Öutteulanö.
De Arnherasche courant deelt liet volgende mede
omtrent den dezer dagen te Utrecht overleden gepensi
oneerden majoor Pieter Willem d'Auzon de Boisrainart*
Deze krijgsman, geboren in 1776, had bijna den leeftijd
van honderd jaar bereikt. Reeds op zijn twaalfde jaar
trad bij in Hollandsclien dienst als cadet der artillerie;
later ging hij in Oostenrijkschen dienst over, werd krijgs
gevangen gemaakt door de Franschen, schaarde zich
t ien onder Engelsche tanier, tot hij in 1802 weder als
Iïollandsch officier aangesteld werd, en later, bij de inlij
ving bij Frankrijk, bij het keizerlijk leger dienst deed.
Zijn eervol ontslag uit den Franschen dienst in 1814
verkregen hebbende, ging hij weder in Hollandsclien
over en diende tot 1824, in welk jaar hij totkoramandant-
directeur van het invalidenhuis te Leiden benoemd
werd. Deze betrekking bekleedde hij ongeveer twiutig
jaar. Hij nam aan al de veldtochten deel, waaraan het
tijdperk, waarin hij leefde, zoo rijk was. Een aantal veld
slagen en belegeringen woonde hij bij. Ha den tocht
naar Rusland werd hij voorgedragen, wegens zijn uitne
mende diensten, tot ridder van het legioen van eer, welke
onderscheiding hem echter tengevolge van den loop der
gebeurtenissen niet ten deel viel. Als kommandant van
het invalidenhuis te Leiden heett hij zich zeer verdien
stelijk gemaakt, en later ook bij de oprichting van het
invalidenhuis op Bronbeek. Er bestaan verscheidene
werken van zijn hand, onder anderen een geschiedenis
van den veldtocht van Napoleon en van de veldtochten
der Franschen. Hij was ridder van verscheiden orden en
lid van meer dan éen wetenschappelijke maatschappij,
o. a. ook van de Nederlandsche Maatschappij van letter
kunde. Peffriegen wij ons niet, dan gat hij in 1863 een
ontwerp in het licht voor het nationaal monument. De
overledene was algemeen geacht, maar in de laatste jaren
nam hij weinig deel meer aan het maatschappelijk leven*
In de Volksvriend van den eersten dezer maand
komt het volgende voor: rJeneverrarapen in 1869. 66 ge
vallen van gevangenneming en veroordeeling; 12 van
mooid en manslag; 52 van verwonding en mishandeling;
47 zelfmoorden."
NB. Een tapper te Rampen, uit boosheid, dat een klant
die hem nog geld schuldig was, hem niet betalen wilde,
krijgt eene beroerte en valt op de plaats dood neder.
Deze doode werd niet opgeteld, hoewel onder de jenever
rampen vermeld, omdat men verlegen was, in welke
categorie dit geval te moeten rangschikken.
Aan den brief eener hofdame van keizerin Eugénie,
die deze laatste op hare reis naar het Oosten heeft ver
gezeld, is het volgende ontleend: „Zelden voorzeker heeft
een keizerin meer kleinoodiën en kostbaarheden bezeten
dan Eugénie bezit, en toch erkende zij dat de rijkdom
men der Hasné (schatkamer van Z. M. den sultan) haar
fabelachtig zijn voorgekomen. Gouden en zilveren vol
ledige wapenrustingen van de vorige sultans staan tegen
de muren; met ziet er pantserhemden ot maliënkolders,
met zoo ongeloofelijk kleine ringen, dat men wanen zou
geweven werk te aanschouwen, en de voortreffelijkste
daarvan is die van sultan Murad II, den veroveraar van
Bagdad; het borststuk is van goud en zilver, kostbare
steenen zijn zeer kunstmatig ingelegd; liet diadeem
dat om den tulband geslingerd wordt, bestaat uit drie
reusachtige smaragden en twee en dertig van de schoonste
diamanten, omgeven van paarlen. Een massief gouden
olifant, bijna twee voet hoog, staat als sieraad op een met
paarlen dicht bezaaid voetstuk. Eene tafel, samengesteld
uit de heerlijkste topazen, is bet geschenk van keizerin
Katharina van Rusland aan den vizier BaltadjiMustapha;
duizenden kostbare pelterijen, letterlijk met edele stee
nen overladen; kussens en divans van de troouen der
vorige sultans, uit zuiver gouddraad geweven; paarlen
ter zwaarte van 3600 drachmenwijegen van massief goud
vaatwerk van bergkristal van onschatbare waarde; dol
ken, zwaardenen schilden: alles getuigt van den rijkdom
en het alvermogen van vervlogen tijden, toen Europa
nog sidderde voor de nakomelingen van Amurath. Ver
baasd en peinzende staarde de keizerin op al die pracht;
maar zou zij wel gedacht hebben aan de millioenen
tranen, aan het zweet der armen, wier werk en wier leven
misbruikt en verkwist is geworden om al die schatten
opeen te hoopen
Men schrijft uit Habings, een dorp in Moravië, dat
een kapelaan daar in hechtenis is genomen, onder be
schuldiging van moord. Hij onderhield strafbare betrek
kingen met de zuster van den pastoor. De geboorte van
een kind was daarvan liet gevolg. De kapelaan doodde
t kind, begroef het lijkje op het veld en begaf zich
vervolgens naar de kerk om de mis te vieren. Hij heeft
eene volledige bekentenis afgelegd, en de plaats aange
wezen waar hij ,'t kind had verborgen. De beschuldigde
en zijne medeplichtige zijn naar Dutschin getranspor
teerd. Slechts met groote moeite is de politie er in ge
slaagd, hen tegen de woede des volks te beveiligen.
Europa onderhoudt in vredestijd 3,815,847 soldaten,
die aan onderhoud kosten: 31 millioen daags, dat is
32 pet. der algeraeene inkomsten! Amerika betaalt
11 millioen daags tot het afleggen der schulden, door
den oorlog gemaakt. Frankrijk heeft een oorlogsbudget,
dat ongeveer éen millioen daags beloopt. Indien in alle
staten van Europa slechts een halve ontwapening plaats
had, zouden er. behalve „ontzettende" besparingen, on
geveer 2 millioen manschappen, in de kracht des levens,
van 20 tot 35jaren, aan het nuttige leven teruggegeven
worden
Op Corsica worden tegenwoordig gelden bijeen
gebracht voor het overbrengen derwaarts van de asch
van Pascal Paoli, den vermaarden bevrijder, wetgever
en regent van dat eiland, die te Londen overleden en
begraven is, en tot het oprichten van een standbeeld te
zijner eere. Het denkbeeld tot het openen dier inschrij
ving is uitgegaan van het op Corsica verschijnend demo
cratische dagblad la Revanche. De liberale Fransehe
dagbladpers juicht deze manifestatie levendig toe.
Te Straubing in Beieren is op 30 December de
gasfabriek in de lucht gesprongen. Alle werklieden,
welke zich op dat oogenblik daarin bevonden, werden
onder de puinlioopen bedolven. Het aantal slachtoffers
is nog niet bekend.
De pogingder mijnwerkers in Waldenbnrg omzicb,
door middel van schuldbekentenis aan toonder gelden
te verschaffen, teneinde hunne strike te kunnen voort
zetten, is mislukt,Zij hebben, naar het schijnt, verzuimd
een voorschrift der wet in achtte nemen, 'twelk bepaalt
dat geeno papieren aan toonder mogen worden uitge
geven zonder dat de koninklijke bewilliging vooraf ge
vraagd en verkregen is. Het aantal der in den vorm
van coupons vervaardigde schuldbekentenissen bedroeg
10,000, elke a 15 silbergroschen. De geldboete, op liet
verzuim van liet. vragen der koninklijke bewilliging ge
steld, beloopt een vijfde gedeelte van het voor den
omloop bestemde bedrag. De nog onuitgegeven coupons
zijn in beslag genomen.
De grèce der winkelbedienden te Parijs is geëin
digd. LI. Zondag is de slotvergadering gehouden, en,
hoewel voor de stichting van den grootcn actiën-manu
factuurwinkel, niet gelijk men verwacht had, voor vijf
millioen, maar slechts voor tweemaal honderdduizend
franken is ingeschreven, waarvan 75,000 franken reeds
gestort zijn, zoo was men toch algemeen tevreden met
den loop der grève, en van gevoelen, dat zij wel een
zekere verbetering in de positie der winkelbedienden
had gebracht Opmerking verdient, dat ook in deze
werkstakings vereeniging de president geëindigd is met
een votum van wantrouwen, althans het besluit tot een
enquête tegen zich te zien aannemen.
Thermometerstand.
5 Jan. 's av. 11 u. 42 gr.
6 's raorg. 7 u. 41 gr. 's midd. 1 u. 43 gr. 's av. 6 u. 42 gr.
Staten-generaal.
TWEEDE KAMER.
Beraadslaging over den posl van /"200,000, op de bcgrooting va» binneiilar.dsclie
zaken van 1870 voorkomende, Ion bclioevc van een uitwateringskanaal
in bel voormalig vierde district van Zeeland.
{Vervolg.)
„De heer Fokker: Bij de tegenspraak, die deze zaak
zoowel in den zomer van dit jaar ondervonden heeft als
ook nu, acht ik mij verplicht enkele feiten uit hare his
torie te releveereti. Want ik meen dat èn bij do schrifte
lijke behandeling van het afzonderlijk wetsontwerp in
het midden van dit jaar èn nu wederom door de beide
sprekers die mij voorafgingen, die historie geheel geïgno
reerd of uit het oog verloren is.
„De detorioratie van de uitwatering dagteekent van
het laatst der vorige eeuw. Toen maakte het land van
Cadzand en het ambacht Oostburg in zekeren zin een
eiland uit, dat van dearabachten Hulsten Axel en van het
andere Vlaanderen ten zuiden gescheiden was door de
Passageul, eene zeer breede kreek die het Zwin met den
Brakman verbond, waardoor men eb en vloed had. Maar in
1870 vonden de staten-generaal, die daar het gezag had
den, goed aan de eene zijde den Bakkersdam te leggen
en aan de andere zijde den Kapitalen dam, waardoor de
mond van de Passageul aan de westzijde, en de verbin
ding ten oosten met den Brakman werd afgesloten.
Dit gaf dadelijk stagnatie voor de polders die hnnne
uitwatering in de Passageul hadden omdat eb en vloed
nu ophield, waarvan verlanding der sluizen het ge
volg was. Dit kwaad is niet weinig vermeerderd
door de concessiëR die door het Fransch gouvernement
verleend werden, eerst aan de compagnie Blemont
en Ottevaere, die onder anderen de Olieslagersplaat in
1803 heeft bedijkt, daarna aan den graaf van Darame, die
achtereenvolgens verschillende polders in het Zwin heeft
bedijkt. De wijze waarop die indijkingen zijn gedaan,
vooral vanwege den graaf van Damrae, beeft de vererge
ring van den toestand verhaast. In plaats van, gelijk bij
de concessie was bepaal I, in te dijken langs den oever
en dus in de richting van de geulen, damde men eenvou
dig dwars door de geulen af. En ofschoon de graat van
Damrae onder andere, volgens zijne in 1827 van het
Nederlandsche gouvernement verkregen concessie tot
bedijking van den Diomedepolder, in de uitwatering van
de door hem binnen tc dijken polders moet voorzien
door het bouwen van sluizen, en zich in geval van con-
'testatie met de achterliggende polders, aan de beslissing
van het gouvernement moest onderwerpen, zoo heeft hij
noch sluizen gebouwd noch is hij door het gouvernement
aan zijne verplichting gehouden. Dit is erkend door de
regeering. Ik lees in de memorie van beantwoording bij
het wetsontwerp van 1863, dat latende wet is geworden
waarbij f 206,000 voor dit'werk is toegestaan, het vol
gende
„Toen bij koninklijk besluit van 10 Mei 1827. n». 116,
aan generaal van Damrae vergunning was verleend tot
indijking van de schorren en aanwassen, thans bekend
onder den naam van Diomedepolder, werd hem daarbij
uitdrukkelijk de verplichting opgelegd om wanneer,
tengevolge der indijking, in vervolg van tijd de uitwa
tering van de Oostsluis mocht verloren gaan, zich om
trent de verlenging dier uitwatering met de belangheb
benden te verstaan en in de kosten te dragen verder
om de sluis die, krachtens vroegere beschikkingen, bij
de bedijking van de Aardenbnrgsche haven had moeten
worden gelegd, ff och achterwege was gebleven, te bou
wen en in verband te brengen met de toen geconcessi-
onneerde bedijkking; en eindelijk om wanneer later
wegens die bedijking klachten wierden ingebracht, met
de belanghebbenden in billijke schikking te treden, en
in geval van verschil zich aan de beslissing van het
gouvernement te onderwerpen."
„En wat volgt nu daarop? Geen van, deze verplichtingen
is nagekomenDat is dus door de regeering erkend.
„De inundatiën die, in het belang der defensie, van
1830 tot 1837 aldaar zijn gesteld, hebben natuurlijk den
toestand van die landen niet verbeterd. En de bedijkin
gen door het domein in 1860 en 1864 gedaan, hebben
de kroon op het werk gezet.
„Het is waar, al die indijkingen hebben het land veel
geld opgebracht (die van het Zwin alleen 11 millioen,)
maar terecht heeft de regcering in de memorie van toe
lichting bij het wets-ontwerp van 1863 erkend, „dat de
sterk toenemende aanslibbing van het Zwin voor een
groot deel aan de handelingen van vorige regeeringen
te wijten is, hetzij die het belang der landsverdediging
of dat van landaanwinning op het oog hadtien", en ver
klaarde zij tevens: dat nauwkeurig onderzoek en ernstige
overweging der zaak reeds in 1850 tot de overtuiging
geleid hadden, dat het gouvernement zedelijk verplicht
was aan ff e landen, die vroeger op het Zwin hadden
uitgewaterd, maar deze uitwatering, grootend eels tenge
volge van daden van een vroeger gouvernementde verlangde
coneessiën tot indijking, verloren hadden.
{Zie verder liet bijvoegsel.)
Algemeen overzicht.
Zelfs de partij, waarvan le Réveil te Parijs het orgaan
is, verklaart zichmet het ministerie Ollivier tevreden.
Wel bad het liever een ministerie der rechterzijde zien
optreden ora des te spoediger een uitbarsting te zien
plaats hebben, doch zegt le Reveil „alles wel be
schouwd hebben wij redenen van tevredenheid. Het
Orleanisme kon slechts gevaarlijk zijn, zoolang het on
der een masker verborgen bleefzijne optreding aan het
bestuur met wapperende vaandels voorkomt voortaan
alle verrassing, en goedschiks of kwaadschiks zal het
nieuw ministerie niet lang verhinderen hetgeen wij wen-
schen dat tot stand kome."
Men beweert dat de heer Daru onmiddellijk na de
aanvaarding der portefeuille van buitenlandsche zaken
een bezoek heeft afgelegd bij keizer Napoleon om hem
de verzekering te geven dat hij, zonder nevenbedoelin
gen, zich zou wijden aan de taak der vestiging van het
keizerrijk met de vrijheid, liet geven dier verzekering
schijnt door hem noodig te zijn geacht met het oog op
de allerheftigste oppositie door het ministerie Foreade
bij de laatste verkiezingen tegen hem gevoerd, waarbij
hij als een vijand des keizerrijks werd voorgesteld.
Op denzelfden dag, waarop de heer Daru de porte
feuille van buitenlandsche zaken aanvaarde stierf de
generaal Feray, die, als kolonel der lanciers bij den coup
dl ét at van 2 December 1851, onder verschillende andere