MIDDELBÜRGSCHE
COURANT.
Zaterdag
8 Januari.
N0- 7.
1870.
Middelburg 7 Januari.
De Staats-courant van heden bevat het koninklijk
besluit van den 3e» December 1869, houdende intrekking
van onderscheidene besluiten betreffende het toezicht
op het gebruik van stoomtoestellen.
Bij beschikking van den minister van financiën is be
paald, dat de volgende ambtenaren bij de administratie
der posterijen hunner function zullen uitoefenen als
volgt: de commiezen 2« klasse: H. N. Boddaert, ten post
kantore te Zutfen, en N. J. A. C. Swellengrebel, ten
postkantore te Amsterdam; de commiezen 3° klasse
W. C. Bijl de Vroe, ten postkantore te Utrecht; P. Men
schaar, aan het bureau van deu inspecteur te Zwolle
J. H. A. K van Weezei, ten postkantore te Rotterdam;
jonkheer H. C. Sandberg, ten postkantore te Utrecht.
De minister van financiën verwittigt in de Slaats-cou-
rant van heden de belanghebbenden, dat de tot dusver
bestaande verzending van geslotene brievenmalen tus-
schen Nederland en Nederlandsch Indië langs den weg
van Southampton is opgeheven, zoodat in het ver
volg de verzending der correspondentie naaf en uit
Nederlandsch Indië alleen zal plaats vinden langs de
beide daartoe voortdurend openstaande wegen over
Marseille en Triest.
Benoemingen en besluiten.
belastingen. Verplaatst de volgende controleurs der
directe belastingen, in- en uitgaande rechten en acciju-
sen: I. J. T. E. Evers, van Delfshavén naar Amsterdam
(voor de waarneming der controle van de directe belas
tingen, eerste afdeeling)L. C. A, J. Nichot, van Hooge-
zandnaar Delfshaven; J. Alma, van Ommen naarllooge-
zand.
Benoemd tot controleur der directe belastingen, in- en
uitgaande rechten eu accijasen te Ommen X H. de Bruyn,
thans adjunct-controleur derzelfde middelen te Rotter
dam.
Benoemd tot ontvanger der directe belastingen en
accijnsen te Drachten c. a. jonkheer P. A. van Hoithe,
thans ontvanger derzelfde middelen te Oosterwolde. c. a.
Onderwijs.
In de Staats-courant van heden is opgenomen het
tweede verslag der commissie, iu 1869 belast met bet
afnemen der natuurkundige examens, volgens art. 4 der
wet van den lcn Juni 1865 (Staatsblad n». 59). Dit ver
slag betreft de derde in December jl. gehouden zitting.
Er hadden zich 16 candidaten voor deze zitting' aange
meld, waarvan 15 reeds in de vorige zittingen van 1869
waren geëexamineerd. Van deze 16 moesten 3 het ge-
heele examen, de overigen een grooter of geringer ge
deelte daarvan afleggen. De drie eerstgenoemden trokken
zich alle gedurende het examen terug. Van de overigen
werden 6 toegelaten. Hunne namen zijn: Christiaan
Volkert van Valkenburg, geboren te 's-Gravenhage;
Wouter Hendrik Giltay, geboren te Stiedreeht; Scverijn
Fijan, geboren te BergschenhoekJan Petrus Mari
Trousselot, geboren te RotterdamJan Daniel Iluibrecht
Vane, geboren te Krabbendijke; en Maurits Meijer Bleek
rode, geboren te Delft.
Uit dit resultaat blijkt, dat de derde zitting der com
missie, 'in verband met den door den minister van bin-
nenlandsche zaken voorgestelden maatregel ten opzichte
van de vakken, waarin reeds vroeger voldoend examen
was afgelegd, aan haar doel beantwoord heeft. Sommigen
zijn nu toegelaten, die anders in het volgende jaar zich
weder aan het geheele examen hadden moeten onder
werpen. Ofschoon de commissie zich aanvankelijk gaarne
met den door den minister genomen maatregel vereenigd
heeft, acht zij zich toch verplicht in overweging te geven
om voor het vervolg alleen de splitsing van het natuur
kundig examen in een eerste en tweede gedeelte toe te
staan. De tot het eerste gedeelte behoorende vakken zijn
de zuiver natuurkundige, en het is en voor de studie èn
voor de ontwikkeling der jongelieden inderdaad ge
wen scht, dat zij daarvan voldoende kennis verkregen
hebben, alvorens zij tot de anatomische en physiologi-
sche studiën overgaan.
De bestaande bezwaren kunnen alleen voldoende
worden opgeheven door de splitsing van het examen,
waarop reeds vroeger is aangedrongen. Bij gemis van
deze radicale verbetering, die alleen door wijziging dei-
wet van 1865 mogelijk is, kan eenigermate, schoon altijd
gebrekkig, worden tegemoet gekomen door twee zoover
mogelijk uiteenliggcnde zittingen in éen jaar te doen
plaats hebben, waarbij als regel wordt aangenomen, dat
men in de eerste zitting examen aflegt in de in art. 4 der
wet van 1 Juni 1865 sub 6, c en cl genoemde vakken
en in de laatste zitting in die, welke sub e en worden
genoemd.
Marine en leger.
Zr. Ms. rader-stoomschip de "Valk, onder bevel van den
kapitein luitenant ter zee N. M. J. Kr oef, is, volgens een
bij bet departement van marine ingekomen telegram,
den 5en dezer te Napels aangekomen. Aan boord was
alles wel.
Gemengde Berichten.
De zaak van Troppmann schijnt met de veroordeë-
ling en te verwachten executie van den held nog niet te
zullen eindigen. In den Franschen Moniteur universel
althans leest men het volgende: Een persoon van om
streeks dertig jaren vertoonde zich jl. Maandag aan het
commissariaat van politie aan het Palais de justice, en
vroeg, na gezegd te hebben dat bij geen middel van
bestaan en geen huisvesting had en dus een landlooper
was, om naar het wachthuis te worden gezonden. Reeds
wilde men zijn verzoek inwilligen door een daartoe
strekkende akte op te maken, toen de secretaris van den
commissaris bij zijne ondervragingen tot zijne groote
verwondering de aarzelende antwoorden van den onge
lukkige opmerkte. Daarop drong hij hem door allerlei
vragen zoozeer dat die man volkomen het hoofd verloor
en bij ecnige leugenachtige antwoorden den naam van
Troppmann uitsprak.
Spoedig rees daarop bij de politie verdenking, en
hield men hem, in plaats van naar het wachthuis
over td brengen, in verzekerde bewaring; toen ontstond
eene woordenwisseling tusschen den vagabond en den
secretaris, waarop de eerste ten slotte bekende: „dat hij
de medeplichtige van Troppmann geweest was." Hij
wierp zich op de knieën, en riep met klagende stem:
„Ik ben een ellendeling! Ik wil mij voor u vernede
ren, maar ik bid u, stort mij niet in het verderf
ik zal niet op nieuw beginnen, dat beloof ik
u... zend mij naar het wachthuis als een eenvoudigen
vagabond, laat mij morgen ochtend wederom vrij, en
dan verzeker iku op mijn eer dat ik zal gaan wer
ken en mij verbeteren zal..." Hij werd echter onder
sterk geleide naar de gevangenis gebracht.
In de bekende fabriek van den beer Krupp te
Essen heeft in den morgen van 4 Januari eene ontplof
fing plaats gehad. Een gedeelte der gebouwen is vernield
en verscheidene personen zijn gedood of gewond.
Zaterdag 11. zijn te Londen tengevolge van het in
werking treden der wet, welke de gevangenschap we
gens schulden opheft, 94 schuldenaars uit de Whitecross-
street-gevangenis ontslagen. Met het slaan van midder
nacht is hun de gelegenheid gegeven de gevangenis te
verlaten, en 63 hebben daarvan oogenblikkelijk gebruik
gemaakt. Onder de 31, die pas des voormiddags vertrok
ken zijn, bevond zich een schuldenaar, die sedert den 7cn
April van het jaar 1843 in de gevangenis had vertoefd.
Bij den senaat der unie van Noord-Amerika is door
een republikeinsch lid, den heer Trumbull, voorgesteld,
aan de congresleden op straffe eener geldboete van 1000
dollars te verbieden, aanzoek om een ambt voor iemand
te doen bij den president of diens ministers. Het doel
is de congresleden van den lastigen aandrang der solli
citanten te bevrijden.
De debatten in het Britsche lagerhuis en de arti
kelen der Engelsche pers hebben doen blijken, dat er in
Engeland meer dan 200,000 personen rondloopen, zonder
vaste woning te bezitten. Een klein gedeelte daarvan
bestaat nit rondventers van allerlei snuisterijen, ketel
lappers en zigeuners, welke laatste als hoefsmeden niet
onverdienstelyk zijn. Het grootste gedeelte heeft echter
niets omhanden, en leeft van nitgezoebten en ruimen
afval, van aalmoezen en van kleine afzetterijen en dief
stallen. Die zwervers hebben niets wat hen in kleeding
en leefwijze van elkander onderscheidt, en kunnen
daarom moeilijk in klassen verdeeld worden. Zij verte
ren '"èigculijrenten van het kapitaal van anderen.
Men heetteen e vergelijking gemaakt tusschen deze
200,0C0 vagabonden en de wilden van Nieuw-Zeeland,
omstreeks even talrijk, vóórdat de beschaving daar was
doorgedrongen. Men kwam daarbij tot de ontdekking,
dat het in beide landen dezelfde soort van lieden waren,
en vreesde, dat de koloniale quaestie wel eens een tegen
hanger kon vinden in de zwerversquaestie. De nomaden
van Engeland voorzien veel gemakkelijker in hun levens
onderhoud dan de bewoners van Australië. Deze moeten
strijden met de hen omringende natuur en de dieren
wereld, 'gene hebben slechts een soort van strijd aan te
gaan met den natuurgenoot, van wiens zwoegen zij de
vruchten garen. Zij zien er dan ook welvarend uit. Zij
gaan op bun gemak van het eene Unionhouse (gemeente-
gesticht voor bedelaars) naar het andere. Rust wordt
door hen noch gezocht noch gewenscht; zij zwerven.
Het zijn geene behoeftigen in den eigenlyken zin des
woords, geene misdadigers tenzij bij uitzondering. Zij
volgen slechts de leefwijze der oude Britten. Men heelt
in het langerhuis in het breede de vraag besproken hoe
deze zwervers te behaudelen, doch is tot geen resultaat
kunnen komen.
TUcrmometerstand.
6 Jan. 's av. 11 u. 46 gr.
7 'smorg. 7 u. 44 gr. 'smidd. 1 u. 46 gr.'s av. 6 n. 47 gr.
Staten-generaal.
tweede k.amek.
Beraadslaging over den post ran f200,000, op de begrooting ran binneitlaiiflsche
zaken van 1870 voorkomende, Lcn behoeve van een uilwaleringskanaal
in liet voormalig vierde district van Zeeland.
{Vervolg.)
De heer Saaymans Vader: „Na de ampele voor
stelling der zaak die thans een onderwerp van debat
uitmaakt, door de beide voorgaande sprekers, en die
vooral door den heer Fokker met groote nauwkeurigheid
uiteengezet is, zou ik misbruik maken van de aandacht
der vergadering indien ik daarop nogmaals wilde terug
komen. Ik wensclitc alleen aan de vergadering te ver
klaren, dat ik te veel doordrongen ben van de roeping
eens volksvertegenwoordigers, dan dat ik, vooral met het
oog op den toestand der schatkist, hier bij de regeering
zou durven aandringen tot liet doen van eene uitgave
als deze, indien ik niet de zedelijke overtuiging had, dat
hetgeen liier de regeering bedoelt billijk is, en de eisch
van hen die daartoe het aanzoek gedaan hebben recht
matig en alleszins gegrond is. Van het oogenblik af, dat
ik de gelegenheid had, in Staats-Vlaauderen zijnde, met
den toestand van de polders bekend te worden, heb ik
het als heiligen plicht beschouwd om bij de regeering
destyds, en waar ik ook elders kon, ten sterkste de be
langen dier ingelanden voor te staan, want waarlijk de
toestand waarin die streken zich bevinden is alleszins
beklagenswaardigelke landbouwer toch weet, dat, welke
kunstmatige middelen tot verbetering zijner gronden hij
moge aanwenden, ditalles tevergeefs is wanneer de gron
den het water niet naar bebooren kunnen kwyt raken
Nu is het een opmerkelijk verschijnsel in Zeeland dat
bijna overal de achtergelegen polders eene lagere ligging
hebben dan de vöorpolders, betgeen soms zelfs een zeer
aanmerkelijk verschil geeft. De oorzaak van dit verschijn
sel is nog niet tot genoegzame klaarheid gebracht, doch
genoeg dat hieruit volgt dat die achterliggende polders
meer door het water gekweld worden dan de voorlig
gende, en deze toestand merkelijk verergert wanneer