Naar men meldt hebben zich in Rusland een aantal i roomscli-catholieke priesters tot den keizer gewend,met verzoek om te mogen trouwen. Op zichzelf is het ver- j zoek zoo vreemd niet in een land waar de roomsche geestelijken er dagelijks getuigen'van zijn, dat de gees- telijken eener kerk, die maar weinig van de hunne ver schilt, als gewone menschen zich in den echt verbinden. Vreemd klinkt het echter, dat de roomsche priesters zich met hun verzoek tot den keizer wenden. Over het geheel schijnt de zucht om te trouwen onder de priesters sterker te worden, zoo zelfs, dat deze zaak, naar het gerucht wil, een "punt van beraadslaging op het concilie zal uitmaken. Volgens roedcdeeling van den bergdirector Klemm in het „Dresdner Gewerbeverein," dagteekent de bekende messen-fabrikatie van Sheffield eerst van het midden der 16e eeuw, toen men' daar het eerst tafelmessen maakte. In 1630 werden op die plaats de eerste knipmessen, en in 1638 de eerste scheermessen vervaardigd. Sedert breidde zich die tak van nijverheid zoodanig uit, dat in het begin dezer eeuw te Sheffield meer dan 500 soorten van messen gemaakt werden, wier verkoopprijs van eenige centen tot f 95 varieert. Thans leveren Sheffield en Birmingham jaarlijks voor f 12- A f 14,000,000 aan messen af. Tot de hechten der messen en vorken worden jaarlijks 750,000 kilo ivoor verwerkt. Met het smeden der tafelmessen honden zich 700, met het slijpen van deze 000 en met het maken der hechten 1300 arbeiders bezig. 3000 personen vervaardigen uitsluitend zak- en penne- messen en 160 man alleen scheermessen. In Solingen fabriceert men jaarlijks 50,000 dozijn paar messen en vorken. Belangrijk mag ook de messen-fabrikatie te Steyer (Oostenrijk) genoemd worden, waar jaarlijks twee miilioen paar zakmessen gefabriceerd worden. Dc goed koopste prijs is f 1.50 voor een dozijn scheermessen en 80 cent voor een dozijn paar messen en vorken. In Frank rijk bloeit die tak van nijverheid, vooral te St.-Etienne bij Lyon. Daar vervaardigen 1300 arbeiders jaarlijks 4—5 miilioen messen. Door een Parijscli dagblad, hetwelk niet tot de vrienden van Rochefort behoort, wordt de volgende dia loog publiek gemaakt. De heer Gustave Flourens wilde bij Noir's begrafenis te Neuilly het lijk naar Parijs bren gen, hetgeen hoogstwaarschijnlijk eene botsing met de troepen en een vreeselijk bloedbad ten gevolge zou heb ben gehad. Flonrens. Wij moeten naar Parijs. Gij zult aan het hoofd der menigte gaan, en als onschendbaar afgevaar digde zullen de troepen u niet deeren, maar zich, terug trekken. Rochefort. Ik vertrouw daarop niet. Het leger is achteruitgegaan. Zij zijn in staat om mij neer te schieten als de minste mijner kiezers. - Flourens. Zooveel te beter. Dan hebben wij een nieuwe manifestatie, nog indrukwekkender dan deze. Als men u neerschiet dan is het heil der republiek ver zekerd. Rochefort. Het heil der republiek! Maar het mijne? Flourens. Uw naam zal voortleven. Zie hoe Victor Noir, gisteren nog onbekend, thans beroemd is geworden. Nog grooter roem zal uw deel zijn. Rochefort. Ik ben liever de levende onderdaan van een keizerrijk dan de begraven burger van eene repu bliek. Flourens. Maar gij zult eene prachtige begrafenis hebben. Wij zullen allen daarbij tegenwoordig zijn. Wij zullen redevoeriugen houden bij uw graf.... Rochefort. Ik houd liever redevoeringen bij het graf van anderen. Flourens. Wij zullen een standbeeld voor u op richten. Rochefort. Ik richt liever standbeelden op voor an deren. Flourens. Wij zullen u wreken. Rochefort. Ik wil u die moeite besparen. En ziedaar waarom de heer Flourens den volgenden dag zijn ontslag nam als lid van de redactie der Marseil laise. In the Times worden eenige nieuwe blijken van het driftig karakter van prins Pierre Bonaparte medegedeeld. Daaronder munt vooral het volgende uit: Ik was schrijft de heer Cartwright te dier tijde als ambtenaar van het Engelsch gouvernement op Corfu en kan voor de waarheid mijner mededeeling instaan. De prins huurde op Corfu een boot om op de kust van Albanië te gaan jagen. Twee zeelieden van het eiland, wier verklaringen ik later na het gebeurde moest constateeren, bestuurden de boot. Bij het landen op de kust van Albanië, verzocht een beambte der belastingen aan boord te mogen komen om zich te verzekeren van waar de boot kwam, waarop de prins dezen persoon zonder reden doodschoot. De boot keerde daarop naar Corfu terug, en den prins werd gelast om het eiland te verlaten. De Ionische regeering sir Howard Douglas voerde destijds het bestuur ver leende eene aanzienlijke schadeloosstelling aan de achter gelaten betrekkingen van den gedoode." Met. het oog op deze en dergelijke gebeurtenissen, moet men zich verwonderen dat men in het belang der maatschappij den prins niet reeds jaren geleden schadeloos gemaakt en achter de grendels gezet heeft. Door de bevolking van Leucade op het eiland Santa Maura, dat den 26e" December jl. door eene aard beving vreeselijk geteisterd werd, is een adres van dankbetuiging gericht tot den Franschen gezant te Athene en den opperbevelhebber van het Fransche eskader in den Levant, voor de hulpvaardigheid en de goede zorg waarmede de kommandant en de bema nning van den Forbin in de eerste nooddruft van de van alles beroofde ongelukkige inwoners hebben voorzien. De geheele stad Leucade is een puinhoop gelijk; tenten en houten loodsen zijn opgeslagen, om de huisgezinnen voor de aanhoudende regens te bescher men, die sedert de onderaardsche beweging en uitbar sting niet opgehouden hebben te stroomen. De pogingen tot het opsporen van onderzeesche schatten zijn in den aanvang van dit jaar met éen vermeerderd. Het geldt thans die, welke de Spaansche schepen bevatten die men in het jaar 1702 in de haai van van Yigo, op de Spaansche kust, vrijwillig liet zinken, teneinde ze niet ten prooi der vereenigde Engelsche en Nederlandsche vloot te laten. Nadat in vroegere jaren reeds vele vergeefsche pogingen in het werk gesteld wa ren om dien rijken buit, naar men beweert ruim 200 miili oen aan zilverstaven, aan de geheel in het zand bedolven liggende schepen te ontrukken, heeft zich thans een Fransche maatschappij gevormd, welke, met toestemming der Spaansche regeering. tegen 13 V pet. der te vinden schatten pogingen in het werk zal stellen. Het vaartuig hetwelk tot die expeditie uitgezeild is, bevat verschei dene bekwame ingenieurs en duikers. De onderzeesche arbeid zal met behulp van electrisch licht gedaan wor den hetwelk eene kracht van 250 gasvlammen bezit. Voorts zullen daarbij de nieuwste pyrotechnisobe toe stellen gebezigd worden, zoodat in ieder geval deze po ging voor de wetenschap belangrijk zal zijn. In 1868 scheen in de industriële landen eene manie te hcersch'en om het gebruik van steenkolen door vloeibare brandstoffen (koolwaterstofsoorten) te vervan gen, tenminste het regende octrooijen voor het verbran den van pretroleum, creosoot, naphta enz. In 1869 schijnt die beweging zoo te zijn opgehouden, tenminste men hoort bijna niets meer van de toepassing der vloei bare brandstof. Slechts een enkele Fransche en Rossis- sche spoorweglijn schijnt die brandstof te gebruiken, terwijl men in Engeland ook nog vloeibare brandstof in gloeiovens gebruikt. Men verdiepte zich in gissingen, wat toch de oorzaak mocht wezen, dat men niets meer van de talrijke plannen hoorde om de creosoot in plaats van steenkolen voor de stoomketels te gebruiken, toen een Engelsch blad onlangs dit raadsel oploste. In 1868 hadden vele spoorwegmaatschappijen het ereosoteren der spoorwegleggers nit zuinigheid maar achterwege gelaten- Nu zaten de handelaars met de creosoot opgescheept, en moest, het kostte wat het wilde, een nieuw debonché voor dit handelaarsartikel gevonden worden. Er kwamen uit vinders om die stof zoo spoedig mogelijk te verbranden, nieuwe uitvinders die het nog spoediger konden, proef nemers enz. Maar weldra gingen de spoorwegen weder aan het ereosoteren en hoorden men bijna niets meer van de uitvinders en hun plannen. Toch heeft die creo soot agitatie haar nut gehad, want juist daardoor is het voordeel van het gebruik van vloeibare brandstof boven steenkolen, bij het verwerken van ijzer, op overtuigende wijs gebleken. Behalve het reeds vermelde omtrent de samenstel ling van het hooggerechtshof, waarvoor prins Pierre Napoleon Bonaparte zal terecht staan, deelen wij omtrent dat rechtscollege nog de volgende historische bijzonder heden mede Dit gerechtshof is geen instelling van latere dagtee- kening: in 1791 reeds bestond een nationaal hoogge rechtshof, gevormd uit leden van het hof van cassatie en leden van de hooge- jury. Sommige personen werden voor dat bof gebracht krachtens een besluit der wetge vende vergadering. Zoo ook in jaar III en VIII. Na het jaar XII, onder het eerste keizerrijk, werd het hooggerechtshof behouden doch bezat een ander ka rakter: een hooggerechtshof nam kennis van een menigte nauwkeurig omschreven gevallen, die echter allen het karakter gemeen hadden, hetzij van eene verstoring der grondwettige orde, hetzij van een daad van leden der keizerlijke familie, of van hooge ambtenaren. Dat hof had zijn zetel in de vergaderzaal van den senaat. Het had tot voorzitter den aartskanselier van het keizerrijk, en bestond uit de prinsen, de grootwaardigheidsbeklee- ders en grootofficieren van het keizerrijk, uit den opper rechter, den minister van justitie, zestig Senaatsleden, tien sectiepresidenten van den raad van state, veertien leden van dien raad en twintig leden van het hof van cassatie: de senaatsleden, de leden van den.raad yan state en de leden van het hof van cassatie namen rang naar ancienneteit. Dit hof besliste-ón feitelijk èn ten aanzien van het recht, dat wil zeggen zonder eene jury. Het was eigen lijk de senaat tot gerechtshof geconstitueerd. In 1814 werd die inrichting behouden, doch eenigszins herzien en verbeterd: de kamer der pairs, die den senaat verving, nam nu kennis van de misdaden van hoogverraad en van de aanslagen op de veiligheid van den staat. Het hooggerechtshof nam, overigens evenals in het jaar XII en vroeger, kennis van demisdaden door de pairs, zijne leden, en de hooge ambtenaren bedreven- In 1848 werd de jury weder bij het hooggerechtshof opgenomen. Dit hof deed in hoogste ressort uitspraak in alle beschuldigingen door de Nationale vergadering tegen den voorzitter of de ministers ingebracht. Zij von- nisde ook alle op decreet van de Assemblée beschuldig den, wegens misdaden, aanslagen of samenspanningen tegen de veiligheid van den staat. Dc inrichting en procesorde dezer laatste jurisdictie bestaat ook thans nog. Het essentieel karakter dezer jurisdictie is: 1° het hooggerechtshof kan slechts bij keizerlijk, decreet samen geroepen worden; 2° het beslist in hoogste ressort; 3° zijne jurisdictie strekt zicli over het geheele Fransche grondgebied uit. Het spreekt recht met inachtneming der bepalingen van het wetboek van strafvordering. Indien het feit een misdaad betreft die niet tot de com petentie van het hof behoort, beveelt het de verwijzing der zaak naar den bevoegden rechter, die het aanwijst; 4° de straffen door het hooggerechtshof uitgesproken zijn die, welke door het Code pénal worden bedreigd. Het hof heeft echter zooals wel bij het hof der pairs ge schied is somtijds gemeènd ten aanzien dier straffen niet geheel aan die vau het strafwetboek gehouden te zijn. Het hooggerechtshof, zooals het thans gevormd is, be staat uit: twee kamers, waarvan de eene den beklaagde in staat van beschuldiging stelt en naar de tweede kamer verwijst die uitspraak doet; het hof is gevormd uit rechters, genomen uit de lecleri van het hof van cas. satie;20uit een hooge jury, by loting aangewezen uit de 89 provinciale raden. Iedere der beide kamers bestaat uit vijf raadsheeren en twee plaatsvervangers, die ieder jaar in de eerste helft van November door den keizer benoemd worden. Bij dat besluit worden tevens de pre sident, de procureur-generaal aangewezen. De hooge jury bestaat uit zes en dertig gezworenen en vier plaatsvervangers. De gezworenen die zonder geldige verschooning afwezig zijn kunnen tot eene boete van ICOOa 10,000 franken en verlies van politieke rechten gedurende minstens een jaar en hoogstens vijl jaren ver oordeeld worden. Tliermometerslamï. 17 Jan. 's av. 11 u. 36 gr. 18 's morg. 7 u. 34gr. 's midd. 1 u. 37 gr. 's av. 6 u. 35 gr. Stateii-geiieraal. EERSTE KAMER. Zitting van Maandag 17 Januari. Voortzetting der behan deling van de begrooting. Aan de orde is de behandeling der begrooting van marine. De heer Fransen van de Putte toont het verschil aan dat tusschen vorige ministers van marine en den tegenwoordigen bestaat met betrekking tot eene zuinige inrichting van de zeemacht. De aanmerkingen van de kanier, in het verslag gemaakt, omtrent het laten bouwen bij particuliere inrichtingen acht spreker-niet goed te keuren, want daardoor treedt men op het terrein van het uitvoerend gezag. De re'geering moet. in dit opzicht vrij blijven, daar zij ook verantwoordelijk is. Hij vraagt hoever men gevorderd is met den bouw van het instituut voor adelborsten te Willemsoord en of er uitzicht bestaat dat zonder meerdere kosten die in stelling zal tot stand komen. Tegen het drooge dok te Willemsoord, zooals het nu bij ondeninding gebleken is te zijn, heeft hij bezwaar; hij betreurt het dat men een tweede dok heeft aangelegd nu de uitkomsten zoo nadee- lig zijn, en had liever gewenscht dat men zich bepaald had tot drijvende dokken. De heer Stork dringt evenals het vorig jaar aan op nog meer publieke Uitbesteding van benoodigdheden voor marine en oorlog. Hij ziet met genoegen in de tegenwoordige ministers vrienden van het openstellen van openbare mededinging, en hij wenscht daarom dat ze nog verder zullen gaan. Ten aanzien van den aan-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 2