ÖuitcnlaniX i)anöclsbrvic!)tcn. Kous is een water, achter de Ruigeplaat, vóór Delfshaven loopende. Maar als de geachte spreker de geschiedenis van de Kous in de discussiën van de staten van Zuid- Holland wil nagaan, dan zal hij van zijne opvatting terugkomen. Want dan zal hij bevinden dat dit geen zaak is, die het rijk gaaf op zich neemt, maar waarbij de provincie en de gemeente do handen uit de mouw moeten steken. „Een tweede argument was dat nu hangende is eene internationale zaak, van bedijking in het Zwin. Als dit zoo is, ware het wellicht beter, beide zaken tegelijk tc behandelen. „Ik heb het punt niet geopperd, maar nu de geachte spreker het vóór zijne stelling aanvoert, nu moet ik zeg gen dat ik dit wel vreemd vind. „De minister heeft tweeërlei ingebracht tegen mijn bezwaar. „De minister geeft toe, dat het beginsel juist is, dat het waterschap eerst zich zelf moet helpen. Maar, zegt de minister, die proef is mislukt. Doch waardoor, mijnheer de voorzitter? Omdat wij hebben het ge hoord uit de rede van den heer Vader een gedeelte van de eigenaren liet niet in hun belang achtten om tot eene negotiatie over te gaan. Of die eigenaars Belgen zijn, doet er weinig toebij ons is er geen wet die vreem delingen verhindert om grond te bezitten in een water schap. Het is niet afgestuit op eeue of andere physieke onmogelijkheid. Indien nu de eigenaars de zaak wen- schen en deze kamer weigert deze som toe te staan, maar daarentegen doet blijken van hare gezindheid om sub sidie te geven, dan zullen zij wel van den nood eene deugd maken en eene negotiatie aangaan. Dat zij het kunnen doen, wanneer zij een aantal bunders goed land kunnen verbinden, behoeft geen betoog. „Het andere, het practische punt. Mijn bezwaar is in dit opzicht niet opgelost, maar integendeel versterkt. Deregeering zal dit geld voorschieten, omdat zij in het bezit is van besluiten van de polders, waarbij zij beloveu f 3 per bunder om te slaan voor de verbintenis die aan gegaan zal worden. Dat is eene van die publiekrechtelijke akten die goed zijn wanneer alles goed gaat, maar waarop ik den minister niet durf aanraden af te gaan als het hapert Ik heb gewezen op art. 19 van de wet van 1855. De crediteur van een polder moet, om zich te helpen in de allereerste plaats een vonnis hebben,- maar om dat vonnis te krijgen, dat gaat niet gemakkelijk. Omdat ik niet den schijn wil hebben tegen Zeeland te pleiten, zal ik geen Zeeuwseli voorbeeld aanhalen, maar eene kleine anecdote, eene administratieve bijzonderheid uit eene andere provincie mededeelen. „Bij den aanleg van den znider staatsspoorweg tus- schen de jaren 1860 en 1865 was er eene gemeente die wensebte dat eene ombuiging gemaakt wierd in de baan, loopende tusschcn haar en eene andere gemeente. De raad dier gemeente zond aan den minister een raads besluit, waarbij beloofd werd om, zoo de ombuiging gemaakt werd, zekere bosch- en heigronden om niet af te staan. De directie van den aanleg der spoorwegen maakte de baan zooals de gemeente het wensebte. Toen het aankwam op het in bezit nemen van de gronden, voor bijwerken noodig, verlangde de gemeente geld en legde een nader raadsbesluit over, waarbij het eerste raadsbesluit werd ingetrokken. De rechtsgeleerde raads lieden van de regeering raadden af de zaak te vervolgen, en men heeft betaald. Ik zeg volstrekt niet dat dit ook hier gebeuren zal, want daarvoor zou men de tegenwoor dige en toekomstige bestuurders van den polder moeten kennen. Maar ik zeg alleen dat liet niet voorzichtig is op dergelijke stukken als ons zijn medegedeeld een zoo be langrijk voorschot van staatswege te geven. Ik heb hier echter niet te betoogen voorzichtig te zijn, want de regeering erkent, dat een waterschap behoort te worden ingesteld voor den omslag en voor het beheer en het onderhoud van het kanaal. Dus het waterschap moet nog ingesteld worden. Daarvoor is de goede wil van gedepu teerde staten niet voldoende, maar is die van provinciale staten noodig. Men is niet zeker, zoo lang dezen niet hieraan hebben voldaan. Het spreekt van zelf, dat deze bedenking slechts subsidiair is. Ware er een waterschap benoemd, en stelde het zich burgerrechtelijk debiteur- voor de som, die bet rijk in voorschot denkt te geven, dan zijn er misschien termen om over het eerste bezwaar heen- te stappen. Nu de beide bezwaren bestaan, is het tnij onmogelijk, tot mijn leedwezen, mijne stem aan dit artikel te geven. Mocht de meerderheid der kamer van mijn gevoelen zijn, dan zal toch de zaak niet ongeregeld kunnen blijven. Nood leert bidden, zegt het spreekwoord. Ik twijfel niet of na een afwijzend votum zullen veel aannemelijker voorstellen van de zijde van belangheb benden tot de regeering komen." {Wordt vervolgd.) Aan de tweede kamer is ter bekrachtiging toegezon den een afstand van rijksgrond aan den Reigersberg- schen polder. Door de slooping van de verdedigings werken van het Fort Bath zullen grachten gedicht worden, en worden alsnu aan den polder de overige ge deelten der grachten die noodig zijn tot waterleiding en waterberging van den polder afgestaan. Overeenkomstig art. 44 van het regeeringsreglement voor Nederlandsch-Indië zijn aan de tweede kamer over gelegd eenige afschriften van overeenkomsten met ver schillende inlandsche vorsten, strekkende tot erkenning van ons gezag en tot bevestiging van een drietal nieuw opgetreden vorsten. De bedoelde overeenkomsten en de daarbij bchoorende toelichtingen zijn thans gedrukt rondgedeeld, daar de minister, in afwijking eener vroe gere gewoonte, aan de overlegging dezer bescheiden de voorwaarde van geheimhouding niet meer verbonden wil zien. Tevens worden eenige inlichtingen medege deeld naar aanleiding van de verslagen der betrokken commissie van de kamer, in wier handen dergelijke overeenkomsten in 1867 waren gesteld. Algemeen OYerziclit. „Is er iets nieuws vroeg keizerin Eugénie na afloop van den eersten kabinetsraad op de Tuileriën, aan den keizer. „Ik weet bet waarlijk niet, was het antwoord, wij zullen de couranten van heden avond moeten afwach ten Deze zinsneden kenschetsen wel eenigszins den thans te Parijs bestaanden toestand. Keizer Napoleon III is volstrekt niet meer de man, die alles doet en alles weet. Hij is plotseling in een meer constitutioneel vorst veranderd en die verandering is zoo verbazend voor sommigen, dat zij met zekeren schrik en zekere verbijs tering de toekomst tegemoet gaan. De Parijsche beurs is gisteren gedaald, en aan dergelijk gevoel onder het bcurspubliek, met zijne overgroote prikkelbaarheid, wordt die daling door eenigen toegeschreven. Niet on waarschijnlijk is het evenwel dat zij met de politiek niets te maken heeft gehad. Het ministerie Ollivier heeft zich reeds dadelijk, zoowel door eenige in de oogen van het publiek niet zoo geheel onbeteckenende formaliteiten, als door eenige regecrings- daden zekere populariteit trachten te verwerven. De heer Emile Ollivier heeft geweigerd om den titel van exellentie te voeren en in het departementsgebouw op de place Yendöme zijn intrek te nemen. Voorts zou hij bet voorzitterschap van den ministerraad aan den oudsten zijner ambtgenooten hebben opgedragen, den admiraal liigault de Genouilly. Behalve dit alles zou, als van meer practisch resultaat, bij den ministerraad reeds een wets ontwerp aanhangig zijn tot afschaffing van liet zegelrecht en het stellen van een borgtocht voor de dagbladen. Naar aanleiding der zuivering van bet personeel der prefecten door het nieuw ministerie zegt le Temps dat daarin ook de noodzakelijkheid ligt eener ontbinding van het wetgevend lichaam. Eeue afkeuring van de han delingen door zoovele prefecten bij de laatste verkiezin gen gepleegd moet noodzakelijk gepaard gaan met bet verlangen om de onder pressie daarvan gekozen afge vaardigden aan eene nieuwe meer vrije verkiezing te onderwerpen. Men zal zich echter herinneren hoe la Patrie verzekerde dat het ministerie Ollivier bij zijne samenstelling niet tot eene ontbinding had besloten. Even na de optreding van bet ministerie Ollivier te Parijs werd publiek gemaakt dat er vervolgingen waren ingesteld tegen het dagblad le Rappel. Men meende zich daarover zeer te moeten verwonderen. Het officieel or gaan meldt echter thans dat die rechtsvervolgingen reeds aangevangen waren onder het vorig ministerie.' Intusschen is deze officieele meiledeeling een belangrijk feit, waaruit blijkt dat het nieuw ministerie zich vol strekt niet verantwoordelijk wil stellen voor deze druk persvervolging en voortaan waarschijnlijk die verant woordelijkheid wil laten voor rekening der verschillende ambtenaren van het openbaar ministerie, gelijk behoort. Te Berlijn is sprake van een aldaar te brengen bezoek door een der Oostenrijksche aartshertogen, ter beant woording van het aan Weenen gebracht bezoek door- den Pruisiscken kroonprins. Men leidt daaruit af dat de verhouding der beide hoven voor het oogenblik uiterst vriendschappelijk is. Omtrent de ministerieele crisis te Weenen meldt het Parijsch dagblad le Constitutioneel dat de ministers, welke hun ontslag hadden ingediend, zich thans bereid hebben verklaard om aan het hoofd hunner departementen te blijven. Waarschijnlijk zal de bestaande toestand alzoo worden gehandhaafd totdat de meerderheid van den rijksraad zich zal hebben uitgesproken óf ten gunste der Giskra-partij in den ministerraad, óf ten gunste van de keeren Taaffc, Potocki en Berger. Men weet dat eerstbe doelde ministers bei dualistisch stelsel willen handhaven, terwijl laatstgenoemden meer het federatief systeem naderen. De tijdelijke verzoening tusschen heide par tijen schijnt voornamelijk aan den kanselier von Beust te danken te zijn. In een artikel over het thans te Rome gehouden wordend concilie vinden wij de vraag behandeld, waarom juist meer ultramotaansche gevoelens worden aangetrof fen bij de bisschoppen uit Engeland en Nederland, kort om uit die landen waar de catholiekc kerk tot de min derheid behoort, dan hij de bisschoppen uit Frankrijk en sommige gedeelten van Duitschland. De oplossing van dit opervlakkig eenigszins zonderling feit wordt uitsluitend gezien in de beantwoording der vraag of eenig land een concordaat met de Pauselijke regeering of niet. In de rijken alwaar concordaten bestaan, zor gen de gouvernementen dat zij zich een behoorlijken invloed verzekeren op de benoeming van bisschoppen en bevelen dan hij voorkeur daartoe de minst-ultramon- taansche geestelijken aau. Vandaar dat in Frankrijk de geestelijken, die voor de bisschoppelijke waardigheid in aanmerking meenen te komen, zich dikwijls niet ongaarne bij de Gallicaansche richting aansluiten, waar bij trouwens enkelen somtijds als bisschoppen weder van meer ultramontaansche sympathiën blijk geven, want een Gallicaansche geestelijke kan bisschop worden, maar kardinaal nimmer. De meeste bisschoppen in lan den, alwaar een concordaat bestaat, zijn alzoo niet ultra- moutaansch gezind en vandaar hunne thans te Ilome geopenbaarde oppositie, voor zoover deze mogelijk is. In landen echter, alwaar geen concordaat bestaat, in Engeland, in de Vereenigde Staten, in Nederland, han gen de benoemingen van bisschoppen geheel en al af van Rome en elke uiting van onafhankelijkheid bij de lagere geestelijkheid staat daar gelijk met liet vaarwelzeggen aau alle hoop om ooit voor de bisschoppelijke waardig heid in aanmerking te komen. Uit Constantinopel wordt bevestigd dat, volgens aldaar in omloop zijnde geruchten, nieuwe verwikkelingen tus schen de Tuiksche regeering en het gouvernement te Oaïro zijn ontstaan, naar aanleiding van den eisch aan Egypte gedaan tot uitlevering der te Toulon en elders in aanbouw zijnde gepantserde schepen en bestelde achterlaadgeweren. Volgens die geruchten, op de juist heid waarvan echter nog niet veel te vertrouwen valt, zou de Turksche regeering zich thans verzekerd houden van het besluit des onderkonings om niet toe te geven en naaraanleiding hiervan onmiddellijk bevel hebben gezon den naar Engeland, om zes monitors te bouwen, terwijl de aflevering van 50,000 Snider-geweren, bij eene Ameri- kaansclre geweerfabri'ck besteld, per telegraaf ten spoe digste zou gevraagd zijn. Blijkens eene in de Staats-courant van heden voorko mende opgave der schepen waaraan gedurende 1868 en 1869 voor de eerste maal Nederlandsche zeebrie ven zijn uitgereikt, bedroeg dit cijfer in 1868: 70 binnenslands gebouwde, metende 8312 lasten, en 14 buitenslands ge bouwde, metende 2249 lastenin 186962 binnenslands gebouwde, metende 8005 lasten, en 14 buitenslands ge bouwde, meteude 3314 lasten. Graanmarkten enz. Gent 7 Januari. Jarige tarwe fr. 19.00 nieuwe fr. 21.00, weinig aangevoerd; fr 14.00 a fr. 15.50 onbeduidenden afslag, rogge fr. 16.00; gerst fr. 16.00; haver fr. 8.25, afslag; boekweit fr. 17.00, paardenboonen fr. 00.00; kool zaad fr. 42.50 zwaar; lijnzaad fr. 35.50, koolzaadkoeken fr. 25.00 lijnkoeken fr. 18.75, boter fr. 2.85 per kilogr. en eieren fr. 3.00 per 26 stuks. Ylissingen 7 Januari Boter /T.05 a /T.10 per kilogr. Prijzen van effecten, Amsterdam 7 Januari 1869. Nederland. *Oertific. Werkelijke schuld 2Upct. 53 J| *dito dito' dito 3 r 63J *dito dito dito 4 85 f *Aand. Handelmaatschappij 4.j dito exploitatie Ned. staatssp. België. *Certificatcn bij Rothschild 259 Rusland. *Obligatiën 1798/1816 5 92-if *Üertific. adm. Hamburg 5 681 *dito Hope Co. 1855, 6e serie 5 75 *dito f 1000 1864 5 91 *dito f 1000 1866 5 89 Loten 1866 5 „226 *Oblig. Hope Co. Leening 1860 4 i 82 *Certific. dito4 r 63^ *Inseript.Stieglitz&Co.2ca4eL. 4 62 *Obligatiën 1867 4 64 *dito 1869 4 63* *Certificaten 0 41

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1870 | | pagina 3