden aanwas van
armen, wat vraagt men zal er te wachten zijn, wan
neer ook die zwakke wapens der gemeente ontvallen
Bij aanneming der wet toch kan, na aftrek der kosten
voor de verpleging van bedelaars, voor het burgerlijk
armbestuur al aanstonds op eene verhooging van uitgaven
van f 6000 worden gerekend. Ook is het te vreezen dat
de zooveel betere geneeskundige verpleging, vooral in
het daarvoor bestemde gesticht, den behoeftigen dorps
bewoner, inzonderheid bij kwalen van ernstigen en lang-
durigen aard, als van zelf naar Middelburg zal lokken,
en de hier aanwezige gestichten voor weczen, bij het
totaal gemis van zoodanige inrichting ten plattenlande,
voor velen eene welkome gelegenheid zal aanbieden om
door tijdige verhuizing'zich voor hunne kinderen zulk
een toevluchtsoord te verschaffen.
Er zullen bij aanneming der wet dus doortastende
maatregelen moeten genomen worden. Volgens den
geest der wet zullen die moeten bestaan in verwijzing
naar kerkelijke of particuliere weldadigheid. Dit middel
werd echter reeds vroeger vruchteloos beproefd en ook
nu kan, volgens het adres, daarvan geen gunstige uit
slag verwacht worden. De zorg der kerkelijke armbestu
ren kan zich niet verder uitstrekken dan tot de meest
behoeftige en voortdurend onderstand behoevende lid
maten.
De meening- dat hij de hooge belastingen die gevor
derd worden, de zorg voor de armen van regeeringswege
moet geschieden, is zoozeer in den volksgeest ingedron
gen tlat geen aanzienlijke vermeerdering van giften ter
uitbreiding van den werkkring der diaconiën kan wor
den verwacht. En toch zou dit het eenig overblijvend
middel zijn, welken ongunstigen indruk het ook maken
zou en hoe verderfelijk het in zijne gevolgen voor de
armen zijn moge.
De gemeenteraad vertrouwt dat de tweede kamer liem
voor dit uiterste zal bewaren, en het aangevoerde ge
noegzaam zijn zal ter overtuiging, dat aanneming der
voorgestelde wijziging van de armenwet, welke ook de
voordeelen daarvan mogen zijn voor sommigen, nood
wendig moet leiden tot verongelijking van anderen; dat
de bestaande bezwaren daardoor worden verplaatst, doch
niet weggenomen. Met het oog op Middelburg meent hij
de bewering der memorie van toelichting (Bijblad blz.43)
te mogen omkeeren door tb zeggen: het gaat niet aan
de kleine, de plattelandsgemeenten in de gelegenheid te
stellen, hare behoeftigen, die hij haar geboren zijn cn
gewoond hebben, die hunne beste krachten ten haren
behoeve hebben besteed, en waarvan zij de natuurlijkste
verzorgsters zijn, aan de steden, waar die behoeftigen
geheel vreemd zijn, ter verpleging op te zenden.
De raad verzoekt daarom dat het onderwerpelijke
voorstel als niet beantwoordende aan het doel, namelijk
opheffing van billijke klachten, niet moge worden aan
genomen.
Daar niemand over de algemeene strekking van dit
adres het woord verlangt, wil de voorzitter het para-
graafsgewijze in behandeling brengen; doch de heer
Sifflé meent, dat de zaak zóo bondig in het adres is voor
gesteld dat eene afzonderlijke behandeling der paragra7
fen noodeloos zou zijn. Daar het blijkt dat de raad met
genoemde meening instemt, wordt het concept zonder
verdere beraadslaging in stemming gebracht en met
algemeene stemmen goedgekeurd.
Geschiedt voorlezing van een door den gemeente-
bouwmeester aan burgemeester en wethouders gedaan
voorstel, hetwelk strekt tot de zijns inziens zeer wen-
schelijke wegruiming van den steeneu urinoirbak aan
de noord-oostzijde van de Ylissingsche binnenbrug,
thans daar vooral misplaatst na het afbreken der poorten
van de stadsschuur; terwijl bij die wegruiming ook een
stuk van den 6teenen muur daar ter plaatse zou kunnen
worden weggenomen en de borstwering verlaagd. De
kosten van een en ander zullen, volgens den gemeente
bouwmeester, door de vau de afbraak te verkrijgen steen
ruimschoots worden vergoed.
Daar de commissie van fabricage zich, evenals burge
meester en wethouders, met dit voorstel heeft kunnen
vereenigen, wordt dienovereenkomstig besloten.
Verschillende ingekomen jaarverslagen, brochures
enz. worden voor de leden ter inzage gelegd.
De zitting gaat hierna over in eene met gesloten
deuren.
Na de heropening blijkt de heer van Diggelen de ver
gadering te hebben verlaten.
Aan de orde is de definitieve vaststelling van het
kohier van de plaatselijke directe belasting op de in
komsten voor 1870, bedragende een totaal van ƒ49,798.50,
behalve de opcenten. Goedgekeurd met 11 tegen 3
stemmentegen stemden de heeren Mathon, Fokker en
Snijders.
Voorts is met algemeene stemmen gearresteerd een
staat van onwaarde der zelfde belasting over 1869, ten
bedrage van f 700.28.
Eindelijk komt in behandeling de staat van restitutie
van plaatselijke belasting, waarop voorkomen:
A. Boogaert, yoor vyf maanden, 4.031; toegestaan.
Mejufvrouwen A. J. 11. en C.P. P. Boddaert, ieder voor
zes maanden, f 24.53op advies van burgemeester en
wethouders afgewezen.
Mr. H. C. A. Thieme C.Az., voor vijf maanden, f 30.354;
toegestaan.
Mevrouw C. D. de Jonge, wed. J. G. Schorer, overleden,
voor twee maanden, f 26.52; toegestaan.
J. D. Thibaut Matthijssen, voor zes maanden, f 79.56;
toegestaan met 10 tegen 4 stemmen: tegen stemden de
heeren Fokker, Mathon, Luteijn en Snijders.
Mevrouw S. Versluijs, wed. Pické, overleden, f 78 i
toegestaan.
H. D. von BrückenFock, voor vijf maanden, 116.02-i;
afgewezen met 9 tegen 5 stemmenvóór stemden de
heeren Snouck Hurgronje, Verbrugge, Rekker, van
Deinse en Dobbelaer de Wind.
Mevrouw M. V. de Jonge. wed. van Kinschot, voor
zes maanden, f 238.68; toegestaan.
Mevrouw J. E. Schorer, wed. A. M. Snouck Hurgronje,
overleden, f 464.10; toegestaan.
A. Tak van Poortvliet, voor twee maanden, f 154.70;
op advies van burgemeester en wethouders afgewezen.
Deze staat, bedragende een totaal van f 921.28, alzoo
gearresteerd zijnde en niemand iets meer in het midden
hebbende te brengen, wordt de zitting gesloten.
Gemeenteraad ran ZieriJkzee.
In de gisteren gehouden zitting werd opnieuw in
stemming gebracht het voorstel van burgemeester en
wethouders, dat dë raad zal verklaren in beginsel gene
gen te zijn om, wanneer zich eene gelegenheid aanbiedt,
voor gemeenterekening een geschikt gebouw aan te
koopen en tot postkantoor en directeurswoning in te
richten, indien het rijk dat gebouw op billijke voorwaar
den in huur wil nemen. Daarover hebben in de vorige
vergadering de stemmen gestaakt. Thans hebben zich
weder 6 stemmen vóór en 6 stemmen tegen verklaard,
zoodat het voorstel is verworpen. Dientengevolge is het
geheele ontwerp 'ingetrokken.
Voorts werd het raadsbesluit tot heffing van begrafe.
nisrechten en de verordening op de invordering dier
rechten, waarop bedenkingen bij het hooger bestuur
waren gevallen, overeenkomstig het voorstel van burge
meester en wethouders gewijzigd.
Ook werd besloten burgemeester en wethouders te
machtigen tot onderhandschen verkoop van den anker-
boei, onder nadere goedkeuring van den raad.
De rekening der kamer van koophandel over 1869,
werd overeenkomstig het voorstel der commissie ad hoe
goedgekeurd in ontvang op 250, in uitgaaf op f 207.10,
goed slot f 42.90.
Alg emeeii overzicht.
Het vivenl les principe*, pêrisse le monde der ultramon-
taanscke partij te Rome, heeft de Fransche regcering
gelijk wij reeds mededeelden hare lijdelijke houding
doen verlaten. Voor de betrekking van den gemachtigde,
wiens toelating tot het 'concilie door het Fransch gou
vernement geëischt wordt, noemt men de heeren de la
Tour d'Anvergne en de Courcelles, welke laatste tot
paus Pi us IX in zeer vriendschappelijke verhouding
staat en tevens zeer bevriend is met de heeren de Mon-
talembert, de Falloux en andere hoofden der kerkelijk
liberale partij in Frankrijk. Volgens te Parijs in omloop
zijnde geruchten zou de Pauselijke regeering intusschen
het voornemen hebben om bet systeem van het fait
accompli ten deze in toepassing te brengen en, zoo moge
lijk, den loop van zaken op zoodanige wijze te leiden dat
wel Frankrijk's verzoek tot toelating van zijn gemachtigde
zal worden toegestaan, maar die gemachtigde, te Rome
aankomende, de verheffing der pauselijke onfeilbaarheid
tot dogma reeds als fait accompli zal vinden, waarmede
de zaak uit zal zijn volgens den bekenden regel: Jioma
locuta est, causa Jitnla est. Of bet ministerie Daru-Ollivier
echter, van zijn standpunt, lust zal gevoelen om zich op
deze wijze te laten dupeeren, mag ten zeerste betwijfeld
worden, en wel te meer daar de thans aangeuouienjiouding
van het keizerlijk gouvernement volstrekt niet als con
cessie aan de liberale partij is te beschouwen en, als
uiting van anti-clericale gevoelens, ook zonder resultaat
aan het doel zou beantwoorden. Een groot deel der
liberale partij had toch veel liever gezien dat het Fransch
ministerie bij zijn lijdelijke houding was blijven vol
harden.
Gisteren heeft het Fransch wetgevend lichaam ten
opzichte der debatten o ver Algerië een motie van orde
aangenomen, luidende: de kamer, gehoord de verklarin
gen van het gouvernement en overwegende dat de op
treding van het burgerlijk bestuur iu Algerië aan de
belangen der inlandsche en Europeesche bevolkingen
beantwoordt, gaat over tot de orde van den dag. Deze
motie werd aangenomen na de verklaring van den heer
Ollivier dat de regeering do afschaffing wenscht van de
thans omtixnt die kolonie bestaande wetgeving, evenals
van andere wetsbepalingen en daaronder de thans ge
volgde bepalingen omtrent de benoeming van muiree.
De clericale dagbladen in Belgie zijn voor een deel
volstrekt niet ingenomen met het appel a la moderation
van den heer de Mévius en met zijn voorstel om de
leiding der conservatieve partij aan den heer Frère-
Orban aan te bieden. Het Journal de Bruxclles bevat
thans een tweede betoog van den heer de Mévius,
waarin hij eenige tegen zijn appèl gerichte grieven
tracht weg te nemen. Een merkwaardige zinsnede komt
in dit betoog voor, waaruit blijkt dat de schrij ver dit
tweede stuk „heeft medegedeeld aan invloedrijke leden
der geestelijkheid cn der rechterzijde in de beide kamers
der vertegenwoordiging, die daaraan hunne goedkeuring
hebben geschonken." Ook een deel der geestelijkheid
blijkt dus de leiding der conservatieve partij aan den
„liberalen" minister Frère-Orban te willen opdragen.
Bij het Noord-Duitsch bondsparlement is thans het
ontwerp voor een nieuw strafwetboek in behandeling
Als nieuw artikel was door den heer Twesteu en zijne
politieke vrienden voorgesteld de bepaling dat noch de
leden Yan het parlement, noch de leden der vertegen
woordigingen in de bondstaten vervolgbaar zijn voor
hunne als zoodanig uitgesproken redevoeringen of uit
gebrachte adviezen. Na een levendige discussie is deze
nieuwe bepaling aangenomen, zoodat voortaan vervol
gingen, gelijk een paar jaren geleden tegen leden van
het Pruisisch huis van afgevaardigden werden gericht,
niet meer mogelijk zullen \ve2en.
In de Wurtenibergscke kamer van afgevaardigden
heeft gisteren een der leden, onmiddellijk na de opening
der zitting, eene interpellatie gericht tot de regeering
omtrent de quaestie der alliantie met Pruisen en de
daaraan door haar, volgens de dagbladen, gegeven uit
legging. Het ministerie heeft daarop nog niet geantwoord,
althans het telegram vermeldt daarvan niets.
Tot de verschillende bezuinigingsmaatregelen door
het Italiaansch ministerie in de laatste dagen genomen,
behoort het naar huis zenden der lichting van 1865.
Daaz'door wordt het leger met ongeveer dertig duizend
man verminderd. Ondanks dit alles betwijfelt men of de
meerderheid van het ministerie Lanza-Sella wel grooter
zal wezen dan een twintigtal stemmen.
Laatste berichten.
Brussel. In de gistjren gehouden vergadering der
Association liberale is het door de doctrinaire fractie
ingediend voorstel ook door het ministerieel orgaan
l'Echo du parlement verdedigd om de voorgestelde
wijzigingen in de statuten eerst nog in handen te stellen
eener commissie van onderzoek, met groote meerderheid
verworpen.
De minister Frère-Orban heeft in de zitting der
kamer van afgevaardigden wetsontwerpeu ingediend tot
afschaffing der belasting op het zout, tot invoering van
een uniformport voor brieven van tien centimes voor
geheel België en tot verhooging van den accijns op het
gedistilleerd.