O U R A N T. N0' 52. 1! Woensdag KEBTlVISGEViafC}. De commissaris des konings in de provincie Zeeland, gelet op art. 11 der wet van den 13" Junij 1857 (Staatsblad n». 87) maakt bekend dat, volgens het daartoe door hoeren gedeputeerde staten genomen besluit van den 23CI> Fe bruari] 1870, n .110: 1°. de jagt op houtsnippen en waterwild op den 15e» Maart, doch die op watersnippen op den len April van dit jaar zal zijn gesloten 2°. het weispcl van k war tol en alleen van den len Mei tot en met den 15«» Julij dezes j aars zal geoorloofd zijn; 3°. de visscherij van den 15CQ-Maart tot en met den 15e» April zal gesloten zijn; en eindelijk 4°. dat gedurende den gesloten vischtijd, het visschen van paling, doch alleen met aal kor ven van wis- schen of teenen gevlochten, zal mogen plaats hebben. Deze kennisgeving zal in het Provinciaal blad ge plaatst, en zullen afdrukken in plano aan de gemeente besturen ter aanplakking gezonden worden. Middelburg den 25cn Februarij 1870. De commissaris des konings voornoemd, R. W. VAN LIJNDEN. öinttmlanir Middelburg 1 Maart. De-zitting der tweede kamer van heden was wederom gewijd aan de algemeene beschouwingen over de agra rische wet. De hoeren van Sypcsteijn, van Loon, Heems kerk Az. en Saaymans Vader bestreden het wetsontwerp, hetwelk daarentegen verdedigd werd door de liecren Mirandolle en Lenting. In de morgen te houden zitting zal de minister van koloniën het woord voeren. De eerste kamer zal morgen de spoorwegbegrooting behandelen. Den 31e» Maart zal ten behoeve der staatsspoorwegen worden aanbesteed het voltooien der buitenhaven bui tendijks, het verlengen van den westhavendam en het maken van een paalhoofd te Vlissingen. Onderwijs. De heer W. van der Linde, hoofdonderwijzer teBieze- linge, heeft gisteren zijn 25j a rig jubilé als onderwijzer dier gemeente gewerd. Van het gemeentebestuur, den kerkeraad en leden der gemeente, en ook van zijne leer lingen ontving hij verschillende geschenken. De leerlin gen werden door den onderwijzer feestelijk onthaald. In' de bijeenkomsten van het Constitutioneel ge zelschap te Utrecht worden thans eenige van den hoog leeraar Opzoomer uitgegane stellingen over den „leer plicht" besproken. Die stellingen zijn de volgende: 1. Het moet als een nationaal kwaad worden beschouwd, wanneer er vele kinderen zijn, die zelfs dat niet leeren, wat op de laagste volksscholen te leeren is. 2. In ons land is het getal van zulke kinderen èn op zichzelf en in vergelijking met anderen lauden veel te groot. 3. Om dit nationaal kwaad uit ons land te verwijderen, kan men op het denkbeeld komen van dwang, van staats wege uit te oefenen, zoodat alle kinderen verplicht wor den, wel niet tot het bezoek eener school, maar toch tot het aanleereu van wat in de laagste volksscholen te lee ren is, een verplichting, voor wier vervulling de ouders moeten zorgen en verantwoordelijk zijn. 4. Het denkbeeld van dezen, gelijk van iederen dwang, doet ons van zelf onaangenaan aanen het is zeer na tuurlijk te i chton, dat de wensch is opgekomen, om zonder dwang het doel te bereiken 5 Vandaar de poging, om te werken a. door geschriften en toespraken b. door belooning, met het oog op eer- of geldzucht. 6. Tegen de aanwending van het eerste middel pleit: zijn veel te zwakke werkzaamheid, die juist daar het zwakst zal blijken, waar zij het meest noodig was. 7. Tegen de aanwending van het tweede middel pleit: a. dat het niets anders is dan het opdringen van een weldaad, door er nog eene tweede bij te voegen b. dat bet de zedelijke begrippen vervalscht, door het goede voor te stellen als ware bet iets kwaads c. dat het niets baat, waar het kwaad juist het ergst is, bij de boeren, die door hun kinderen een meid of knecht uithalen. Wat lokaas kan daartegenover groot genoeg zijn 8. Blijken zoo de middelen, waarbij alle dwang verme den wordt, te zwakke palliatieven, dan komt men tot het denkbeeld van dwang terug, maar stelt nu, van den jn de derde stelling genoemden direeten dwang nog altijd afkeerig, een indireclen dwang voor uit te oefenen öf door den staat, betzij bij een wet op de militie, het zij bij een wet, die niet-onderricliten van het toelaten tot fab.riekwerkzaamheid uitsluit öf door particulieren en genootschappen, die niet- onderricliten niet in dienst netuon of niet bedoelen. 9. Tegen dien indirecten dwang pleit: a. dat hij even goed dwang is als de directe, en dus in al de bezwaren van dezen deelt; b. dat hij bovendien huichelarij is. Het is als riep men uit: ik dwing u niet, o neenmaar krijgen zal ik u; c. dat hij onrecht is. De schuldige loopt vrij, en op den onschuldige wordt alles verhaald. 10. Zoo blijft als eenig werkzaam en tevens waardig middel de directe dwang over. 11. De directe dwang is uitvoerbaar, want hij wordt uitgevoerd, ook in vrije staten b. recht, want hij is in het belang èn van den staat zelf, èn van de mindeijarigen, voor wie de staat moet zorgen c. onmisbaar ter uitvoering van het voorschrift in art. 353 2 B. W. den ouders gegeven, om hun minder, jarige kinderen op te voeden, een voorschrift, dat zon der poenale sanctie een ijdel woord is. 12. Hij past in het stelsel van den staat, die gewoon is, direct te dwingen. Men denke o. a. aan a. den dienstplicht; b. de belastingen c. de onteigening; d. de vaccine en verdere gezondheids-maatregelen; e. de maatregelen zelfs in het belang van den goeden smaak in bouwreglementen enz. 13. Hij past ook in het stelsel van den staat die mij verbiedt, mijne kinderen te laten onderwijzen door een niet beproefde. En hij zou mij toestaan, ze geheel onon- derwezen te laten 14. Hij past ook in het stelsel van den staat, die het lager ondewijs als een® volkszaak beschouwt, waarvoor hij groote schatten van dé burgerij mag vorderen, 15. Hij is niet in strijd met de zedelijke vrijheid der burgers, want deze heeft slechts in het zuiver individu- eele recht van bestaan. 16'. Hij is niet in strijd met de gewetensvrijheid der burgers, want hij wil slechts onderwijs verzekeren, niet onderwijs hier of daar genoten. 17. Hij is niet in strijd met het beginsel, dat men geen weldaad moet opdringen. Want het is hier geen weldaad aandeonders,dieer integendeel vaak een kwellingin zien; het geldt hier het belang der kinderen en van den staat. 18. De practische bezwaren zijn niet onoverkomelijk: u. de tegenzin, dien do dwang zal vinden, is impo pulariteit. Die is a alleen tijdelijk; h. onwaar, wat de meerderheid, het betere deel der werkende volksklasse betreft; c, de armoede van vele ouders, die a. liun kinaeren niet fatsoenlijk op school kunnen zenden b. hun kinderen zelf noodig hebben, om te kunnen leven. Hier komt hulp te pas. De gelden van een algemeen schoolverbond zouden hiervoor het best worden besteed. 19. Zoo worde bet algemeen schoolverbond gevolgd van een leerplchtverbond, dat niet volstaan kan met het neerleggen en aanbieden eener petitie, bij den koning of bij de tweede kamer in te dienen, maar een volksover tuiging moet vestigen, waaraan de wetgevende macht uitvoering zal geven. 1870. 2 Maart. Rechtzaken. Ter laatste zitting der civiele kamer van de arrondissements-rechtbank alhier diende de zaak van W. J. Lamb tegen H. D. L. Ellinckhuysen, En- gelsch vice-consul te Vlissingen. Laatsfcgemelde, be rustende in hot door ons in ons nommer van 9 December 11. medegedeeld yonnis, waarbij zijne exceptie van onbevoegdheid des Nederlandschen rechters werd verworpen,had, bij antwoord ten principale.geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van den eischer Lamb, op grond zijner onbevoegdheid tot het instellen van rechtsvorderingen in het algemeen, en inzonderheid van die, strekkende tot het bekomen van gelden, onder wel ken titel of onder welk voorwendsel het wezen moge, verkeerende hij zoowel in Nederland als in Engeland in staat van faillissement. Verder concludeerde de gedaagde tot ongegrondverklaring van den tegen hem ingeste.lden eisch,op grond dat de bij dagvaard vermelde handelingen en daden niet door hem bedreven zijn, daargelaten dat, al ware dit het geval, deze geenszins onrechtmatige daden zouden wezen, waardoor schade is toegebracht of die aanleiding zouden geven tot het instellen eener rechtsvordering te dier zake; terwijl voorts, indien eenige zoodanige daad al mocht zijn gepleegd, deze be- di'cven zou zijn door of op last van den commis saris yan politie te Vlissingen. Bij incidcnteele con clusie van eisch is daarop door den eischer Lamb, naar aanleiding der ontkentenis van de bij dagvaard vermelde handelingen, althans het persoonlijk aandeel des gedaag den daarin, en onder betuiging van hoogachting voor het persoonlijk karakter en de waarheidsliefde van den gedaagde, geconcludeerd tot het hooren van den heer Ellinckhuysen omtrent vijftien vraagpunten, en wel hoofdzakelijk: of hij niet moet erkennen dat den eischer, na ten zijnen verzoeke op het politie-burean te Vlissingen te zijn ontboden, door hem zijn paspoort is ontnomen en is aangezegd dat hij den eischer arresteerde en den volgenden dag naar den consul te Botterdam zon overbrengen; of hij niet moet erkennen: verschillende kisten en koffers van den eischer te hebben doorzocht, en geldswaarden onder zich te hebben genomenvoorts hem, eischer, op zijn verzoek om het adres van een ad vocaat of rechtsgeleerde op het eiland Walcheren, opdat hij dezen zou kunnen raadplegen of doen raadplegen, ten antwoord te hebben gegeven dat hij er geen enkelen kende en het bovendien vruchteloos zou zijn daar door niemands tussehenkomst zou kunnen verhinderd worden dat de eischer den volgenden morgen naar Botterdam zou worden overgebrachtvoorts al de kosten in het hotel Duke of Wellington te hebben voldaanvoorts den eischer persoonlijk met zijn gezin te hebben afgehaald en aan boord gebracht der stoombootvoorts de kosten van vervoer te hebben betaaldvoorts den eischer to hebben vervoerd naar den Engelschen consul; voorts, na zijne in vrijheidsstelliug door dezen, de geldswaarden,door hem, gedaagde, onder zich genomen, aan den eischer te hebben teruggegeven, en eindelijk, alvorens in deze zaak. eenige stappen te doen, zich van eene garantie te hebben verzekerd tot kost- en schadeloos-houding voor al de ge volgen der bemoeiingen van hem, gedaagde, in deze. Het provinciaal gerechtshof in Zeeland heeft gisteren de volgende arresten in hooger beroep uitgesproken: Gerrit Jan Hendrik Speldelrink, oud 31 jaren, polder werker, tijdelijk verblijvende te Middelburg, was beklaagd: dat hij clen 19c» October 1869 in de herberg van Reus te Middelburg, Pieter Johannes van den Bosch herhaal delijk moedwillig met een glas slagen op het hoofd ten bloede toegebracht en ook geschopt heeft. In deze zaak heeft de rechtbank te Middelburg bij vouuis van 6 Januari jl. het door den officier van justitie gevraagde verstek geweigerd, en de in deze bii aanplak king beteekende dagvaard nietig verklaard, de kosten te dragen door den staat, op grond dat blijkens het door den officier van justitie uitgevaardigd bevel van dag vaarding van den beklaagde, deze tijdelijk verblijf houdt te Middelburg, en dat de beklaagde bij zijn verhoor door den rechter-commissaris op 26 October 11. en ter

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 1