Staten-generaal.
Door den minister van financiën is aan de tweede
kamer thans medegedeeld het verslag omtrent den toe
stand van het kroondomein gedurende 1869. Daaruit
blijkt onder anderen dat tengevolge van de minder
gunstige weersgesteldheid de oogst dat jaar middelmatig
was; de veestapel nam echter toe en was voordeelig ten
gevolge der hooge prijzen voor jong vee besteed. Door
den grintweg in gemeenschap met het gemeentebestuur
van Hontenisse aangelegd, zal de waarde van de kroon
domeinen aldtar aanmerkelijk toenemen. Doorverkoop
van tienden en gronden was het kapitaal op 't grootboek
ingeschreven op uit8 December 1869 vermeerderd tot
f 3.787.100.
Gemeenteraad van Middelburg.
Zitting van Vrijdag 25 Februari. Missives gedeputeerde
statendankbetuiging dr. H. van Hall en kommiezen plaatse
lijke belastingen jaarverslag commissie cxamineeren varens
lieden; eervol ontslag lid plaatselijke schoolcommissie;
verhuur gemeentegrond tot bergplaats houtwarenbrief
regelingscommissie XIIc Nedcrlaudsch taal- et\ letterkundig
congres; gratificatie ten behoeve kweekeling gymnastiek -
sclioolaf- en overschrijving gemeentebcgrooting 1S70;
rekeningen publieke aanbesteding uitbaggering haven;
rapport concept-verordening plaatselijke directe belasting
inkomstenstaten restitutie en onwaarde plaatselijke directe
belasting; mededeeling opmaking kohier idem; interpellatie
betreffende schoolgebouw meisjes Gortstraatdankbetuiging
aan en mededeeling van den burgemeester betreffende ge
houden collecte voor spoorweg- en kanaalwerkersinterpel
latie omtrent armenwet en wegbreken poorten fabricage.
Voorzitter de heer Bijleveld van Serooskerke.
Afwezig de heeren van Diggelen en van Deinse, mot
kennisgeving.
De notulen van het in de vorige zitting verhandelde
gelezen en goedgekeurd zijnde, worden eenige missives
van gedeputeerde staten, houdende goedkeuring van
raadsbesluiten, voor kennisgeving aangenomen.
Van hetzelfde college is een brief ingekomen, berich
tende de ontvangst der door den raad vastgestelde ver
ordening op de begraafplaats. Eenige der daarin voor
komende bepalingen worden door gedeputeerde staten
in strijd beschouwd met de wet en zijn daarom aan den
koning ter vernietiging voorgedragen. In verband hier
mede is nog een brief ingekomen, hondende mededee
ling van bij het departement van binnenlaudsche zaken
gerezen bedenkingen tegen het besluit tot heffing van
begrafenisrechten, welke in een daarbij gevoegde memo
rie zijn opgenomen. De beraadslaging over een en ander
is aangehouden totdat de koninklijke beslissing bekend
zal zijn.
Is ingekomen een brief van dr. H. van Hall, leeraar in
de wis-, plant- en dierkunde aan de rijks hoogere burger
school, aan burgemeester en wethouders gericht, om hen
dank te betuigen voor hunne krachtige hulp en medt-
werking aan het door den raad genomen besluit tot af
stand van grond ten behoeve van den kruidtuin, en
verzoek om dien dank tevens aan den raad over te
brengen. Deze brief wordt voor kennisgeving aan
genomen.
Evenzeer is voor kennisgeving aangenomen eene dank
betuiging van de komraiezen en den bode der plaatselijke
belastingen voor de hun verleende gratificatie, met aan
beveling voor het vervolg.
Het jaarverslag door de commissie van bestuur van
de inrichting tot het examineeren van varenslieden in
gezonden, wordt voor de leden ter inzage gelegd.
Wordt gelezen een brief van mr. J. H. de Stoppelaar,
die te kennen geeft dat hij ruim dertien jaren geleden
de eer had benoemd te worden tot lid der plaatselijke
schoolcommissie, doch eene richtigé vervulling der daar
aan verbonden plichten, waaronder het herhaald school
bezoek, hem langer niet wel mogelijk is, op grond van
zijne toenemende maatschappelijke en andere werkzaam
heden, meest alle van wetenschappelijken aard, die hij
niet gaarne zou prijsgeven. Met het oog op den door
hem afgelegden eed, acht hij zich mitsdien verplicht zijn
eervol ontslag als lid der schoolcommissie te vragen.
Op voorstel des voorzitters wordt besloten, het gevraagd
eervol ontslag te verleenen, onder dankbetuiging voor
de in die betrekking bewezen diensten. Hiervan zal aan
de plaatselijke schoolcommissie kennis worden gegeven,
met uitnoodiging tot het doen eener aanbeveling ter
voorziening in de ontstane vacature.
Van den heer I. de Broekert is een advei ingekomen,
inhoudende verzoek om erfpacht van een stuk gemeente
grond, gelegen aan den achtersingel bij de Langevijle-
barrière, zijnde een gedempte sloot, en zulks tot berg
plaats van bout war en.
Nadat op dit adres de geraeentebouwmeester was ge
hoord is het gesteld in handen'der commissie van fabri
cage, die adviseert tot inwilliging onder de door den
gemeentebouwmeester gestelde voorwaarden. Laatstge
noemde onraadt het uitgeven van den grond in erfpacht,
maar stelt voor afstand in huur, onder beding dat de
huurder moet zorgen voor rasterwerken afsluiting der
houtloods, hy binnen een jaar het nog ongevulde gedeelte
sloot met aarde, puin of zand moet aanvullen, enz.de
huur aan te gaan voor tien jaren tegen een prijs van
/"60'sjaars, zijnde gelijk aan 5 cent per centiare, doch den
adressant tegemoet te komen in de door hem te maken
kosten voor het aanvullen der sloot, door hem de eerste
jaren vrij van pacht te lateneen en ander onder beding
dat de gemeente zich de vrije beschikking over het
terrein voorbehoudt.
De heeren Lantsheer en Snouck Hurgronje vestigen
de aandacht op de noodzakelijkheid van enkele wijzigin
gen en bijvoegingen in de bepalingen, en in het alge
meen van eene nadere redactie daarvan.
Met algemeene stemmen wordt besloten, met inacht
neming dier wijzigingen, den verlangden grond in huur
af te staan.
Voor kennisgeving wordt aangenomen een brief der
regelingscommissie voor het XII8 taal- en letterkundig
congres, houdende kennisgeving dat besloten is bedoeld
congres alhier te houden op 80 en 31 Augustus en 1 Sep
tember a. Alvorens aan dit besluit eenige openbaarheid
te geven vraagt de commissie in dien brief, of burge
meester en wethouders tegen genoemde tijdsbepaling
bedenking hebben. Op deze vraag is, volgens mededee
ling des voorzitters, geantwoord dat bij burgemeester en
wethouders geen bedenkingen bestaan.
Onder herinnering aan een in December des vorigen
jaars genomen raadsbesluit tot nadere regeling van het
onderwijs op de openbare gymnastiekschool, stellen
burgemeester en wethouders voor, 100 beschikbaar te
stellen ten behoeve van een kweekeling, die den onder
wijzer gedurende den geheelen dag bijstaat.
De heer Snijders wenscht te weten, of dit een manne-
lijken of eene vrouwelijke kweekeling geldt.
De voorzitter antwoordteen mannelijken.
De heer Snijders zegt, dat hij dan het voorstel in strijd
acht met het genomen besluit tot aanstelling eener on
derwijzeres.
De voorzitter merkt op, dat niet wordt voorgesteld
een hulponderwijzer aan te stellen, maar f 100 beschik
baar te stellen voor een kweekeling, en de raad bij meer
genoemd besluit de bevoegdheid tot het aanstellen van
kweekelingen gelaten heeft.
De heer Snijders herinnert dat twee of drie maanden
geleden reeds de oproeping voor eene onderwijzeres is
gedaan. Daar burgemeester en wethouders -tot dusver
geene mededeeling van den uitslag dier oproeping heb
ben gedaan, schijnen zich nog geen sollicitanten te heb
ben aangemeld. Werd nu eene vrouwelijke kweekeling
aangesteld, dan zou daardoor althans eenigermate wor
den tegemoet gekomen aan de bezwaren van sommige
ouders. Zijns inziens zou hiertegen te minder bezwaar
bestaan, daar verschillende jonge dames zich op het afleg
gen van examen als onderwijzeres in de gymnastiek toe
leggen.
De voorzitter antwoordt, dat de heer Snijders zich wel
herinneren zal dat b-zwaar is gemaakt tegen bet geven
van onderwijs door een mannelijken kweekeling aan
meisjes. Het omgekeerde, het geven van onderricht door
eene vrouwelijke kweekeling aan jongens, zou dus zijns
inziens gelijk bezwaar opleveren. Op dit oogenblik zijn
ook reeds sollicitatiën van jongejufvrouwen in banden
der schoolcommissie, op wier advies wordt gewacht. De
hoofdonderwijzer Keyzer heeft intusschen behoefte aan
hulp, daar hij niet in staat is aan alle leerlingen naar
behooren onderwijs te geven.
De heer Snouck Hurgronje gelooft, dat de heer Snij
ders zich niet juist het gesprokene in de raadszitting
van December herinnert. Toen is toch in de overgelegde
voordracht wel degelijk gezegd dat de hoofdonderwijzer,
als eene onderwijzeres werd aangesteld, het zou kunnen
doen met een of meer kweekelingen. Het ligt zijns in
ziens voor de hand dat de hoofdonderwijzer niet alles
alleen kan doen, en met het toestaan der gevraagde I
f 100 voor een kweekeling heeft de aanstelling eener
onderwijzeres niets gemeen.
De heer Snijders wenscht de beslissing over het ge- I
dane voorstel aan te houden totdat het rapport der
schoolcommissie betreffende de sollicitatiën van onder- j
wijzeressen zal zijn ingekomen. Hij is het niet eens met j
den heer Snouck Hurgronje, dat het nu gedane voorstel
met de benoeming eener onderwijzeres niets te maken i
heeft.
De heer Mathon zegt, dat bij de regeling van het on-
derwijs op de gymnastiekschool het doel is de twee
geslachten van elkander af te scheiden en het onderwijs
aan meisjes te doen geven door eene vrouw. Zoodanige
vrouw moet echter eene akte als onderwijzeres hebben,
hetgeen ook vooral noodzakelijk is opdat de onderwijzer
niet in den werkkring der onderwijzeres behoeft te
•treden. Aan eene kweekelinge kan het geheele onder
wijs natuurlijk niet worden toevertrouwd. De onderwij
zer heeft echter behoefto aan hulp: hij had een hulp
onderwijzer, en ware er geen sprake geweest van de
aanstelling eener onderwijzeres, dan zou hem xby het
vertrek van dien hulponderwijzer andermaal een hulp
onderwijzer zijn verleend; nu dit het geval niet is, heeft
hij behoefte aan een kweekeling Als zoodanig is een
geschikt jongmensch aanwezig, voor wien f 100 geen te
hooge gratificatie is. Wegens het dringende der zaak
acht spreker eene dadelijke beslissing op het voorstel,
in gunstigen zin, wenschelijk.
De voorzitter vraagt, of het voorstel van den heer
Snijders om de beslissing aan te houden wordt onder
steund. Daar niemand die ondersteuning verleent, kan
dit voorstel geen punt van beraadslaging uitmaken.
Vervolgens wordt het voorstel van burgemeester en
wethouders tot beschikbaarstelling van de gevraagde
100 in stemming gebracht en aangenomen met 14 stem
men tegen 1, van den heer Snijders.
Op voorstel des voorzitters wordt besloten tot het
doen eener af- en overschrijving op de begrooting voor
1870 ter voorziening in een onvoldoend bedrag van
f 13.83^ als aandeel der gemeente in de verevende uit
gaven voor kwade posten op de grond- en personeele
belasting.
De rekening van de wisselbank over 1869 wordt goed
gekeurd. Het drie-vierde in de winst bedraagt voor de
gemeente f 2,429.22; over 1868 was dit 1,447.42$ en
over 1867 f 1,586.40.
Eveneens wordt goedgekeurd de rekening van de
kamer van koophandel en fabrieken over 1869, sluitende
met een goed saldo van 9.76$.
De voorzitter stelt namens burgemeester en wethou
ders, in overleg met de commissie van fabricage, voor:
de uitbaggering der haven dezer gemeente voor twee ja
ren, 1870 en 1871, publiek aan te besteden en daarna te
overwegen of het wenschelijk is die aanbesteding goed
te keuren of wel de uitbaggering onder eigen beheer te
doen plaats hebben, en voorts van die beslissing te laten
afhangen of de stoombaggermolen al of niet zal worden
verkocht.
De heer Mathon wenscht dit voorstel dadelijk in be
handeling genomen te zien. Hij vertrouwt dat de mees
ten zijner roedeleden wel inzage van de stukken zullen
hebben genomen en met hem overtuigd zullen zijn van
liet belang eener publieke aanbesteding. Eene tijdige
aankondiging van zoodanige aanbesteding acht hij zeer
wenschelijk, vooral omdat de concurrentie niet groot zal
zijn. Tevens deelt hij mede dat hij in den loop van 1§69
in andere betrekking onderhandelingen heeft aange
knoopt omtrent het uitdiepen van de marine-voorhaven
te Ylissingen, en hij toen eene aanbieding heeft gekre
gen tegen 50 cent per sterc. Daarbij had men den waar
borg dat dit zou zijn een stere zand of slik en niet een
groot deel water. Met het vooruitzicht dat wat voor het
rijk te Ylissingen mogelijk was ook voor deze gemeente
wel zal kuanen, acht hij eene spoedige beslissing zeer
wenschelijk.
De voorzitter dankt den vorigen spreker voor zijne
mededeeling, en geeft voorts te kennen dat ook burge
meester en wethouders deze zaak, die voor de gemeente
van groot belang is, willen afdoen.
De heer Lantsheer verklaart zich zeer voor het gedane
voorstel, maar wenscht eene inlichting, namelijk of het
voornemen is in de aanbesteding alleen op te nemen
het uitdiepen der binnenhaven, of ook de bocht.
De heer Snouck Hurgronje geeft de gevraagde inlich
ting. Blijkens het bestek voor de uitvoering van het
rijks-havenwerk is de eerste werkzaamheid het afsnijden
der bocht. Is dit geschied, dan behoeft men natuurlijk
de bocht niet schoon te maken. Yandaar de meening dat
dit in het volgende jaar nier meer noodig zal zijn. Mocht
het rijks-werk meevallen en zeer spoedig tot stand
komen, dan is aan de bocht weinig te doenmaar mocht
het tegenvallen, dan zal de uitbaggering der bocht wel
licht ook het volgende jaar nog noodig zijn. In allen
gevalle heeft echter de aanbesteding per sterc plaats.
Met algemeene stemmen wordt alsnu het bovenge
noemde voorstel van burgemeester en wethouders
aangenomen.
Vervolgens brengt de heer de Jonge, namens definan-
ciëele commissie en burgemeester en wethouders, rapport
uit betreffende de hun gedane opdracht tot voorlichting
van den raad met betrekking tot de concept, verordening
op de heffing eener plaatselijke directe belasting, over
gelegd in de raadszitting van 15 December jl.
[Daar wij in het nommer van gisteren reeds een over
zicht van dit rapport hebben gegeven, verwijzen wij
daarheen, onder herinnering dat het rapport voor de