omsingelen, wat trouwens door de betrekkelijk kleine macht en 't moeilijk terrein niet dan met de grootste behoedzaamheid geschieden kon, koos hij met overhaas ting de vlucht in het voor ons ondoordringbare struik gewas, zijn gekwetsten of dooden medesleepende. Volgens rapport van den luitenant ter zee Quispel, die met zoo veel beleid dezen tocht en de hem opgedragen taak had ten uitvoer gebracht, rukten de Afrikanen in den beginne vrij goed vooruit, doch toen de vijandelijke kogels als een regen door de boomen vlogen, en hetgeheele peloton Europeanen in het vuur werd gebracht, ontstond er bij de eersten eenige weifeling, en rukten zij al spoedig niet meer vooruit, hun officier, den luitenant Joost, en den onderofficier van Kaalte vooraan latende staan zon der zich aan hun bevel om voorwaarts te gaan te storen Het geheele Furopeesche personeel hield zich daarente gen uitnemend; zelfs bij de eerste geheel onverwachte attaque was geen oogenblik aarzeling bij 't voortrukken te bespeuren. Den vijand nu overal verjaagd hebbende, en bij bet invallende van de duisternis het ook niet raadzaam oordeelende ons verder te wagen in het dool hof van paden tusschen de menigte vernielde huizen, dat op den dag reeds een hoogst ongunstig en zeer ge vaarlijk terrein voor een aanval opleverde, liet ik de zeer vermoeide manschap het bivouac aan het strand bij de landingsplaats betrekken., en nadat deze positie door uhoogedelgestrenge, inmiddels aan wal gekomen, in «ogenschouw was genomen en goedgekeurd, voortgaan met het opwerken eene verschanste stelling op die plaats. De volgende dag werd gebruikt om de stelling eerst in goeden staat van tegenweer te brengen. De geruchten dat de Fantijnen de Caramendeezen met de helft van hun leger zouden ter hulp komen, maakten dit tot een punt van voorname zorg. Met de meeste voortvarendheid werd voorts dien dag alles ontscheept, wat voor het bivouac- queeren van den troep bestemd was. „Een der twee houten huizen, door de Koopman van Elmina medegenomen, was reeds dienzelfden avond gereed om te betrekken, en bezorgde ons een goede schuilplaats tegen de hevige regenbuien, die ons's nachts overvielen. „Voor alles was gezorgd; aan niets was gebrek; alleen de voeding van het Afrikaanscbe gedeelte van den troep bezorgde mij in den aanvang veel moeite en last, doch ook dit werd spoedig naar wensch geregeld. „Intusschen was dien dag het volk van Chama aan gekomen, en had zich naast de Elmineezen op liet strand gelegerd. „Nu zij niet, zooals afgesproken en beloofd was, door het bosch henen naar Kwassie-krom waren getrokken, welk plan uitgevoerd zijnde de geheele insluiting der Commendeezcn tengevolge had kunnen hebben, waren zij niets anders dan lastige bondgenooten, die niets uit voerden, en mij den geheelen dag met deputatie op deputatie en aanhoudende palabbers lastigvielen. „Bij de Elmineezen, den vorigen dag vol moed, bij het door ons behaalde succes, heersebte thans groote con sternatie tengevolge van het ontvangen bericht dat de andere helft van het Fantijnsche leger Elmina had aan gevallen en reeds binnen de linieforten gedrongen was; twee kwartieren waren reeds heengetrokken op het ontvangen van dit bericht, dat later bevonden werd schromelijk overdreven te zijn: immers het bleek dat in plaats van zooals zij meenden 15000 Fantijnen, er slechts 15 nabij Elmina gezien waren. „Zij zouden ons echter nog van eenig nut kunnen zijn door het boschje, waaruit wij tegen bet vallen van den avond weder evenals den vorigen dag door eenige ge weerschoten verontrust werden, van kreupelhout en hindernissen te zuiveren. Hiertoe waren zij echter niet te bewegen, dan na belofte dat de Koopman eerst het bosch met zijn geschut beschieten zou. Den volgenden dag had dit daarop plaats. De uitstekend gerichte gra naten sprongen bijna alle; sommige kwamen, naar later gezegd is, zelfs dicht nabij Kwassie-krom terecht, en sprongen daar. Nog was er aarzeling bij onze dappere bondgenooten, en niet dan nadat ik aan al hunne vragen om kruit, om ook nog met ons klein geschut het bosch te beschieten enz. had voldaan, en alzoo ieder voor wendsel om op hun besluit terug te komen hun had ont nomen. rukten zij naar hun oorlogagebruik met potsier lijk gedans en krijgsgeschreeuw en onder voortdurend sehieten het bosch in, waar zich geen enkel vijand meer ophield Op hun verzoek waren nog twee sectiën Afri- kaansche soldaten medegegaan. Europeesche manschap pen hadden zij liever niet mede, omdat zij, en niet zonder grond, bevreesd waren dat dezen hen wellicht voor vijanden zouden aanzien. „Onmtddeljjk werd nu met het zuiveren van het ter rein een aanvang gemaakt, dat sedert dagelijks door de dragers voortgezet, ons een ruim uitzicht heeft gegeven >en het gevaar van bekropen te worden zeer verminderd heeft. Na dien tijd zij-n wij ook des avonds niet meer door geweerschoten verontrust terwijl sedert de ge- duchte les, den eersten dag ontvangen, geen enkele vijand door de van tijd tot tijd uitgezonden patrouilles ineer in het uitgestrekte krom ontdekt is. De stoutheid waarmede zij den eersten dag overvallen en allerwege opgejaagd zijn; de gedurige onverwachte ontmoeting der blanke mannen, daar waar zij in den oorlog gewoon I zijn eerst door het krijgsgeschreeuw en geschiet van de nadering van een aanvallenden vijand verwittigd te wor- den, hebben met groote verliezen, die zij volgens ge- i nichten geleden hebben, hun zeker groot ontzag voor onze wapenen ingeboezemd en hun waarschijnlijk den lust benomen zich andermaal aan dergelijke ontmoctin- gen bloot te stellen. „Ongestoord hebben wij dan ook do volgende dagen ingevolge uwe orders en aanwijzingen aan de voltooiing van onze verschanste stelling kunnen arbeiden; de beide huizen zijn geheel gereedbovendien zijn verscheidene kleine huizen opgericht voorde wacht, voorde intendance, voor den kok, in een woord voor al wat onder dak ge bracht en voor de brandende zonnehitte beschut moest worden „Dit, gevoegd bi) den geregelden aanvoer van alle benoodigdheden en den opgeruimden geest, die een ieder bezielde, is dan ook zeker voor een groot deel de oorzaak vau het merkwaardige en verblijdende ver schijnsel, dat wij nu, na acht dagen aan den wal geweest te zijn, eu na inzonderheid de eerste dagen zulke groote vermoeienissen op een zoo ongezonde kust te liebbeu doorstaan, onder het groote aantal Europeanen nog geen j enkelen zieke hebben, terwijl er bij het kleinere aantal Afrikanen reeds verscheidenen buiten dienst zijn. „Mij ten slotte voorbehoudende om later bij den afloop der expeditie ot ten tijde als uhoogedelgestrenge j zulks mocht verlangen, meer in het bijzonder over het gedrag en den ijver, der officieren en manschappen, die onder mij gesteld zijn, te rapporteeren, en ook de namen i onder uw aandacht te brengen van hen, die zich in het betoonen van moed en bdeid bijzonder hebben onder scheiden, kan ik echter niet nalaten nu reeds uhoog- edelgestrenge de gunstigste getuigenis te geven van de houding en het gedrag van de onder mij gestelde macht. „Ook van-het Afrikaansche gedeelte van den troep heb ik in den laatsten tijd alle reden van tevredenheid; zij bewijzen zeer goede diensten, en hebben ook op de verschillende later ondernomen verkenningstochten den 1 min gunstigen indruk zeer gewijzigd, dien hun weife- 1 lende houding in het vuur van den eersten dag op mij maakte. „Officieren wedijveren in het met ijver en beleid vol brengen van de hun opgedragen, dikwerf zeer ver- moeiende en moeilijke diensten. Den manschappen was over 't algemeen tot heden nooit iets te veel, niettegen staande zooveel van hen is moeten gevergd worden." j Blijkens het slot van het rapport van den stations- j kommandant waren de gekwetsten, bestaande uit den j matroos der 2« klasse M. Kelder, de matroozeu der 3e klasse P. L. Bishoff, A. Schemen, M. A. Rouge, den ma- rinier der 3,! klasse C. Brandenburg (die drie geschoten wonden bekwam),den Afrikaanschen korporaal P.Koning en den gepensioneerden Afrikaanschen soldaat Koffie Tautje, allen aan den beterhand. Rechtzaken. Bij arrest van het provinciaal gerechtshof in Zeeland dd. 14 Januari 1870 is Clara den Hollander, oud 20 jaren, dienstbode, wonende te Oost- en Westsouburg, schul dig verklaard aan diefstal gepleegd bij nacht in een be woond huis, eu onder aanneming van verzachtende om standigheden veroordeeld tot een correctioneele gevan genisstraf van 3 maanden, alsmede in de kosten der procedure Zij stond terecht als hebbende in den nacht van 3 op 4 October 1869 uit een kast of kabinet, ten huize van den landbouwer Rienierse onder Middelburg, ten nadeele van Magdalena Schout, die met de beklaagde ten huize van genoemden landbouwer dienstbaar en woon achtig was, een vrouwenjak arglistig weggenomen en zich toegeëigend. Behalve het gisteren gemelde heeft de arrondissements rechtbank nog de volgende vonnissen uitgesproken. Den 14en November maakten verschillende personen zich op het strand onder de gemeente Kondekcrke en Zoutelanrle schuldig aan ontvreemding van hoeveelheden rumen wijn, in flesscben of kruiken, uit aangespoelde en reeds door het Fransche consulaat te Vlissingen overgenomen vaten, afkomstig van een gestrande Fran sche logger. Verschillende personen stonden te dier zake terecht. Bij vier verschillende vonnissen zijn aan eenvoudigen diefstal schuldig verklaard en tot vijf dagen gevangenisstraf, alsmede ia de kosten, veroor deeld: Maarten Schout, oud 43 jaren, landbouwer te Koudekerke, en Jan Wielemaker, oud 28 jaren, arbeider te Biggekerke; Florus Stroo, oud 55 jaren, dijkwerker, te Koudekerke; G. Zachaïiasse, arbeider te Koudekerke; en Stoffel Janse, oud 26 jaren, boerenknecht te Zoute- lande. Pietcr de Winde, hoefsmid te Breskensbeklaagd ter zake dat hij den 3en Juni jl. in de herberg van P. J. van de Waeter te Breskens, ten aanhoore van onder scheidene personen tegen D. J. Fenijn beleedigend ge zegd heeft: „je moeder is een h... vau Poli Falon" is schuldig verklaard aan laster en veroordeeld tot eene maand gevangenisstraf, f 25 boete en in de kosten. Marinus de Vos, oud 25 jaren, wonende in de ge meente Breskens beklaagd dat hij den 17c» September jl. zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van mate rialen (dor hout, haringband en een ijzeren bout), ter waarde van ongeveer 25 cent, afkomstig van de watering van G oede is, in hooger beroep van een vonnis van den kantonrechter to Oostburg, schuldig verklaard aan eenvoudigen diefstal, gepleegd onder verzachtende om standigheden, en veroordeeld tot drie dagen gevange nisstraf, alsmede in de kosten. Z. M. de koning heeft Johannes Ton, door het provin ciaal gerechtshof in Noord-Holland wegens brandstich ting ter dood veroordeeld, kwijtschelding van de dood straf verleend en die straf verwisseld in tien jaren tuchthuisstraf. Gemengde Berichten. De groote manifestatie van de Internationale, welke Maandag te Luik plaats had, heeft in allen deele/tWcoge maakt In plaats van 5000 a 6000 werklieden, die er aan deel zouden nemen, slaagden de leiders er slechts in 500 a 600 arbeiders bijeen te brengen, waarbij zich later eenige nieuwsgierigen aanslotendan nog bevonden zich zeker wel een derde kinderen onder den hoop knapen van 12 tot 15 jaar. Men hield een optocht met muziek; een der hoofdagenten van de Internationale droeg een rood vaandel. De optocht werd nogtans met on verschilligheid begroet en het volk liep zelfs niet samen om het schouwspel te bewonderen. Te twee uren werd de meeting geopend. De hoeren Arnould, Janson, Splin- gard, Robert, Hins, allen uit Brussel, Fontaine eu Guiuot, uit Luik, eu twee arbeiders uit Veiviers voerden achter eenvolgens het woord om uit te varen tegen het koning schap, de koninklijke familie, de ministers, de volksver tegenwoordiging, de magistratuur, het leger, de admi- nistratuur en de industrieelen of werkbazen. De meest ijverige geaffilieerden van de Internationale hebben de sprekers nu en dan toegejuicht; maar de groote meer derheid der aanwezigen bleef koud en gaf van lieverlede blijken van verveling. Duellen komen ook in Pruisen weder in den smaak. De Pruisische officier Hohenthal heeft den heer Uexküll, attaché van het Oostenrijksche gezantschap te Berlijn, uitgedaagd op pistool en hem een kogel in den onderbuik toegediend, men zegt, zonder gevaar voor zijn leven. Den 16en Januari e. k. zal de bekende tenorzanger Jozef Tichatschek, te Dresden, zijn 40jarig jubileum vieren, en op dien dag in de opera „Idomeneo," van Mozart, cptreden. Den 16cn Januari 1830 werd Tichat- schek koorzanger in een der schouwburgen te Weenen, op grond van het volgende getuigschrift„Houder dezes, Jozef Tichatschek, bezit een liooge tenorstem eu grondige muzikale kennis. Hij is derhalve zeer geschikt om als tenore Imo in het koor te worden aangesteld.'» j Sedert het jaar 1838 is de zanger aan het hoftheater te Dresden verbonden. In een tijdsverloop van 25 jaren (18381863) is Tichatschek in 1445 opera's, o. a. 108 malen in de „Freisckütz" en 107 malen in „les Hague- I nots", opgetreden. Santa-Maura, de hoofdstad van In t Ionische eiland van dien naam, is in het laatst yhu December door een I hevige aardbeving geteisterd geworden, die nagenoeg 1 hare algeheelc verwoesting heeft na zich gesleept De bevelhebbers der in den lonischen Archipel gestati- I oneerde Fransche en Engelsche smaldeelen hebben zich beijverd in de eerste dringende behoefte eener-talrijke, I van have en dak beroofde bevolking te voorzien. Vol- I gens een telegrafisch bericht uit Athene is koning George op het eiland aangekomen. De installatie van den nieuwbenoemdea lord-inayor van Londen heeft een uitgaaf van 2787 pd. st. vereischt. De verschillende plechtigheden die bij deze jaarlijks terugkeerende gelegenheid plaatsgrijpen, waaronder ook i een tocht van den mayor met zijn gevolg in verscheidene prachtige booten langs den Theems, veroorzaken het J hooge bedrag dezer uitgaaf, welke voor het eene deel

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 2