te noemen. Wij, die de waarheid bezitten in het alleen zaligmakend geloof der H. kerk, wij moeten aan die waarheid in haar geheel vasthouden, en geen woord, geen letter zelfs, er van verzaken of ontkennen, al kon den wij daardoor de redding der geheele wereld verkrij gen. In de geboden Gods en der kerk is ons de yaste en eenige wet ter zaligheid aangewezen. Wij mogen dan ook geene zijpaden inslaan, maar moeten elk dier gebo den eerbiedigen en opvolgen, onverschillig of men daar om onverdragelijk heet of niet. Tegen dat streng'vast houden aan die waarheid, tegen dat volledig vervullen van de geboden Gods en der kerk rijzen er dagelijks nieuwe bekoringen op, doen zich nieuwe verleidingen voor. Hier wijt men het u als eene ongeschiktheid voor maatschappelijk verkeer; daar baart het u moeilijkheid in de opvoeding uwer kinderen-, ginds wederom wordt gij juist daarom van liefdeloozebekrompenheid beschuldigd. Niettegenstaande dat alles mogen wij toch geen enkele waarheid opofferen, geen enkele dwaling overnemen. „Wat," vraagt de H. Paulus, „wat heeft het licht gemeen met de duisternis, wat de tempel Gods met de afgoden?" Neen, B. Gtusschen Christus en Belial ligt geen mid delweg, bestaan geen onverschillige punten van onder scheid. Gij, die kinderen des lichts zijt, moogt het kleed van den nacht, niet dragen, al deedt gij het ook om de kinderen der duisternis te redden. Gij, die tempel» zijt des H. Geestes, moogt geene afgodsbeelden in u opnemen, om hem, die de afgoden-in zijn hart draagt, te bewegen, dat hij ook den H. Geest in zich toelate. Die poging zoude dwaas en ij del zijn: de H. Geest zoude u verlaten en tot hem niet komen." Utrechlsch dagblad.) Marine en leger. De officier-machinist L. C. van de Watering, gedeta cheerd bij 'srijks-werf te Hellevoetsluis en gesteld aan het hoofd der werkplaatsen tot het maken van stoom werktuigen en ketels aldaar, wordt met den l«n April geplaatst op Zr. M«. wachtschip te Hellevoetsluis, en belast met de opleiding der op dat schip geplaatste machinist-leerlingen der 2e klasse, terwijl hij in zijne betrekking bij voorschreven werf vervangen wordt door den officier-machinist A. Sol. Gemengde berichten. H. M. de koningin heeft aan het dames-comité te Ylis- singen voor de loterij ten behoeve der weduwen en wee zen van de verongelukte Terschellinger loodsen een por seleinen theeservies als prys doen toekomen. Het onlangs gezonken gedeelte der Tonnenbrug te Ylissingen is thans gelicht en ter herstelling op de sleep helling gehaald, De heer A. E. van Braambeek, predikant te Ovezande en Driewegen,deed dezer dagen bij burgemeester en wet houders van genoemde gemeenten aanzoek om hem, op niet voor het openbaar onderwijs bestemde avonduren, de gemeenteschool in gebruik af te staan tot het houden van zoogenaamde volksvoordrachten, waartoe zich ook eenige zijner vrienden bereid hadden verklaard. De school is hem echter geweigerd. Te Ellewoutsdijk en Hoedekenskerke daarentegen werden onlangs gelijksoor tige verzoeken dadelijk ingewilligd, zoodat daar gere geld die volksvoordrachten gehouden worden. De groothertog van Luxemburg heeft dezer dagen tot ridder-grootkruis der orde van de Eikenkroon benoemd den heer Knorring, gezant van Rusland bij het Neder- landsche hof. Het Parijsch dagblad la Liberté, verslag gevende van eene tooneelvoorstelling op de Tuileriën door eenige leden der hofkringen, verhaalt eene minder bekende let terkundige bijzonderheid. Keizerin Eugénie zelve ver vulde bij dergelijke tooneelvoorstellingen tenhove eenige jaren geleden eene rol in het later door de Revue des Deux-Mondes opgenomen stuk van Octave Feuillet: Les portraits de la marquise. Dit stuk nu werd toen slechts bij een enkel exemplaar voor de keizerin gedrukt. Na afloop der voorstelling ontving de heer Feuillet van de keizerin haar portret, in het costnum der rol waarin zij was opgetreden. Teneinde de Russische taal des te spoediger in de meer beschaafde kringen in te voeren, is bevel gege ven aan alle hoogere instellingen van onderwijs in Polen, om alle scholieren in te prenten, zich, zoowel binnen als buiten de scholen, in hunne particuliere gespek- ken uitsluitend van de Russische taal te bedienen. Op de uitvoering der verordening wordt ook buiten de «chool met alle gestrengheid gewaakt. Dr. Strousberg zoo meldt een der Fransche bla den schijnt de voetstappen te willen drukken van Peabody, zaliger gedachtenis. Hij heeft namelijk in een tijdsverloop van twintig dagen aan tienduizend armen te Berlijn per hoofd doen uitdeeleneen j kilo vleesch, 1 kilo aardappelen, alsmede eene zekere hoeveelheid groente en brandhout Uit een verslag van het verrichte door het St.-Ber- nardklooster gedurende 1 October 1868 tot 30 Septem- tember 1869 blijkt, dat, behalve verscheidene kleding stukken, 19,175 porties voedsel uitgedeeld zijn aan 7620 arme reizigers van alle natiën. Daaronder komen 38 door de koude bevangen personen voor, die door de monniken als in het leven teruggeroepen zijn. De uitgaven bedroe gen fr. 8921.50,.en de ontvangsten, meerendeels door de algemeene weldadigheid verkregen, fr. 8624.10, zoodat een tekort van fr. 287.40 aanwezig is. De Parijsche handelaars en industrieelen gevoelen levendig hoezeer onlusten aan hun bedrijf nadeelig zijn. Geen verwondering kan dan ook het feit baren dat eer gisteren voorviel. Een vijftiental personen maakten in de rue Montpensier een geweldig getier onder het uiten van oproerige kreten. Onmiddellijk snelden een twaalf tal handelaars uit hunne winkels en omringden de rust verstoorders, waarvan eenigen in handen der politie ge steld zijn. De anderen wisten te ontvluchten. Reeds meermalen, vooral bij de jongste onlusten, is opgemerkt kunnen worden hoezeer de burgerij de politie in het handhaven der orde ondersteunt. Yerkoopiiigeii en «aanbestedingen. Voor de gisteren te 's-Hage gehouden aanbesteding van het maken van een gedeelte van den Middelburg Veerschen en Arnemuiden—Veerschen watergang met bijbehoorende kunstwerken, waren vijf inschrijvingsbil jetten ingekomen, zijnde van de heeren: A. Rinders, te Breskens. f 46,000; P. Sandee, te Yerseke, 42,880; P. S, Blanchemanche, te Maastricht, en M. B. Terwindt, te Pannerden, f 42,450; P. van Bruggen, te Broek, f 41,941; en F. Volker, te Dordrecht, f 39,900. T her mometerstiind. 3Maart.'sav. 11 u. 45 gr. 4 'sinorg. 7 u. 42 gr. 'smidd. 1 u.44 gr. 'sav. 6 u. 41 gr. Sta ten-gene raai. EERSTE KAMER. Zitting van Woensdag 2 Maart. Afdoening van wetten. In terpellatie Fransen van de Putte. Het eerst komt de op nieuw ingediende spoorwegbe- grooting in behandeling. De heer van Eijsinga betreurt het dat art. 11 betref fende de haveu van Harlingen uit de wet is vervallen. Deze beschouwt hij wel degelijk als een complement van de staatsspoorwegen. De heeren Cremers, Cost Jordens en Michiels van Kessenich achten integendeel het ver vallen van dien post in verband met de toegezegde af zonderlijke wets voordracht voor de verbetering van de haven te Harlingen zeer goed. De heer Michiels meent dat de eventueel toe te stane gelden voor deze zaak op de begrooting van binnenlandsche zaken behooren ge bracht te worden. De minister van binnenlandsche zaken verklaart dat het der regeering geheel onverschillig was of de bedoelde post al dan niet op de spoorwegbegrooting voorkwam. Zij was toch gehouden tot het indienen eener afzonder lijke voordracht. Nu het bedoelde artikel is verworpen is echter' de regeering in staat, hoewel zij dat niet zal doen, uit den post voor onvoorziene uitgaven de kosten- te bestrijden voor werken die zij als complement van staatsspoorwegen beschouwt. Tegen die bewering protesteert de heer van Nispen van Pannerden ten sterkste. Hij betwist der regeering de bevoegdheid om voor niet op de begrooting vermelde wei-ken uit de onvoorziene uitgaven te putten. De minister zegt bedoeld te hebben dat voor-spoorweg- werken van Harlingen naar de HanoverschegreHzen, die reeds vroeger op de begrooting voorkwamen maar niet voltooid zijn, door de onvoorziene uitgaven kon worden tegemoet gekomen. Na repliek van de heeren Michiels, Cremers en van Nispen wordt de begrooting met eenpa rige stemmen goedgekeurd. Evenzoo een viertal wetten van ondergeschikt belang. De heer Fransen van de Putte vraagt daarna inlich tingen aan de ministers van justitie en binnenlandsche zaken omtrent de dezer dagen opgerichte maatschappij tot verleening van credieten aan gemeenten. Volgens hetgeen de Industrieel daaromtrent heeft medegedeeld zouden de leeners aandeelhouders moeten worden van die maatschappij. Spreker vraagt of dit geen bezwaar voor gemeentebesturen en dergelijke kan geven. De minister van justitie zegt dat de niet raededeeling der statuten alleen te wijten is aan de maatschappij die verplicht is ze in de Staats-cottrant te plaatsen. Die sta tuten zijn bereids goedgekeurd omdat zij niet streden met de wet, de goede orde of de zeden. De minister van binnenlandsche zaken verklaart dat onjuist de strekking der maatschappij is medegedeeld. Degenen dieleenen willen, bijvoorbeeld 10,000, krijgen 8000 en worden voor f 2000 deelhebber in do maat schappij. Of die wijze van leenen voor gemeentebesturen al dan niet goed is, moeten gedeputeerde staten beslis sen. De namen van de oprichters zijn zeer solide. Nadat de heer van de Putte voor de gegeven inlich tingen bedankt had, gaat de vergadering tot nadere bij eenroeping uiteen. TWEEDE KAMER. Zitting van Woensdag 2 Maart. Discussie agrarische wet. Bij de hervatting der algemeene beraadslaging verde digt de minister van koloniën zijn wetsvoorstel, daarbij de verschillende sprekers beantwoordende, met uitzon dering evenwel van den heer van Sypesteijn, die wel vragen gedaan had, maar geen antwoord verlangdo. De minister doet uitkomen hoe moeilijk eene regeling als de onderwerpelijke is tot stand te brengen. De verande ringen in de redactie zijn het gevolg van zijn streven om in den geest te handelen van de meerderheid der vertegenwoordigers. Hij erkent dat de redactie nog voor verbetering vatbaar is. Hij zal gaarne iedere verbete ring daarin overnemen. Wat de opiuie betreft van de inlanders zelve omtrent het eigendomsrecht van den grond, zoo is uit een inge steld onderzoek gebleken, dat hij als werkelijke eigenaar van den grond denToewan-Bezar,dus den Nederlandschen staat, beschouwt. Yan het uitgeven in erfpacht zal het gevolg zijn dat de thans opeengehoopte bevolking zich kan uitbreiden. De vrees voor verdrijving van het inlandsek element is geheel ongegrond al kwamen er nu een honderdduizend Europeanen, hoe zouden die de vijftien millioen inlanders kunnen verdringen? Op de bedenking van den heer Heemskerk dat er eigen lijk geen agrarische wet noodig is omdat rust en wel vaart zouden heerschen, vraagt de minister of die spreker dan liever zou zien dat er eerst eenige agrarische moor den werden gepleegd. In antwoord op de vragen van den heer Mirandolle verklaart de minister dat de zaak der heerediensten wettelijk geregeld zal worden, doch de verbetering van het landrente-stelsel behoort aan den kolonialen wetgever overgelaten te worden. De heer Fransen vau de Putte verdedigt de liberale party tegenover de aanvallen van den lieer Heemskerk. Aan particulier belang is bier niet te denken. Dat er behoefte aan eene agrarische wet bestaat, bekende de heer Rochussen in 1860 en ook later de heer Trakranen. Regeling der cultures zonder voorafgaande regeling van het landbezit is gebleken onmogelijk te zijn. De heer de Brauw bespreekt eenige leemte die hij in het voorstel aangevuld zou willen zien met de hoofd bepalingen der wet kan hij zich, behoudens verduidelij king, vereenigen. Na een korte repliek van den heer Hasselman verklaart de heer Sloet dat de voorgestelde wet naar zijn inzien nuttig zal kunnen werken. De heer Heemskerk beantwoordt den heer Fransen van de Putte, van wien hij een meer parlementairen toon had verwacht. Zitting van Donderdag 3 Maart. Behandeling der agra rische wet. Van de meeste sprekers waren replieken slechts her halingen van de door hen vroeger aangevoerde argu menten. De nieuwe sprekers waren de heeren van Lijnden, van der Hucht, van Yoorthuijsen en Moens. In de rede van den heer Nierstrasz liet hij eenigszins doorschemeren dat hij de bedoelingen van het hoofdbestuur der maat schappij tot nut van den Javaan geheimzinnig achtte. De heer Moens vorderde daarop van den spreker dat hij namen zou noemen wanneer hij de bedoelde maatschappij van verkeerde bedoelingen verdacht, waaraan echter niet voldaan werd. De heer van der Hucht voerde aan dat de citaten van den heer Nierstrasz niet allen juist waren; van zijne zijde deed hij aanhalingen welke de citaten van den heer Nierstrasz in een geheel ander daglicht moesten doen beschouwen. De minister beantwoordde op eenigermate railleerende wijze de rede van den heer Nierstrasz. De heer van Voorthuijsen vond den gedachtengang van het wetsvoorstel niet logisch. Volgens hem moest er verplichte huur zijn. De eindrepliek van den minister besloot deze met de woorden: „Ik geloof nu al het algemeene të hebben op genomen;" ik zou haast zeggen: „laat ous nu aan het werk gaan." Daaana werden de algemeene beraadslagingen gesloten. Aan de tweede kamer is een wetsontwerp ingediend tot onteigening van een klein pereeel dat noodig is voor den bouw van de tweede schutsluis te Hansweert ter

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 2