MIDDELBÜRGSCHE
COURANT.
r 8.
Maandag
1870.
10 Januari.
Bij deze courant behoort een hijvoegsel.
Middelburg 8 Januari.
Wij vernemen dat door de laatste inschrijvingen
voor de leening der Koninklijke Nederlandsche stoom
bootmaatschappij, deze niet volteekend is, en dat de
directie zich nog een paar dagen de beslissing voorbe
houdt hoe zij thans daarmede zal handelen.
De opbrengst van den Nederlandschen centraal-spoor
weg heeft in het jaar 1869 bedragen f 430,298.441, zijnde
f 56,275.13meer dan in 1868. Per dag en per kilometer
was de opbrengst in December 1869 f 11.73 en in De
cember 1868 f 9.95.
Het port voor de verzending van brieven, gedrukte
stukken en monsters van koopwaren, die in de geslotene
brievenmalen tusschen Nederland en Oost-Indië worden
gewisseld, bedroeg tot dusver: over Marseille 70 cent,
over Southampton 75 cent en over Triest f 1 voor elke
15 gram, ter,wijl over Marseille en Southampton eene
gedrongen frankeering gevorderd werd van 10 cent per
40 gram, en over Triest van 15 cent per vel of blad.
Volgens koninklijk besluit van 22 October jl., Staatsblad
n°. 163, is voortaan het volgende tarief van toepassing
a voor gefrankeerde brieven uit Nederland naar
Indië of omgekeerd 60 cent over Marseille en 55 cent
over Triëst (de verzending over Southampton is, zooals
wij reeds gisteren meldden, thans opgeheven)b voor
ongefrankeerde brieven 80 cent over Marseille en
75 cent over Triëst; c voor aangeteekende brieven, be
halve het sub a gemelde port, bij vooruitbetaling te vol
doen, een vast recht van 50 cent; d voor' nieuwspapieren
en andere gedrukte of gephotographieerde stukken zoo
wel over Marseille als over Triëst 10 cent, mede vooruit
te betalen, den laatsten of voorlaatsten dag van het ver
trek der post echter 12.j cent; e voor monsters of stalen
van koopwaren evenals sub voor aangeteekende
drukwerken of monsters van koopwaren, behalve het
sub d vermelde port, een vast recht van 50 cent.
Voor de verzending van brieven enz. tusschen Neder
land en de West-Indische koloniën Suriname en Curasao
is het enkele port, zoowel over Engeland als over Frank
rijk, als volgt: voor gefrankeerde brieven 55 cent
en voor ongefrankeerde brieven 75 cent, terwijl voorts
ten aanzien van aangeteekende brieven, nieuwspapieren
en monsters of stalen van koopwaren dezelfde bepalin
gen gelden als hierboven ton aanzien van de verzending
naar Oost-Indië zijn medegedeeld.
Uit den Haag schrijft men ons:
„Zijn opera-gezelschappen Duitsche zoowel als
Fransche zulke exorbitant kostbare instellingen, dat
zij niet genoeg hebben aan de natuurlijke voedingsmid
delen, maar noodwendig door kunstmiddelen in het leven
gehouden moeten worden? Ofwel: is ons volk, ook de
zoo gemengde en afwisselende bevolking onzer groote
steden, zóo weinig kunstlievend en muzikaal, dat het niet
in staat is die natuurlijke voedingsmiddelen te verschaf
fen? Tot die vragen is dezer dagen herhaaldelijk aan
leiding gegeven. Hier door eene vergadering van abonnés
op de Duitsche opera-voorstellingen in onzen Konink
lijken schouwburg; ginds door eene discussie in onzen
gemeenteraad over het subsidie aan de Fransche opera.
„In de eerste hebben wij de wetenschap opgedaan dat
het bestaan der Duitsche opera te Rotterdam gevaar
loopt, hetzij dau omdat de kosten te hoog zijn om door
de kunstminnaars der Maasstad op den duur te kunnen
worden bestreden, hetzij omdat de kunstmin er niet
algemeen genoeg of te wispelturig is. Zoo dus de Hage
naars belang stelden in het voortbestaan dier opera in
't algemeen, en waarde hechtten aan hare opvoeringen
hier te 'sHage in 't bijzonder, dan behoorden zijden
directeur, den heer Saar, in de gelegenheid te stellen
zijne kas in een volgend speelseizoen te versterken door
de opbrengst van vier- of vijfmaal zooveel voorstellingen
als hij dezen winter hier geeft. Over 't algemeen schenen
de aanwezigen niet ongeneigd daartoe raeê te werken,
maar zij begrepen tevens dat zij, noch zoovele anderen
als hier van Duitsche operamuziek houden, eenige macht
kunnen uitoefenen zonder ons gemeentebestuur, dat als
opper-intendant onzer schouwburgvermaken fungeert.
„Daar waren er in die vergadering, die meenden dat
het niet slechts zeer rationeel en billijk, maar ook niet
onvoordeelig (uit een financieel, zoowel als uit een artis
tiek oogpunt) voor de Haagsche en Rotterdamsche par
tijen zou zijn, als er eene schikking tot stand kon komen
waardoor b. v. aan de RotterdamscheDuitschers gelegen
heid werd gegeven éénmaal in de week hier te spelen op
een avond dat de Fransche Hagenaars iu Rotterdam
speelden. Zij betreurden het dan ook dat er niet vroeger
iets was gedaan om op zulk eene schikking bij den ge
meenteraad aan te dringen en dat deze vergadering ge
houden werd op den avond van denzelfden dag dat de
gemeenteraad een besluit had genomen, waardoor zulk
eene schikking vooralsnog onmogelijk of althans hoogst
onwaarschijnlijk is gemaakt.
„Zeer waar, ofschoon ik volkomen de meening deel
van hen, die beweren dat die aandrang niet den min
sten invloed zou hebben uitgeoefend op het besluit van
den raad, welks meerderheid nu eenmaal op het punt
van de Fransche opera onverbeterlijk is. De meerderheid
heeftop nieuw een hoog, zeer hoog subsidie toegestaan,
alléén had zij bijna de f 1300 afgestemd waarmede het
gemeentebestuur het wilde verhoogen in 't belang der
leden van het orchest, die juist het slechtst betaald wer
den uit de schatten welke de opera kost, zonder naar
eenige redeneering te willen luisteren, die een andere
inrichting dan de tegenwoordige betoogde, zonder nota
te nemen van de wonderlijke grcnpeering van cijfers, die
in schijn ook ten bate komt van het nationaal tooneel
(dat zulks trouwens, zoolang de belangen van den tegen-
woordigen directeur op het teeder gemoed onzer regen
ten zwaarder schijnen te wegen dan die der kunst, ook
noode verdienen zou) maar inderdaad alléén strekt om
de opera te begunstigen.
„De argumenten, die vóór het subsidie worden aange
voerd, waren oud en overbekend en kwamen alweer
hierop neder: den Haag heeft eene opera, groote opera's,
zooveel mogelijk met al den aankleve van dien, noodig
want de diplomatie, de aristocratie en allen die in den
Haag wonen voor hun pleizier en er veel geld verteeren,
kunnen er niet buiten. Nu is het waar dat wij hier, ten
opzichte van schier alles wat de gemeente-uitgaven voor
weelde en uiterlijk vertoon betreft, in een exceptioneelen
toestand verkeeren. Den Haag leeft van het hof, de vreem
de gezanten, de ambtenaren, het gouvernement en vele
gefortuneerde leegloopers, en die allen te zamen roepen
een toestand in het leven, waarin de gewone, door het
gezond verstand en de ervaring voorgeschreven wetten
op zedelijk en stoffelijk gebied niet langer geldig schij
nen. Op zedelijk gebied: om bij de opera te blijven,
zou er geen verband bestaan tusschen de beweerde nood
zakelijkheid harer instandhouding van gemeentewege,
en het feit dat zij het middel is om te voorzien in de
voldoening van geheel audere dan artistieke behoeften
en neigingen bij aristocratie, diplomatie en hooger Op
stoffelijk gebied: zouden in elke andere stad, waar prac-
tische mannen in den gemeenteraad zaten, die een open
oog hadden voor de allereerste behoefte der bevolking
uit een hygiënisch oogpunt, quaestiën als die van het
drinkwater en het ioolstelsel, niet zoo onverantwoordelijk
lang slepende kunnen blijven en zulk eene gebrekkige
oplossing te gemoet kunnen gaan, als hier het geval is
Men lette slechts op hetgeen onze burgemeester in zijne
nieuwjaarsspeech heeft gezegd, en dat, met name betref
fende de rioolquaestie, hierop neerkomtmen wil dan
absoluut eene verbetering van het rioolstelsel; welnu
men zal haar hebben; maar ik waarschuw de burgerij
dat zij ontzettend veel geld zal kosten (alsof de burgerij
het helpen kan dat de gemeente architect plannen maakt,
die èn door den omslachtigen aanleg, èn door het feit dat
de faecale stoffen zonder eenig voordeel voor den land
bouw verloren zouden gaan, haar zoo duur mogelijk
zullen komen te staan) en ik waarschuw haar ook, dat
zij dientengevolge veel meer belasting zal moeten beta
len. Inderdaad, bij de uitvoering der bewuste plannen,
zouden wij ongeveer f 2 per hoofd meer belasting moeten
betalenmaar waar staat het geschreven dat er geen
goedkooper stelsel is in te voeren en dat de kosten niet
zouden mogen gedekt worden door eene leeningdie
ten gevolge zou hebben dat een volgend geslacht, het
welk de lusten van een verbeterd rioolstelsel zal pluk
ken, ook in de lasten er van deelde.
„En zoo is mijn eerste schrijven in dit nieuwjaar dan
schier uitsluitend aan Haagsche belangen en Haagsche
ergernissen gewijd geweest. De hemel gave dat ze niet
meê van 'toude in 'tnieuwe gevierd hadden Trouwens,
op algemeen politiek gebied is 't zóo stil dat ik tever
geefs naar een onderwerp rondzoek. Gij verlangt toch
niet dat ik zou uitweiden over de conjecturen, waartoe
de afwezigheid van den president der tweede kamer op
het hofbal van jl. Maandag aanleiding heeft gegeven?
Er zijn natuurlijk menschen die er een staatkundige
beteekenis achter zoeken. Maar ik geloot er niet aan,
evenmin als aan andere geruchten uit die sfeeren afkom
stig en waarover ik u een volgende keer zal schrijven,
wanneer zij althans dan reeds niet weer verwaaid zijn.'
Dezer dagen is door de kamer van koophandel te Rot
terdam aan den minister van buitenlandsche zaken een
adres gericht, waarin zij haar leedwezen te kennen geeft
over de aanneming van het amendement-Dumbar in de
tweede kamer der staten-generaal, en aandringt op voor
ziening in de diplomatieke vertegenwoordiging van
Nederland in China, zoowel uit het oogpunt van de nood
zakelijkheid eener behoorlijke controle op de Nederland
sche consuls daar te lande, als uit dat van het belang van
onzen handel en van onze vaart op China.
De minister van financiën heeft in November van het
vorige jaar aan een der provinciale inspecteurs van de
directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijn-
sen de volgende missive gericht „In uwe missive van
den llpd dezer wordt mijn gevoelen gevraagd omtrent de
toepassing der wet op de personeele belasting in het
geval dat de eerste huurder van een perceel het bij hem
in gebruik zijnde gedeelte in den loop des dienstjaars
verlaat en aan een ander verhuurt, terwijl het overige
deel door denzelfden persoon, die het bij den aanvang
van het dienstjaar in gebruik had, bewoond blijft. In
antwoord daarop strekte het volgende: Naar art. 27, 1,
in verband met art. 24, 1 der wet, is er alleen dan be
lasting naar eerstgeinelde wetsbepaling verschuldigdj
indien na 15 Mei een perceel, of hetgeen de wet onder
een afgezonderd perceelsgedeelte verstaat, betrokken
wordt. Noch het een, noch het ander is hier het geval.
Het deel, door den nieuwen bewoner betrokken, valt
niet in de termen van art. 24, 2, lett. ader wet, want
anders had de eerste huurder niet voor het geheele per
ceel kunnen zijn aangeslagen, en ook niet in die van
let.t. b dier omdat het niet is gehuurd van den uit
wonenden eigenaar, maar van den eersten huurder, die
het perceel niet heeft verlaten met wegvoering van alle
roerende goederen, waarvoor hij belastingplichtig is}
daar ook de meubelen van dengene,die bij hem inwoonde}
naar de wet (zie art. 13, 2), als de zijne moeten worden
aangemerkt. De eerste huurder blijft, dus eerste huurder
en gebruiker van het perceel; zoodat hij geen aan
spraak kan maken op ontheffing van belasting krachtens
art. 27, 2, der wet. De nieuwe bewoner daarentegen is
niet belastingplichtig naar de 1' van dat artikel, om
dat hq geen perceel of afgezonderd perceelsgedeclte in
gebruik heeft genomen.
„Alleen dan, wanneer de huur van den eersten huurder
bij diens verhuizing ophield, zou hij recht op die onthef
fing hebben, en dan wegens het geheele perceel. Maar dan
zou zijn vroegere medebewoner een nieuwe huurovereen
komst moeten aangaan, hetzij met den uitwonenden
eigenaar, hetzij met den gebruiker van het ontruimde
gedeelte, indien deze eerste huurder van het perceel was
geworden. In het eerste geval zouden beiden aangifte
moeten doen naar art. 27, 1, voor het deel dat ieder