MIDDELBURGSCHE
COURANT.
r 58.
Woensdag
1870.
9 Maart.
Middelburg 8 Maart.
De redactie van de derde alinea der agrarische wet
werd, voor zoover die door den minister gewijzigd is, in
de zitting der tweede kamer van heden door den heer
Thorbecke bestreden. Na warme discussie heeft de heer
Heemskerk Az. zijn amendement, strekkende om de ge-
heele 3e alinea te doen vervallen, ingetrokken. Het
amendement van den heer van Naamen, dat strekt tot
weglating uit de derde alinea van de woorden „hetzij
ten behoeve van de op hoog gezag ingevoerde suikercul
tuur", werd, door afwezigheid van den voorsteller, ver
vallen verklaard. Daarna is de discussie 'over de vierde
alinea aangevangen.
In een gisteren gehouden vergadering van vennooten
in de Zecuwsche maatschappij van stoomvaart is met
groote meerderheid van stemmen besloten om een rechts
geding in te stellen tegen den staat der Nederlanden,
tot vergoeding van geleden schade door het verongeluk
ken der stoomboot Stad Vlissingen op den 10«n Decem
ber 11., tengevolge van het stooten op een zich in het
vaarwater bevindend steenen beletsel.
Dezer dagen ontvingen wij een afdruk der statistieke
opgaven betrekkelijk de Middelburgsche spaarbank,
waarin de resultaten dier instelling gedurende haar
50jarig bestaan worden geschetst. Zoowel op die resul
taten als op de geschiedenis dezer instelling vestigen
wij gaarne, naar aanleiding van genoemd geschrift, met
een enkel woord de aandacht.
De spaarbank heeft haar ontstaan te danken aan het
departement Middelburg der Maatschappij tot nut van
't algemeen, dat, in navolging van andere departementen
den 10e» Februari 1819 tot hare oprichting besloot, met
het hoofddoel om aan minvermogenden gelegenheid te
geven, hetgeen zij van hunne verdiensten kunnen afzon
deren, op zekere en voordeelige wijze te bewaren. Het
toen benoemde bestuur werd in staat gesteld zijn werk
kring met eenig kapitaal te beginnen door een renteloos
voorschot van eenige ingezetenen, ten bedrage van
ƒ1800, benevens giften tot een bedrag van 205.20. De
rentelooze voorschotten konden een jaar .later reeds
teruggegeven worden. Reeds dadelyk vond de bank
belangrijke deelneming. De eerste zitting werd gehou
den op 6 Maart 1819 en op ult°. December van dat jaar
bedroeg het getal inleggers reeds 89 met een tegoed van
/"5277.50. In de eerste jaren werd spaarzaamheid aange
moedigd door het toekennen van preraiën, die aan in
leggers bij loting werden toegewezen. Spoedig deed
zich de vraag voor of het inbrengen van te groote som
men moest worden tegengegaan, en bleek het noodig te
zijn beperkende maatregelen te nemen tegen hen die de
bank als eene goede geldplaatsing wilden gebruiken,
zonder te behooren tot die klasse van personen waarvoor
ze is opgericht.
De ingelegde gelden werden geheel besteed tot den
aankoop van Nederlandsche staatsfondsen, terwijl aan
de inleggers eene rente van 4 pet. werd vergoed. De
instelling mocht zich in toenemenden bloei verhengen
totdat in 1830, door de zeer aanzienlijke'daling der
staatsfondsen, het overgewonnen waarborgkapitaal van
ruim 10,000 vernietigd werd 5 zij die hun inleg terug
vraagden moesten het verlies dragen dat de verkoop
van effecten opleverde. Die kortingen voor de terugvra
gers beliepen van 183033 van 5 tot 35 pet. Na hare
vroegere hoogte allengs weder bereikt te hebben, moest
de bank in 1840 weder eene korting toepassep van 1
tot 8 percent, hetgeen echter op den inbreng geen in
vloed heeft uitgeoefend. In 1848 moest weder, en wel
2 a 321 pet., worden gekort. Zij die tijdens die kortingen
hun inleg niet behoefden terug te vragen of zich niet
door vrees lieten medeslepen, hebben noch op kapitaal
noch op rente eenig verlies geleden. Na 1848 is de toe
stand spoedig verbeterd. In 1853, werd de rente van
4: tot op 3 pet. vorminderd, waardoor jaarlijks eene
aanmerkelijke winst op de interestrekeuing ontstond.
Tot 1865 werd het kapitaal uitsluitend in staatsfondsen
belegd, doch in dat jaar daarin verandering gebracht
door gedeeltelijk ook andere soliede waarden te nemen,
als: aandeelen in geldleeningen van de provincie
Zeeland, in hypothekaire leeningen, benevens pandbrie
ven. Het waarborgfonds bedroeg 31 December 1864
44,728.10, zijnde 46.44 pet. van de ingelegde gelden,
zoodat in 1865 besloten werd den inleggers weder 4 pet.
te vergoeden.
Aan de uitvoerige tabel ontleenen wij nog het vol
gende De ontvangsten bedroegen gedurende het tijdvak
vanÖOjaren 683,834.04i, de terugbetalingen ƒ650,558.09;
aan rente werd bijgeboekt 108,624.35 en buitendien
16,237.65 voor intrest uitbetaald. Op het einde van
1868 bedroeg het aantal inleggers 1287, die toen tegoed
hadden 141,900.301 tegen eene rente van 4 pet. Het
kapitaal van waarborg bedroeg op dat tijdstip ƒ44,826.73,
zijnde 31.59 pet. der inleggelden.
De minister van binnenlandsche zaken heeft, bij cir-
oulaire van 2 Maart jl., de aandacht van de commissa
rissen des konings in de provinciën gevestigd op het
voorkomen van cholera in Rusland; en op de mogelijk
heid gewezen, dat de ziekte zich ook naar het westen
van Europa', zou kunnen uitbreiden. De minister acht
het wenschelijk dat thans, nu daartoe tijd is, hetnoodige
wordt gedaan tot preventieve bestrijding van die ziekte.
Te dien einde wenscht de minister, dat gemeentebe
sturen inzonderheid zorg dragen voor de openbare rein
heid en voor goed drinkwater. De belangrijkheid van
deze twee hoofdzaken wordt in de circulaire nader uit
eengezet, terwijl de minister wenscht dat in dezen tijdig
overleg plaats hebbe tusschen de commissarissen des
konings en de geneeskundige ambtenaren.
Benoemingen eu besluiten.
posterijen. Op verzoek eervol ontslag verleend aan
jonkheer J. P. van Reigersberg Versluijs, te Zutfen, uit
zijne betrekking van commies der posterijen 2« klasse,
met vergunning om zijne aanspraak op pensioen te doen
gelden.
legek. Benoemd bij bet wïipen der infanterie: bij het
3C regiment, tot kapitein 3U klasse (naar ouderdom van
rang) de le luitenant-adjudant D. J. H. van Aken, van
het korps en tot len luitenant (naar ouderdom van rang)
de 2c luitenant F. V. Qnadekker, van het 6e regiment.
Op nonactiviteit gesteld, in afwachting dat omtrent
hem nader zal worden beschikt, de kapitein A. J. den
Exter van den Brink, van het 3c regiment infanterie.
Kerknieuws.
Dr. A. Kuypcr, predikant bij de Nederduitsche her
vormde gemeente te Utrecht, heeft het op hem uitge
bracht beroep naar Amsterdam aangenomen.
Gemengde berichten.
Eergisteren is te Krabbendijke een zesjarig jongetje,
A. van Stee, in de Zuidschans verdronken gevonden-
Vermoedelijk is het kind al spelendedaaringevallen.
De jonge dame te Goes, wier overlijden reeds den
20en Februari was bekend gemaakt, doch w icr begrafenis
gelijk men weet, zoo lang is uitgesteld moeten wordeD,
is jl. Zaterdag ter aarde besteld.
In de vorige week passeerde te Wildervank een
wagen, waarop vaten petroleum geladen waren. Een
daarvan viel van den wagen, van den weg op het ijs, bar
ste en stortte zijn inhoud over het ijsvlak uit. 't Zij bij
ongeluk, 't zij op een andere wijze, er kwam een vlam
bij en het ijsvlak was in een Yiiurzee herschapen, zoodat
men de brandspuiten moest aanbrengen om schepen enz.
voor gevaar te behoeden. (A. Rott. cour)
Verkoopingen en aanbestedingen.
Gisteren avond zijn alhier te koop aangeboden:
lo Een huis en erve met tuin, in de Krommeweele,
wijk L n". 32. Voorloopig toegewezen voor ƒ2700, doch
opgehouden en later uit de hand verkocht.
2° Een pakhuis met erf, in de Krommeweele, wijk L
n". 33 en 34. Verkocht voor ƒ1350.
3» Een pakhuis met erf, in den Penninghoek, wijk L
n°. 43. Verkocht voor 757.
4° Een stal en erf, op den Molenberg, wijk L n°. 97.
Verkocht voor '2500.
Thermometerstand.
7Maart.'sav. 11 u.'39 gr.
8 'smorg. 7 u. 36 gr. 'smidd. 1 u.38 gr. 'sav. 6 u. 39 gr.
Staten-generaal.
TWEEDE KAMEK.
Zitting van Maandag 7 Maart.Voortzetting der behande
ling van de agrarische wet. Interpellatie van Lijnden.
Ingekomen zijn, behalve eenige adressen, waaronder
verschillende tot goedkeuring van het wetsontwerp tot
herziening der armenwet, drie wetsontwerpen, als: eene
tot verhooging van hoofdstuk VII waarbij op nieuw een
post is uitgetrokken voor den vroeger door de tweede
kamer verworpen post wegens kosten van het algemeen
college van toezicht bij de hervormde kerk; een tot
bekrachtiging van credieten boven de Indische begroo
ting voor 1869 verleend, en een tot verhooging van het
budget van oorlog wegens aanschaffing van nieuwe
vuurwapenen.
De beraadslaging over de agrarische wet wordt voort
gezet.
De heer Thorbecke betoogt dat de derde zin snede van
het wetsontwerp de meest gewichtige is. Daarin wordt
de beste waarborg voor een bestaand recht van den
inlander gevonden. Men heeft daarin willen zien een
voorstel tot eene geheele omwenteling ten opzichte van
het grondbezit; ware dit het geval, hij zou een der minst
gemakkelijke tegenstanders zijn van deze wet. Hij acht
echter de opneming van de beschikking over de gronden
voor de gouvernements-suikcrcnltuur beter tehuis in de
aanhangige voordracht tot regeling dier cultuur. Hij
geeft daarom eene andere redactie in overweging. Ook
hij verwacht, evenals andere sprekers, eene spoedige
regeling der heerediensten, die vooral noodig wordt bij
de door hem zoo zeer gewenschte toekenning van eigen- 1
domsrecht aan den inlander, waaruit niet anders dan
meerdere ontwikkeling kan geboren worden.
De heer van Delden deelt de meening van den heer
Thorbecke, in zooverre, dat in deze alinea alleen van sui
kercultuur gesproken wordende, daaruit moeilijkheden
met betrekking tot de koffiecultuur kunnen voortvloeien.
Hij acht het daarom wenschelijk in dit gedeelte van het
artikel de gouvernements-cultures in het algemeen op te
nemen.
De heer Mirandolle acht het wel noodig de bepaling
omtrent de suikercultuur te behouden.
De minister van koloniën zegt dat de vorige sprekers
de strekking van deze alinea juist hebben gevat, wat
betreft de bedoeling dat niet over de gronden der inlan
ders mag beschikt worden zonder bet verleenen van be
hoorlijke schadeloosstelling. De bedoeling is de moge
lijkheid te openen om het bedrag der schadevergoeding
door den rechter te doen begrooten. De reden waarom
niet bij de suikercultuur ook de koffiecultuur is genoemd
bestaat daarin, dat voor de laatste cultuur niet over
gronden van den inlander direct beschikt wordt,maar
daarbij alleen eene verplichte levering bestaat.
De heer van de Putte is het niet in alle opzichten eens
met den heer Thorbecke. Hij acht eene bepaling voor do
suikercultuur hierin niet overbodig.
De keer van Houten wenscht alle partijen te conciliee-
ren door eene redactie aan te geven, waaruit geene
verkeerde interpretatie zal kunnen volgen. Hij bestrijdt
de theorie die de minister schijnt te zijn toegedaan, dat
de staat privaatrechterlijk eigenaar van den grond zou
zijn.
Bij de hervatting der zitting iuterpelleert dc heer van
Lijnden den minister van financiën over het ingediende
wetsontwerp tot verhooging van hoofdstuk VIL, wegens
de kosten van colleges van toezicht bij de hervormde
kerk. Interpellant vraagt of de minister geen nominatie
ven staat kan overleggen van de gemeenten die zich bij
bet nieuwe kiesreglement hebben aangesloten.
De minister van financiën verklaart zich bereid tot die
overlegging ingeval er voldoende bouwstoffen daartoe
by de afdeeling eeredienst voorbanden zijn.
De behandeling der agrarische wet wordt verder
voortgezet.