6uitentanï>. noodstuk III wordt met algemeene stemmen goedge keurd. Bij de discussiën over hoofdstuk IVa (justitie) be spreekt de heer Cost Jordeus de wenschelijkheid eener voorziening in de bepalingen omtrent handlichting. Te vens wijsthij op de toeneming van het aantal gevangenen. De heer Hengst acht, na de intrekking der circulaire van den minister omtrent veranderde inrichting van de registers van den burgerlijken stand, vergoeding aan de gemeenten noodig. De heer Touckens vestigt de aandacht op de vele bekeuringen in den laatsten tijd wegens telaat vertrek van de staatsspoorwegenhij vraagt ot, door de rijks veldwachters met dat toezicht te belasten, de velddienst niet veronachtzaamd zal worden. De heer van de Putte hoopt dat in de aangekondigde tiendenwet afkoopbaarstelling zal worden opgenomen. T en aanzien van naamlooze vennootschappen herinnert hij den minister aan zijne belofte dat er geene tractaten meer zullen gesloten worden in dit opzicht als dat met Italië en eene wet daarop zal worden voorgedragen. De minister van justitie, de verschillende sprekers beantwoordende, ontkent in de eerste plaats dat er meer achteruitgang zou zijn wat misdaden, zooals kindermoord enz. betreft. Thans wordt er meer opgespoord en be kend ian vroeger. Vergoeding voor het aanschaffen van nieuwe registers van den burgerlijken stand aclit hij niet noodig, daar, niettegenstaande de intrekking der betrek kelijke circulaire, de nieuwe registers toch kunnen ge bruikt worden. Over de tiendenquaestie kan thans niet gedebatteerd worden; daartoe zou te veel tijd vereischt worden. Bij den raad van state is een ont werp op de naamlooze vennootschappen aanhangig. Na repliek van den heer Jordens wordt hoofdstuk IVa met algemeene stemmen aangenomen. Hoofdstuk IVó (roomsch catholieke eeredienst) wordt, na eene korte opmerking van den heer Hein, dat hij in 't vervolg tegen dit hoofdstuk zal stemmen, omdat niet genoeg voor scheiding van kerk en staat wordt gedaan, aangenomen met eenparige stemmen. Bij de behandeling vau hoofdstuk VIIc (hervormde eeredienst) voeren de heeren Hein en Messchert van Vollenhoven het woord. De eerste bestrijdt de aanne ming van het amendement van Lijnden in de andere kamer omtrent de colleges van toezicht; laatstgeuoemde zal in tegenstelling van eerstgenoemde juist vóór dit hoofdstuk op dien grond stemmen. Blijkens het voorloopig verslag der tweede kamer van het sectie-onderzoek der wetsvoordracht tot nadere rege ling van de suikercultuur werd slechts door enkele leden de behoefte aan wettelijke regeling dezer aangelegen heid ontkend volgens hen moest veeleer de gewenschte stabiliteit voor de suikerindustrie in Indië gezocht worden in het op nieuw aangaan van contracten voor 20 of 25 jaren, op billijke voorwaarden. De meerderheid was echter voor wettelijke regeling, doch uit verschil lende oogpunten omtrent het wenschelijke van meerdere of mindere voorschriften van detail in de wet op te nemen liepen de gevoelens uiteen, evenals over de wijze waarop thans de regeling was voorgedragen; daar uit kon weder gunstbetoon voortvloeien dat men juist vroeger heeft willen tekeer gaan. Het instandhouden van de gedwongen suikerteelt gedurende een nog lang tijdsbestek werd afgekeurd; de minister heeft in zijne toelichting zelf erkend dat, uit een zedelijk oogpunt beschouwd, de bestaande toestand niet zou mogen voort duren. De meeste leden achtten evenwel een gelijdelij- ken overgang in dit opzicht wenschelijk, welke nogtans in korter tijd dan de regeering voorstelt kon verkregen worden. Waar de voorstanders van de verplichte suiker cultuur zich beriepen op de welvaart welke zij versprei den kan, meenden anderen dat, behalve dat daarop wel iets af te dingen valt, de vraag moest zijn of die welvaart niet te duur, door het plegen van onrecht aan de bevolking, wordt gekocht'? Het hoofdbezwaar van vele leden was, dat de minister er niet genoeg op bedacht geweest is door den tegenzin der inlandsche bevolking tegen de suikerteelt te over winnen, de mogelijkheid bestond de suiker industrie te redden. In sommige afdeelingen vond het denkbeeld bijval om den grond waarop de fabrieken staan aan de Buikerfabrikanten af te staan, waardoor zekerheid zou kunnen gegeven worden voor de benoodigde kapitalen. Met betrekking tot den te heffen cijns van de fabri kanten gaf de meerderheid de voorkeur aan eene ver plichte betaling^ in geld. Nagenoeg algemeen hechtte men aan de publiciteit der te sluiten overeenkomsten als waarborg tegen onbehoorlijke begunstiging weinig waarde. Algemeen overzicht. Het Fransch ministerie Ollivicr heeft het zou onbil- lijkzijn ditte ontkennen in deeerste oogenblikken na het bloedig drama te Auteuil, eene houding aangenomen, met zijn meer liberale politieke beginselen overeen komende. Niet alleen is het hooggerechtshof onmiddel lijk samengeroepen voor de zaak van prins Pierre Bona parte, maar is door het ministerie Ollivier tevens de fout van den vorigen minister van justitie in de zaak van den heer Cornpte hersteld, en voor de mishandeling van laatstgenoemden door prins Murat reeds zoo vele maanden geleden gepleegdinsgelijks het hooggerechts hof bijeengekomen. De laatste maal dat dit lichaam bijeenkwam was in 1849. Het ministerie Ollivicr schijnt echter, naarmate de opgewondenheid der gemoederen te Parijs vermeerderde, bang te zijn geworden en weg waren alle toezeggin gen omtrent drukpersvrijheid en de handhaving daarvan Het ministerie wil thans den heer Rochefort voor een artikel in la Marseillaise vervolgen, en de procureur- generaal Grandperret .heeft daartoe, gelijk wij gisteren mededeelden, reeds autorisatie bij het wetgevend lichaam aangevraagd. Die vervolging is zeker wei in de gegeven omstandigheden als eene groote politieke fout te be schouwen. Het is toch in dergelijken stand van zaken, als thans te Parijs bestaat zelfs de met het nieuw ministerie meest ingenomen Parijsche organen moeten het erkennen veel beter om den stroom der algemeeene verontwaardiging vrij en onbelemmerd te laten met handhaving alleen der materieele orde dan door zulke repressie-maatregelen en kleingeestige drukpers vervolgingen tegenstand en verzet te provoceeren. Het artikel van den heer Rochefort moge misschien het scherpste zijn dat hij ooit schreefdoor de vervolging daarvan werkt de regeering slechts mede tot meerdere verspreiding van het stuk, terwijl de toepassing van een artikel der strafwet op Rochefort bovendien toch wel nooit een enkel argument kan opleveren tegen zijne aan vallen. Het geïncrimineerd artikel in la Marseillaise luidt aldus: „Moord gepleegd door prins Pierre Napoleon Bona parte op den burger Victor Noir. „Poging tot moord gepleegd door prins Pierre Napo leon Bonaparte op den burger Ulric Fonvielle. „Ik heb de zwakheid gehad van te gelooven dat een Bonaparte iets anders kon wezen dan een moordenaar. „Ik heb mij durven voorstellen dat een loyaal duel mogelijk ware in eene familie, waarin moord en doodslag traditioneele gewoonten zijn. „Onze medc-redacteur Paschal Grousset heeft mijne onjuiste meening gedeeld, en thans betreuren wij den dood van onzen ongelukkigen geliefden vriend Victor Noir, vermoord door den bandiet Pierre Napoleon Bo naparte. „Ziedaar dan achttien jaren lang dat Frankrijk zich in de met bloed bevlekte handen van deze struikroovers bevindt, die, niet tevreden om de republikeinen in de straten te doefi raitrailleeren, hen op lage wijze in val strikken lokken om hen te wurgen. „Volk van Frankrijk, moet gij nu toch niet eindelijk erkennen dat dit lang genoeg geduurd heeft? „Henri Rocfiefort." Dit artikel, wij herhalen het, is scherp, en bovendien overdreven, maar om billijk te zijn en in te zien dat de toon van dit stuk en de daarin gebezigde qualificatiën geheel en al overeenkomen met de artikelen die prins Pierre Napoleon Bonaparte's „inktkoker opleverden" en te lezen zijn in het gisteren besproken Corsicaansch or gaan, l'Avenir de la Corse, waaraan de prins medewerker was,moeten wij ook hiervan onzen lezers ietsmededeelen. Prins Pierre, tout prince qu'il étaitschreef bijvoorbeeld het volgende: „Tegenover eenige ongelukkigen, die men op de markt eene gevoelige les moest geventegenover eenige lafhar- tigen, die, als Judas, verraders zijn van hun vaderland en die eertijds door hun eigen ouders in een zak gedaan en in zee zouden geworpen zijn, [Hiermede bedoelt de prins zijne tegenstanders, de redactie van la Revanche] tegenover twee of drie nulliteiten, die boos zijn omdat zij te vergeefs naar eene betrekking hebben gesollici teerd, telt Corsica een aantal dappere militairen, wakkere jagers, stoutmoedige zeelieden en nijvere landbouwers, die hun reeds lang de ingewanden uit het lichaam .zou den hebben gerukt, indien men hen niet had weer houden. „Ondanks al die slakken, die over het brons kruipen om het met bun slijm te bezoedelen, zal de aureool van den grooten Napoleon niet verbleeken en indien dit voor een oogenblik ondersteld kon worden zou het aan zijne beschimpers, vijanden van hun vaderland, slechts gelukt zijn om Frankrijk te berooven van zijn meest glorierijke beroemdheid. „P. N. Bonaparte." Men zal moeten erkennen dat ook dit product van prins Piei re niet uitmunt door fijnheid van opvatting en gemis van grofheid, terwijl in alle gevalle het artikel van Rochefort in letterkundige waarde toch nog ver daarboven staat. Wat hiervan intusschen zijn moge, door de vervolging van Rochefort benadeelt het ministerie Ollivier zichzelf het meest. In de Beiersche kamer van afgevaardigden is gisteren, eene voldoende meerderheid aanwezig geweest voor de verkiezing van een president. Daaruit is tevens geble ken dat de clericale partij eene betrekkelijk groote meerderheid bezit, hetgeen voor het thans gewijzigd ministerie von Hohenlohe een slecht voorteeken aan biedt voor de toekomst. Het tot de clericale partij be- hoorend lid Weiss is tot president verkozen, en het tot diezelfde partij behoorend lid Seinsheim tot vice-presi dent, beide met 78 stemmen. De candidaat der ministe- rieele partij verkreeg zoowel voor de betrekking van president, als voor die van yice-president, 58 stemmen. Eergisteren heeft de generaal Prim het gewijzigd Spaansch ministerie aan de Cortes voorgesteld. Hij verklaarde daarbij dat het gouvernement de quaestie der verkiezing van een koning tot later zal uitstellen. Overigens werden de bij dergelijke gelegenheden ge bruikelijke uitnoodigingeu tot conciliatie gedaan. Uit Konstantinopel wordt aan de Kölnische Zeitung gemeld dat de onderkoning van Egypte zich bereid heeft verklaard tot de door Turkije verlangde uitleve ring van zijne gepanserde schepen en achterlaadge- weren. Laatste berichten. Parijs. De commissie van rapporteurs uit het wetge vend lichaam, belast met het onderzoek omtrent het verzoek van den procureur-generaal Grandperret tot het verleenen van autorisatie om den heer Rochefort te vervolgen, heeft heden eenstemmig geconcludeerd tot toewijzing van dat verzoek. De minister van openbaar onderwijs Segris werd heden in het wetgevend lichaam geïnterpelleerd omtrent de quaestie der uitvoering van het kosteloos lager onder wijs. Hij antwoordde hierop dat geheel het ministerie daartoe gezind is. Deze verklaring werd met toejui ching ontvangen. Rochefort en Ollivier. Na het in ons vorig nommer reeds gegeven resumé der debatten in het wetgevend lichaam omtrent het door prins Pierre Napoleon begaan feit, ontleenen wij aan het verslag dier discussie nog eenige der levendigste mo menten Henri Rochefort. Gisteren is er een moord gepleegd op een jongman, onschendbaar tengevolge van zijn man daat als getuige. De moordenaar is een lid der kei zerlijke familie. Ik vraag aan den heer minister van justitie of hij het voornemen heeft om weder een eisch tot vervolging niet-ontvankelijk te verklaren, gelijk zulks het geval is geweest met burgers, die beleedigd en zelfs mishandeld zijn door hooge dignitarissen des rijks. De toestand is ernstig; de agitatie is ontzettend. [Interruptiën.] De vermoorde is een kind des volks [Leven] De president Schneider. Gisteren is bepaald dat de aan de regeering te stellen vragen niet zouden ontwik keld worden. Uwe vraag is gesteld en het is nu aan den minister om te verklaren of hij reeds heden die wil beant woorden. Henri Rochefort. Ik zeg dat de vermoorde een kind des volks is. De natie wil zelf uitspraak doen omtrent den moordenaar. Zij verlangt de gewone jury. De president Schneider. Wij zijn hier allen kinderen des volks; allen zijn gelijk voorde wet. Gij moogt geen onderscheidingen maken. Henri Rochefort. Waarom dan rechters te stellen die de keizerlijke famielie zijn toegedaan? De president. Gij brengt rechters in verdenking, die gij niet kent. Ik verzoek u om bij de quaestie te blijven. Henri Rochefort. Welnu, ik vraag mijzelven met het oog op de in den laatsten tijd gepleegde feiten af of wij tegenover Bonaparte's of tegenover Borgia's staan. [Een geweldig leven is van deze uitdrukking het gevolg en men hoort de kretentot de ordetot de ordeIk geef mijne medeburgers in overweging om zich te wapenen en zichzelf recht te verschaffen... De president. Mijnheer Rochefort, ik roep u tot de orde. [Tcekenen van goedkeuring.] Men mag zich niet

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 2