MIDDELRURGSCHE
COURANT.
r 2.
Maandag
1870.
3 Januari.
Middelburg 1 Januari.
De Staats courant van 1 dezer bevat de wet van den
31cn December j 1., houdende aanwijzing van de middelen
ter goedmaking van de uitgaven, begrepen in de staats-
begrooting vo'»r het dienstjaar 1870, benevens die hou
dende toestemming tot de huwelijksverbintenis van
H. K. II prinses Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth
Maria der Nederlanden.
Aan het onderstaand schrijven van onzen corres
pondent te Neuzen onder dagteekening van 23 December
hebben wij eerst heden plaats kunnen geven:
„Hebben de maanden October en November vele
stormachtige dagen en nachten opgeleverd, de maand
December telt er ook reeds eenige;doch het laat zich
nü reeds aanzien, dat het jaar 18(59 niet ontstuimig ein
digen zal. Al die stormen zijn intusschen voor deze
gemeente geenszins nadeelig geweest. Een dertigtal
zeeschepen op het kanaal 5 een twintigtal op onze schoone
reede, die hier dagen bij dagen op gunstige gelegenheid
moesten wachten om te vertrekken; en daarbij nog een
zestal zeeschepen, met averij onze haven binnengeloopen,
om zich van de hekomene schade te herstellen en zich
van het noodige proviand te voorzien, eer zij weder zee
waarts trokken, dat alles gaf hiernevens eene ongemeene
drukte en levendigheid; en leverde meteen een prachtig
gezicht op.
„Eenschip, de Veranda, met hout geladen, en met ver
lies van roer en van een gedeelte van den achtersteven
in de oosterhaven gebracht, werd gelost en zal waar
schijnlijk hier verkocht worden. Dat schip werd, dank
zij de spoedige hulp onzer sleepstoombooten Merwede III
en Cornelia Magdalena, behouden. De Menvede III heb
ben wij kort daarop verloren. Deze sleepboot naar
Hansweert gevaren, om van daar een zeeschip herwaarts
te sleepen, moet daar niet zeer handig zijn te werk ge
gaan; althans de boot verloor haar roer, bekwam nog
meer schade en werd zelfs op het drooge geworpen.
Gelukkig kwam zij bij het eerstvolgend
weêr vlot, maar is toen van Hansweert, gelijk we
men, naar de Kinderdijk vervoerd, oin te worden nagezien
en in orde gebracht, van waar wij haar evenwel, tot
ongerief van ons district, nog niet zagen terngkeeren.
Sedert dien tijd tocli is de dienst van hier op Hansweert,
in correspondentie met de stoorabooten de Telegraaf,
welke zij vervulde, gestaakt, en wij vernemen nog niets
van het hervatten van dezen dienst, waarnaar zoo algemeen
wordt verlangd. Wel werd over de stoomboot zelve, als
niet geschikt voor het vaak ontstuimige vaarwater, en
mede over hare bediening, dikwijls geklaagd, maar gelijk
wij hopen, 'zal bij eene hervatting van dezen voor zeer
velen zoo gemakkeiijken dienst, op deze beide zaken
mogelijk wel worden gelet. Menige onderneming lijdt
schipbreuk, omdat ze niet met alle degelijke middelen
wordt aangegrepen en aan bekwame of deskundige han
den toevertrouwd.
„Onze sleepboot Cornelia Magdalena heeft deze drie
maanden betere dagen beleefd dan hare zuster Menve
de III. Meer dan honderd zeeschepen kwamen hier aan,
allen voor Gent bestemd, van welke zij er velen in de
haven en door de sluizen sleepte en bovendien tiaar Sas
van Gent bracht. Blijft het deze onderneming zoo goed
gaan, men kan haar dan als gevestigd rekenen. Dat zij
aan de scheepvaart goede diensten bewijst, is reeds meer
dan éénmaal gebleken, en niet het minst hij het waaien
van een oosten of noord-oostenwind. Menig schip zou
dan, zonder hare hulp, de haven niet kunnen verlaten.
Op het kauaal zal zij eerlang zeker eene concurrente
krijgen in den stoomsleep kabeldienst van den Baron de
Mespil. De kabel is gereed. De stoomboot zal nu ook
weldra gereed zijn. Wij voor ons hebben niet veel ver
wachting van deze onderneming. Zal zij in het leven
kunnen blijven, of althans vruchten afwerpen, dan moet
deze stoomsleper dagelijks minstens een twee- of drietal
schepen tegelijk vervoeren, en dat moge zij al eens nu
en dan treffen bij de op- en afvaart van hier naar Gent
en omgekeerd, het oponthoud, dat de vaartuigen hebben
bij de grenskantoren te Sas-van-Gent en te Zelzaete en
bij de schuttingen op de eerstgenoemde plaats, zal veel
tijd doen verloren gaan en deze onderneming waarlijk
niet in de hand werken. Zij kan, dunkt ons, alléén blij
ven bestaan en van nut wezen op een kanaal van louter
doorvaart als dat van Zuid-Beveland, waarop de scheep
vaart voortdurend zeer druk is en een groot getal sche
pen meestal tegelijk worden geschut. Als op ons kanaal
nog maar het zeilen wordt toegestaan en de jaagdienst
vrijgelaten, is de scheepvaart, zeer voldoende geholpen.
„Dat zij toeneemt, ook wat de kleine of binnenvaart
aangaat, is duidelijk zichtbaar. En wie weet hoe de
groote vaart op het kanaal nog zal vermeerderen, als de
handel van Gent zijn zin zal krijgen en het kanaal
voor schepen van meerderen diepgang dan 42 decinieter
tot Gent bevaarbaar zal zijn gemaakt. Ik wees er even
wel reeds op in mijn vorig schrijven, dat die verhooging
van den waterspiegel des kanaals, waartoe de gemeente
raad van Gent zoo ijverig in de weer is en waartoe hij
op de medewerking van het Belgisch gouvernement kan
rekenen, nog al aan menig bezwaar onderworpen zal
wezen, en wel niet het minst voor Gent zelf. Ik wil
daarop thans niet breedvoerig terugkomen, maar toch
even verhalen, hoe wenschelijk het ware, in haar belang,
dat de koophandel te Gent er allereerst op aand- ong,
dat het kanaal van Zelzaete naar Gent werd verbreed
en daarbij de vele voor de groote schepen en stoomboo-
ten zoo lastige kromten wierden weggenomen of afge
sneden. Het wenschelijke, ja noodzakelijke daarvan is
nu dezer dagen weer gebleken bij de komst van de
groote zeestoomboot Vine, gezagvoerder Asken, welke
zóo lang is dat zij niet verder is kunnen opvaren dan
tot Zelzaete. l'let is ook nog ue vraag of de sluiskom
of schutkolk te Gent niet te weinig lengte heeft en dus
vergroot zal behooren te worden als de haven van Gent
dergelijke groote stoombooten en schepen zal willen
ontvangen.
„Als men in elk opzicht het Belgische gedeelte des
kanaals onpartijdig vergelijkt met het Hoilandsche, zal
cle betere en meer gemakkelijke bevaarbaarheid van het
laatste terstond erkend moeten worden. Als men nu
daarbij bekend is met de belangrijke verbeteringen die
jaarlijks worden en in dit jaar weder aan de sluis- en
kanaal werken van Neuzen door den waterstaat zijn
toegebracht; en als men daarenboven weet, dat wat de
aftappingen betreft welke natuurlijk altijd min of meer
der scheepvaart hinderlijk en nadeelig zijn deze, in
gevolge het traktaat, op last van den Belgischen water-
slaat, te Gent geschieden; moest men dan eigenlijk
niet meteen medelijdend schouderophalen beantwoorden
wat in het artikel Le port de Gand gezegd is? Zie
La Flandre van 10 September.
„De zaak is evenwel van te groot belang om haar zóo
te behandelen. Wanneer en in welk opzicht toch is cle
scheepvaart op liet kanaal van Neuzen onophoudelijk
bemoeielijkt geworden door de traagheid en stijfhoofdig-
yan onzen waterstaat?
„liet middel, in dat artikel aan het Belgisch gouver
nement aan de hand gedaan om te triorapbeoren over den
onwil, zoo het heet, van Holland, tot het wegnemen van
de hinderpalen, die het voortdurend aan de bevaarbaar
heid des kanaals zou toebrengen, is eene soort van bang
makerij die niet veel beduidt.
„Men grave, zegt de sneller van dat artikel, een
breed kanaal tusschen Gent en Heijst, en dat werk zou
den ondergang van Neuzen en van zijn ijzerenweg ter
stond tengevolge hebben
„Mogelijk is het de vrees, dat die ijzerenweg de vaart
op Gent zal doen afnemen, en dat de voorspoed van
dien weg en ook van Neuzen alzoo ten. koste van Gent
zal worden verkregen, welke den schrijver bekropen
heeft en hem doen onderstellen dat ons gouveme.
ment alle middelen in het werk zou stellen, om de
handelsbeweging te Gent, langs het schoone kanaal van
Neuzen zich openbarende, slechts tot eigen voordeel aan
te wenden. Ik weet niet, welke middelen dat zouden
moeten wezenmaar wel weet ik, dat handel en scheep
vaart hier nog volkomen vrij zijn, ;de laatste zoovele
mogelijk wordt begunstigd, en ook, dat dit geheele
jaar van de losplaats van onzen ijzerenweg slechts door
een paar schepen is gebruik gemaakt. Het vervoeren
van menschen en goederen over den spoorweg van hier
naar Gent en omgekeerd, blijft overigens wel toenemen.
„De Piersenspolder bij Sluiskil is gelukkig behouden.
Nu, er is ook met veel beleid en kracht aan het dichten
gewerkt; en niettegenstaande dat, kwam het water daar
nog even aan de lippen. Wat de storm en het hooge
water daar deden, zou de stilte en het lage water aan
den Nieuwen Nenzenpolder teweegbrengen, bijaldien er
niet in voorzien werd. De vooroever van dien polder is
dit jaar weder belangrijk afgenomen. Gelukkig is er
voor de zoo hoognoodige verdediging van dien grooten
en schoonen polder weder een halve ton gonds op de
staatsbegrooting toegestaan.
„Het. behoud van dien polder is voor onze gemeente
natuurlijkook van veel belang, van veel meer belang dan
het dezer dagen afwijzen van het verzoek van onzen ge
meenteraad tot opheffing der vesting aan de landzijde.
„NuNeuzen nog als vesting moet behouden blijven, is
het best mogelijk, dat het garnizoen een volgend jaar
weêr op de oude sterkte zal worden teruggebracht; dat
zou dan ook, naar onze zienswijze, wel noodig en zeker
billijk wezen, want die de lasten moet dragen, mag wel
de vrachten plukken."
De minister van buitenlandsche zaken maakt in de
Staats-courant bekend dat, tengevolge van instructiën
door hem aan Z<\ M-% gezantschap te Brussel gegeven, de
Belgische regeering bewogen is geworden maatregelen
te nemen tot vergemakkelijking van het transito-ver
voer der bagage van reizigers, die in' het bezit zijn van
rechtstreeksehe plaafcsbriefjes van Franse lie naar Neder-
landsche spoorwegstations, op de lijnen Parijs—Brussel
en BrusselAntwerpen— Rozendaal enz.
De bagage namelijk van reizigers die uit Parijs ver
trekken met den trein van 7 uren 30 minuten 's morgens
en die voorzien zijn van directe plaatskaartjes naar
Nederland, zal aan de Belgische grenzen niet gevisiteerd
worden, maar aldaar worden geplombeerd, om bij aan
komst aan de Nederlandsche grenzen weder ter beschik
king der reizigers gesteld te worden.
Die nieuwe regeling is heden in werking getreden.
Bij beschikking van den minister van binnenlandsche
zaken van den 3lcn December jl., is de klerk bij de rijks
telegraaf W. J. D. van Duysberg, op zijn verzoek, met
ingang van den lcn Januari 1870, eervol ontslagen.
Benoemingen en besluiten.
ministerieele departementen. Bevorderd tot hoofd
commies bij het departement van marine de commies
W. J. M. Asmus, en benoemd tot adjunct-commies de
eerste klerk bij dat departement F. Jas.
Bevorderd hij het departement van financiën tot com
mies de adjunct-commies E. A. J. Furstner.
TELEGRAPHiE. Benoemd bij de rijks telegraaf: tot on
derdirecteur le klasse E. F. Vréke. thans onderdirecteur
2e klasse; tot telegrafist le klasse L. F. van Heumen,
F. J. II. Hnysmans en P. J. Hogerzeil, thans telegrafisten
2e klasse; tot telegrafist 2e klasse F. Stoel, J. W. van der
Noorda, II. L. Peerlkamp, J. L. Verment, J. G. Bemel-
mans, A. Pot, II. J. de Boeuff, A. J. van Beek, L. Bron
der t, H. F. Bordewijk, A. Oudshoff en J. W. Lvan Bij-
levelt, thans telegrafisten 3C klassetot telegrafiist 3«
klasse na afgelegd examen, H. G. Berghuis van Woort-
man en J. A. de Man, thans leerlingen-telegrafist.
Bij het departement van financiën met hun tegenwoor-
digen rang overgeplaatst: W. C. A. Staring, referendaris
bij het. departement van binnenlandsche zaken; E.Wencke
bach, ingenieur van de rijkstelegraaf; J. M. Collette,
adsistent-ingenieur bij de rijkstelegraaf; J. J. A. Stützer,
commies op het bureau van den ingenieur van de rijks
telegraaf; P. J. van de Kasteele en W. C. P. van der
Burgh, commiesen ter contróle van de rijkstelegraaf.