MIDDELBURGSCHE
COURANT.
Zaterdag
1870.
15 Januari.
N°' 13.
Middelburg 14 Januari.
De begrootiug der uitgaven voor den aanleg van
staatsspoorwegen voor 1870 is heden door de eerste
kamer met 19 tegen 17 stemmen verworpen.
De oorzaak van dit votum schijnt te liggen in den post
voor verbetering der haven van Harlingen uitgetrokken.
Morgen zal de eerste kamer de begrooting voor bin-
nenlandsche zaken in behandeling nemen.
Uit Rotterdam wordt ons gemeld
„Eenige nadere bijzonderheden omtrent het schouw
burgkabaai alhier zullen uwe lezers wel niet onwelkom
zijn. Vooraf een woord over het stuk zelf, dat daartoe
aanleiding gaf. De inhoud is de geschiedenis van de non
Barbara Ubryk, die wij kennen, een weinig geromanti
seerd. Men maakt eerst kennis met Barbara, terwijl zij
nog in de wereld verkeert en de verloofde is van een
philosophisch jongman. Door list wordt zij in een kloos
ter gelokt en daar worden haar wegens hare wereldsche
denkbeelden, kastijdingen en straffen opgelegd van den
meest oninemchelijken aard. Na 20 jaar ziet men haar
terug in den toestand, waarin zij volgens de beschrijving
indertijd in de dagbladen gegeven, in het Gavmelieten
klooster te Krakau gevonden werd: half naakt, met
vreeselijke Llauwe vlekken en waanzinnig. Het stuk is
zonder den minsten smaak of letterkundige verdienste
geschreven; sommige tooueelen zijn zoo aaustootelijk
mogelijk, en het geheel is doorweven met hatelijkheden
'tegen den catholieken godsdienst; vooral de biecht wordt
niet gespaard.
„In sommige rooms che kerken was Zondag ochtend
door de dienstdoende geestelijkheid tegen de bij woning-
der voorstelling gewaarschuwd. Dit heeft niet belet, dat
eeii groot aantal catholieken des avonds in de schouw
burg was. Vooral echter vau Schiedammers, en wel
meerendeels uit den fatsoenlijken stand zijn de manifes
tation tegen de vertooning uitgegaan zoowel Zondag
als Maandag avond. In de wachtkamer van het spoor
wegstation, tegenover den schouwburg waar de voorstel
ling plaats had, bevonden zich verschillende autoriteiten
om bij ernstige conflicten bij de hand te zijn. Men was
geïnformeerd, dat het voornemen bestond om het
schouwburglokaal in den brand te steken.
„De zaal was beide avonden tot in de lianebalken toe
vol. De directeur yau deu schouwburg had reeds, naar
uigu zegt, den maatregel genomen om voor de derde
voorstelling de entree-prijzen te verLoogon. Of dit echter
was om te grooten toeloop te voorkomen, dan wel om er
nog meer geld uit te slaan, zou ik niet durven beslissen.
„Gij kunt u geen denkbeeld maken van de sensatie,
die deze zaak hier gemaakt heeft. De gemoederen zijn
nog in hooge mate verbitterd en het gebeurde is het
onderwerp van alle gesprekken."
Kerknieuws.
De kerkeraad der Evaugelisch Luthersche gemeente
alhier heeft, na alvorens het bestaande drietal met den
heer J. A. Heiwig, predikant bij de Hersteld evangelisch
luthersche gemeente te Enkhuizen, aangevuld te hebben,
dezen heer voor de tweede maal tot predikant beroepen.
De heer C. Reijers, predikant bij de Nederduitsche
hervormde gemeente te Ellewoutsdijk, heeft voor een
op hem uitgebracht beroep naar die gemeente te Drei-
schor bedankt.
Rechtzaken.
De arrondissement-rechtbank alhier heeft gisteren het
volgende vonis uitgesproken.
Franciscus Adrian us Hamburg, oud 47 jaren, werk
man te Vlissingen, was beklaagd dat hij den ilc" October
van het vorige jaar aan Johanna Engelse, huisvrouw
vau M. Buk aldaar, ten behoeve en ter genezing van
hare kinderen, tegen betaling van f 1.35, heeft afge
leverd drie fleschjes met door hem bereide geneesmid
delen, bestaande uit magnesia, rkabarber, cremortard,
suiker en Genua-olie, zonder dat hij de bevoegdheid had
de artsenij-bcreidkunst uit te oefenen.
De beklaagde bekende dat hij onbevoegd wasmaar
zeide dat hij gemeend heeft met zijne handeling geen
kwaad te doen, aangezien hij zelf kinderen heeft, bij wie
hij dezelfde middelen heeft aangewendvroeger met een
paardenspel en komedie de kermissen bezocht hebbende
heeft hij kennis gemaakt met een Hongaarscheu dokter,
die hem dezer bereiding heeft geleerd.
Het openbaar ministerie meende dat de handeling van
den beklaagde, die de wet op de artsenij-bcreidkunst
heeft overtreder),; in het dagelijksch leven oplichting
zou genoemd worden, daar ieder toch wel overtuigd zal
zijn dat hij logenachtige opgaven en voorspiegelingen
van de genezing der kinderen heeft gedaan, teneinde
zich te bevoordeelen en de 1-35 in zijn zak testeken.
De beklaagde komt bij eene moeder die begaan is met
het lot van haar kind, en zegt van een Hongaarscheu
dokter geleerd te hebben en in staat te zijn dat kind
te genezenhij vraagt geld tót het koopen der genees
middelen, doch geeft voor dat hij geen geld als beloo
ning voor zijue moeite mag aannemen, omdat hij dien
Hongaarscheu dokter onder eede heeft moeten beloven
dit nimmer te zullen doen. Heeft hij dien eed werkelijk
gedaan, dan heeft hij dien, volgens het openbaar mini
sterie, toch geschonden door zich voor de geleverde
geneesmiddelen ft.35 te doen afgeven, waaronder wel
meer dan de helft voor zijne moeite zal zijn geweest.
Bovendien blijkt dit ook hieruit dat hij, toen hij twee
uren na zijn eerste bezoek bij die vrouw terugkwam,
beschonken was, en daar hij zich het geld voor de ge
neesmiddelen vooruit had laten betalen omdat hij geen
geld had ze te koopen, moet hij zich dus aan drank te
buiten zijn gegaan ten koste van het voor dc te koopen
geneesmiddelen verkregen geld. Het requisitoir strekte
tot schuldigverklaring vau den beklaagde aan het on
bevoegd bereiden en afleveren van geneesmiddelen en
veroordeeling, op grond van de artt. 1 en 31 der wet
van 1 Juni 1865 (Saatsblad n°. 61), tot eene geldboete
van f 10 tot f'200l alsmede in de kosten.
De rechtbank heeft het den beklaagde ten laste gelegde
feit, zijnde het uitoefenen der artsen ij bereidkunst door
een daartoe niet bevoegd persoon, als wettig en over
tuigend bewezen aangenomen, doch tevens overwogen
dat dit feit nergens bij de wet wordt verboden en straf
baar gesteld. Het door 't openbaar ministerie ingeroepen
art. 1 der wet van 1 Juni 1865, Staatsblad n°. 61 [lui
dende: „Uitoefening der artsenijbereidkunst is bet be
reiden en tot geneeskundig doel afleveren van genees
middelen. Tot uitoefening der artsenijbereidkuest zijn
alleen bevoegd: apothekers, hulp-apothekers en leerlin
gen-apothekers, onder de in art. 22 gestelde bepaling
en die geneeskundigen aan wie dit toegestaan is,] bevat
als algemeene bepaling niet anders dan eene definitie
van artsen ij bereid kunst in de eerste alinea, en in de
tweede alinea slechts een aanwijzing van personen die
alleen bevoegd zijn tot de uitoefening der artsenijbereid
kunst. Uit deze aanwijzing vloeit, volgens de overwe
gingen der rechtbank, wel voort dat zij die niet tot de
daar opgenoemden behooren volgens de wet als onbe
voegd moeten aangemerkt worden, doch niet dat hun
die uitoefening bepaald verboden wordt en deze
alléén geoorloofd is aan de daar aangewezen personen,
zooals bijvoorbeeld in art. 1 der wet op de geneeskunst
uitdrukkelijk wordt bepaald.
Wat betreft het door 't openbaar ministerie ingeroe
pen art. 31 der wet, heeft de rechtbank verder overwo
gen dat daarbij straffen worden bedreigd tegen elke
overtreding van de voorschriften dezer \ret, doch ver
mits in art. 1 alleen gesproken wordt van bevoegde per
sonen, kan de strafbepaling in art. 31 ook slechts be.
trekking hebben op die bevoegden en verder op hen die
j speciaal bij die wet moeten worden aangewezen of ge-
i noemd, zooals bij art. 30 het geval is.
Eene strafwet, zegt de rechtbank, is van strikte uit
legging, en in 't midden latende wat de wetgever moge
bedoeld hebben, en daargelaten de wenschelijkheid om
het uitoefenen der artsenijbereidkunst door onbevoegden
te verbieden en met straf te bedreigen, de wet van
1 Juni 1865, Staatsblad u°. 61, houdt geen verbodsbe
paling en alzoo ook geen strafbepaling dienaangaande
in. Daar ook bij geen andere wettelijke bepaling het
als wettig en overtuigend bewezen aangenomen feit
strafbaar wordt gesteld, is dit noch misdaad, noch wan
bedrijf, noch overtreding verklaard, en de beklaagde van
alle rechtsvervolging ontslagen de kosten te dragen
door den staat.
Koloniën.
In de bij de Staats-courant van 13 dezer behoorende
bijvoegsels is opgenomen het vei slag, aan den minister
van koloniën ingediend door de commissie belast met
het afnemen van het examen, vermeld in art. 4 van het
koninklijk besluit van 10 September 1864 (Staatsblad
n. 93).
Gemengde berichten.
Bij de onderter-kening van het tweede decreet tot bij
eenroeping van het hooggerechtshof, voor de zaak tegen
prins Murat, zou keizer Napoleon met een glimlach tot
den minister van justitie OUivier gezegd hebben: wan
neer zal het mijne beurt worden, mijnheer de minister?
De heer OUivier zou hebben kunnen antwoorden: Sire,
die is reeds voorbijgegaan. Op 2 December 1851 kwam
het hooggerechtshof krachtens art. 63 der constitutie
bijeen en wees het volgende arrest:
„Fransche Republiek
„Arrest van het hooggerechtshof
.Ingevolge art 68 der constitutie stelt het hoogge
rechtshof in staat van beschuldiging:
„Louis Napoleon Bonaparte, beschuldigd van de mis
daad van hoogverraad.
Beveelt de bijeenroeping der buitengewone nationale
jury om onverwijld uitspraak te doen en belast den
raadsheer Renonard met de functiën van het openbaar
ministerie hij het hooggerechtshof.
„Gedaan te Parijs 2 December 1851."
Eergisteren avond werdt te Parijs in bet Palais
Royal een nieuw stuk opgevoerd: „De gelukkigste van
de drie." Bij het verlaten van den schouwburg ver
haaltje Figaro ontmoette een dergenen die de opvoe
ring hadden bijgewoond een zijner vrienden. Wel, vroeg
deze, hoe was het stuk? Wie was bij slot van rekening
de gelukkigste van de drie? Ulric de Fonvielle! was
het antwoord.
liet hof van cassatie te Parijs heeft gisteren do
voorziening van Jean Baptiste Troppmann verworpen.
Vijf mijnwerkers zijn Zaterdag avond omgekomen
in een mijn in Cornwallis, doordien het touw, waarmede
zij neergelaten werden, brak. Dit ongeluk trekt te meer
de aandacht, omdat pas den 6cn December 11. in dezelfde
mijn het touw gebroken is, waarmee toen twee mijnwer
kers werden neergelaten, welke insgelijks omkwamen.
Verkoopingen e:i aanbestedingen.
Gisteren is te 's Hage aanbesteed het verdiepen der
nieuwe haven van Middelburg, benevens het afsnij
den van de bocht dier haven bij Middelburg. Ingekomen
waren 10 biljetten, zijnde van de heeren: P. Bos en
D. Blokland, te Sliedrcclit en Gorinchem, voor 89G 700;
II. Serct IJz. en G. H. van Hattem, te Sliedrecht, voor
890,000 J. de Rek, te Ilardinxveld, en B. J. Stans, te
Nieuwveen, voor f 825,000; C. Roskam, te Sliedrecht
voor f 797,000: J. v. d. Velde en A. Visser Pz., te
Sliedrecht, voor /"782,000; D. Volkcr, te Dordrecht, voor
f 768,000; L. Kalis, te Sliedrecht, en P. Langeveld, voor
f 767.000; J. van Haaften en J. dc Laet, te Sliedrecht,
en Gorinchem, voor f 763,000; H. Schram de Jong,
te Sliedrechtf 748,000K. van Wijngaarden en
W. Schram Hz., te Sliedrecht, voor f 687,000.
Gisteren is te Kadzaud te koop aangeboden: 1" de ge
bouwen eener hofstede in het dorp Kad$and met 3,89,92
hektaren land, verkocht voor ƒ20,560; 2°. 1,55,80 hek
taren bouwland, verkocht voor f 4.050; 3°. 96,70 hektaren
bouwland, verkocht voor f 3,000; 4°. 89,60 hektaren
bouwland, verkocht voor f 3,300; 5°. 5,01,70 hektaren
bouwland, verkocht voor f 11,830; 6°. 4,74 hektaren
bouwland, verkocht voor 10,600: 7°. 4,83,60 hektaren
bouw- en weiland, verkocht voor f 11,450; 8°. 1,53,91
hektaren bouwland, verkocht voor f 3,860; 9°. 3,23 hek
taren bouwland, verkocht voor 0.900; 10u. 2,40,80 hek
taren bouwland, verkocht voor 6,510. Zameu 85,060.