MIDDELBURGSCHE
COURANT.
r 6.
Vrij da
1870.
7 Januari.
Bij deze couranl behoort een bijvoegsel.
Middelburg Januari.
In Juli 11. bevatten verschillende Nederlandsche en
Belgische dagbladen allerlei overdreven verhalen om
trent vervolgingen op de Schelde van de Spaansche brik
Paquete de la Habana. Wij deelden naar aanleiding
hiervan mede dat, tengevolge' eener aanzeiling tusschen
bedoelde brik en het Nederlandsck schoenerbrikschip
Energie in de golf van Biscaye, op verzoek van den
gezagvoerder der Energie, door het provinciaal gerechts
hot in Zeeland, in hooger beroep, verlof was verleend om
conservatoir beslag te leggen op de Paquete de la Habana,
wanneer deze, op reis naar Antwerpen, ter reede van
Ylissingen zich bevinden zou, doch dat de Paquete,
ondanks eenige genomen maatregelen en kennisgeving
aan het Nederlandseh en Belgisch loodwezen te Vlis-
singen, met een Belgischen loods aan boord, die haven
was voorbijgezeild.
Thans blijkt uit een schrijven aan l'Indépcndance
beige uit Brugge dat de Paquete, na een verblijf van
vijf maanden te Antwerpen, het niet raadzaam heeft ge
acht om langs Ylissingen weder naar zee te gaan. Deze
Spaansche brik begeeft zich van Antwerpen door de
binnenwateren langs Brugge naar Ostende, om alzoo
België te verlaten.
De Staats-courant van heden bevat het koninklijk be
sluit van den 27un December 1869, houdende vaststelling
van het formulier van den ambtseed voorde ijkers en
adjunct-ijkers der maten, gewichten en weegwerktuigen.
Ouderwijs.
Sedert de invoering der wet van 13 Augustus 1857
zijn met gunstig gevolg geëxamineerd: hoofdonder
wijzers 1623; hoofdonderwijzeressen 445; hulponderwij
zers 4199; liulponderwijzeressen 1827; ouderwijzers, die,
reeds in het bezit eener akte van bekwaamheid of
daarmede gelijk staande akte van algemeene toelating,
met gunstig gevolg examen hebben afgelegd in een of
meer vakken van het meer uitgebreid lager ouder
wijs 3336; onderwijzeressen dito 2907; hulponderwijzers
516; huisouderwijzeresscn 1772; onderwijzers, die met
guustig gevolg examen hebben afgelegd in een of meer
der vakken van het verder voortgezet onderwijs 187
onderwijzeressen dito 54.
Met leest in het Handelsblad het volgende: „Het
hoofdbestuur van het Nederlandseh onderwijzers-genoot
schap heeft aan do besturen der afdeelingen den wensch
te kennen gegeven om door die afdeelingen pogingen
aan te wenden om in haren omtrek de publieke opinie
(wegens het schoolverzuim) wakker te maken, het school
verbond in zijnen aard'en zijue bedoeling te doen kennen
en waarderen en, indien dit nog niet het geval mocht
zijn, aan te sporen en mede te werken tot oprichting van
plaatselijke afdeelingen enz. Naar de meening van het
hoofdbestuur, is de onderwijzer de aangewezen man om
tot de oprichting van plaatselijke afdeelingen des school-
verbonds op te wekken en mede te werken, en in baren
boezem door zijne voorlichting, zijne raadgevingen en
zijne krachtdadige werkzaamheden tot de nuttigste
leden van het schoolverbond te behooreu. „Is dit ook
uwe meening (zoo besluit de circulaire), dan zult gij het
ons niet euvel duiden, dat wij die hiermede voor alle
atdeelingen en hare besturen uitspreken, maar met ons
willen medewerken om,, ieder naar zijn beste weten en
naar tijdelijke en plaatselijke omstandigheden, ook in
deze gewichtige zaak, overeenkomstig ons genootschap
pelijk streven, ie strijden tegen de onwetendheid en de
zedelijke en stoffelijke verhefiing van ons volk te bevor
deren.
Benoemd tot leeraar aan de rij ks hoogere burgerschool
te Groningen, de heer J. Kors, leeraar aan de gemeente-
burgerscholen aldaar.
Kerknieuws.
Door den kerlceraad der Nederduitsche hervormde
gemeente re Vllissingen is, ter voorziening in de be
staande vacature, het volgende viertal van predikan
ten gevormd, zijnde de heerenJ. Krull, te Katwijk aan
zee, G. J. Vos Tz, te Zevenhuizen, E. C. Seegers, predi
kant bij de Waalsche gemeente te Groningen, en P. van
Son, te Warmond.
Koloniën.
Aan een particulier schrijven uit Akkra (kust van
Guinea) ontleende de Arnhemsehe eouz'ant dezer dagen
het volgende
„De Benin is juist op de reede, en ik haast mij hier nog
bij te voegen hetgeen ik gisteren van Elmrna heb ver
nomen. Cominendah is genomen; de landings-divisie
der marine kampeert daar met 100 Afrikanen en er is
geen vijand te zien, tot grooten spijt der matrozen. Drie
soldaten zijn bij den aanval gekwetst; zij hebben niets
gevonden dan gedroogde visch. Het verlies der negers
moet zeer groot zijn geweest, want zij durven niet terug
komen.
„Nu het volk van Commendah niet meer naar zee kan
gaan om de handels-kano's te nemen en te jagen, is er
een groot verkeer mei de boven kust, waar alles rustig is
en de handel veel beter gaat dan bij de Engelschen, die
op Cape Coast Castle en audere plaatsen met gevulde
pakhuizen blijven zitten.
„De Ashantijnsche boodschappers, ten getale van 300,
zijn op weg naar Elmina, zij voeren een beul in hun
gevolg, die eiken vijand, of liever eiken Fantijn, den kop
moet afsnijden.
„Door de goede maatregelen van den gouverneur, die
den secretaris Le Jeune met het stoomschip Amatel naar
hen toezond, om hun te gelasten zich behoorlijk te ge
dragen, hebben zij liet koppensnellen moeten opgeven
en zijn zij thans rustig.
„Hier (op Akkra) gaat niets omde bevolking is voor
het grootste gedeelte uitgetrokken om de Ashantijnen te
bevechten. Een bloedig treffen heeft plaats gehad tus
schen de Ashantijnen en de Kupeërs en volgens de
berichten van daar ontvangen, hebben de eersten het
onderspit gedolven. Yan de gevangen gemaakte zende
lingen verneemt men niets. Geruchten zeggen alweder,
dat mevrouw Ramserjer gestorven is van vermoeidheid
en dat haar echtgenoot, die niet verder kon loopen, is
doodgeslagen; van anderen heeft men niets vernomen.
Ik moet hier nog opmerken, dat het slechts geruchten
zijn en dat men hij de waarheid komt, wanneer men ze
met 99 pet. vermindei t."
Rechtzaken.
Eergisteren iyerd voor het provinciaal gerechtshof' in
Zuid-Holland behandeld het hooger beroep door Jac.Span-
jersberg Jz., drukker en uitgever van het Volksblad te
Rotterdam, ingesteld tegen een hem veroordeelend von
nis van de arrond.-rechtbank aldaar, tegen welk vonnis
ook het openbaar ministerie in hooger beroep was ge
komen.
Men zal zich herinneren dat de apeilant en geïnti
meerde veroordeeld is wegens de misdrijven van hoon
en laster, gepleegd in n°. 19 (24 Augustus 1869) van het
gedrukt en alom verspreid Volksblad.
Nadat door deu raadsheer uw. van Bell ter zake rapport
was uitgebracht, verleende de voorzitter, mr. Schmolck,
het woord aan den appellant en geïntimeerde, die zelf
ter beplciting zijner belangen wenschte op te treden.
Zijue langgerekte toespraak tot liet hof kwam, ontdaan
van alle nevenbeschouwingen en niet ter zake dienende
redeneeringen, daarop neder, dat hij, evenals ter eerste
instantie, ook nu zijne bewering volhield, dat de door
het geïncrimeerde artikel bedoelde personen niet de
zelfde waren als die, we.ke zich er door gelasterd en
gehoond hadden geacht. Hij deed ook uitkomen te niee-
nen dat wraak den Rotterdamschen recliter had bezield
en dat men hem veroordeeld had tot gevangenisstraf,
meenende daardoor voor een tijd de uitgave van het
Volksblad en andere door hem uitgegeven geschriften
onmogelijk te maken.
De appellant en geïntimeerde besloot zijne verdediging
met eene aanwijzing van 't geen de z. i. ware volksvrien
den al niet te verduren hebben, als zij voor de waarach
tige belangen des volks optreden.
Daarop werd liet woord verleend aan den advocaat-
generaal uw. Terpstra, die zijn requisitoir genoegzaam
dus inleidde:
In Rotterdam verschijnt sinds Juni des vorigen jaars
het Volksblad. Nauwlijks waren er eenige nommers van
verschenen of een algemeen afkeurend oordeel trof het.
Dat afkeurend oordeel vond men in de dagbladen van
allerlei richting geschreven en geen wonder ookieder
toch die eenig beter gevoel in zich omdroeg, moest dien
heerschenden toon van opruiing verfoeienen die ver
foei ing was zoo hevig, dat zelfs in de Nieuwe Rotter-
damsche Courant eene advertentie werd opgenomen,
waarin iemand verklaarde dat niet hij de drukker van
dat blad was.
Iedereen zal moeten erkennen dat iemand die in dat
blad schrijft, alleen gedreven kan worden door begeerte
om zich naar boven te werken, en iemand moet zijn, die
talent of anderszins mist om zijn brood op andere wijze te
verdienen, zoo althans antecedenten hem daartoe niet
in den weg zijn.
Dat blad toch heeft maanden lang getoond te zijn een
vergaarbak voor allerlei vuilnis en dan schaamt men
zich zelfs niet zijn geschrijf oen zeker waas van gods
dienstigheid te geven
En nu wat de verdediging betreft. Deze is dezelfde
als die welke in eersten aanleg gewogen, maar te licht
bevonden werd.
Ongelukkig zij die luisteren naar zulke volksvrienden
welke de menschen ontevreden ^naken met het lot dat
de wijze Voorzienigheid huu heeft toebedeeld.
De door den appellant en geïntimeerde gebezigde uit
drukking, dat wraak den Rotterdamschen rechter zou
hebben bezield, doet den heer m'". Terpstra verklaren t
dat zoo iets in Nederland ondenkbaar is en dat dergelijk
bombastisch idee alleen getuigt van eene hooge mate
van inbeelding.
Daarop requireerde de advocaat-generaal volkomen
bevestiging van het in eersten aanleg gewezen vonnis,
ook wat de opgelegde straf betreft.
„Ik vraag zulks, omdat ik hier wensch te constateeren,
dat ik zeer groot gewicht hecht ten deze.aan het oordeel
van den rechter, die in zijne omgeving het best kan na
gaan, welke uadeelige" gevolgen dergelijke insinuatiën
reeds hebben gehad en nog kunnen hebben en omdat
zoo kan worden aangetoond clat het waarachtig belang
van deu arbeidenden stand niet wordt behartigd door
den uitgever van het Rotterdamsche Volksblad.
„Ik concludeer dan, zoo besloot de heer mr. Terpstra
zijn requisitoir, tot bevestiging van het vonnis waarvan
is geappelleerd en dat het geheel en al effect zal sor-
teeren."
De appellant en geïntimeerde daarop andermaal het
woord erlangende, beweert dat zijn blad geen opruiiend
kaïakter heelt en ook geenc geldspeculatie is. Volgens
hem integendeel is cle uitgave een liefdewerk van volks
vrienden.
De advocaat-generaal door den voorzittr in de gelegen
heid gesteld te replieeeren, beantwoordt den appellant
met een veelbeteekeneud stilzwijgen.
Maandag den 10e» dezer, des morgens te half 10 uren,
zal het hof ter dezer zake uitspraak doen.
pagblo. 's Gravenh.)
Gemengde Berichten.
Dinsdag morgen is van Rotterdam naar Ylissingen
op transport gesteld een jonge dienstbode,Maandag mid
dag te Rotterdam per Middclburgsche stoomboot aange
komen, doch door de politie opgewacht, afgehaald en in
verzekerde bewaring genomen, als hebbende zich aan
een niet onbelangrijken diefstal van geld schuldig ge
maakt; verschillende gouden en zilveren muntspeciën,
alsmede goederen, voor het gestolen geld aangekocht,
zijn bij de aangehoudene gevonden, die dan ook haar
misdriff heeft heieden. (V. Roil, cour.)