prachtig weder; geen enkel point noir vertoonde zich aan den horizon. Geen wonder, zegt de Figaro, zij zijn allen samengepakt hoven het wetgevend lichaam, alwaar de meerderheid, voor zooverre er eene bestaat, zelfs in de oogen van sommige oflicieuse regeeringsorganeh geen genade vinden mag. Alle discipline is weg en de vernie tiging der verkiezing van den heer Giraud op den eenen dag, met hare goedkeuring op den volgenden heeft zelfs den heer Pinard wanhopig gemaakt, wiens invloed als oud-minister zich daarbij nog moest doen gelden om den heer Giraud voor la mort sans phrase te behoeden. Het officieel orgaan der Fransche regceriug bevat het jaarlijksch financieel rapport van den minister van finan ciën aan den keizer. Dit stuk is ditmaal al zeer optimis tisch gesteld en doet den lezer duizelen te midden van den cijf er-doolhof, waarin de minister hem rondvoert. De heer Magne begint met eene beschouwing over de vlot tende schuld, welke van 1050 millioen franken, gelijk zij op 31 Juli 1868 bedroeg, is teruggebracht tot 818 milli oen, ook als gevolg der leening van 429 millioen franken. Dit bedrag is dus nog hoog genoeg, gelijk dan ook door den minister, ondanks zijn optimisme wordt erkend. De heer Magne verklaart voorts het budget van 1868 geheel en al gesloten en geliquideerd met een overschot van ongeveer achttien millioen. Wat het batig slot der be grooting van 1869 betreft, dit wordt door hem geraamd op 55 millioen franken, waarvan de minister vijftien millioen wil bezigen tot vermindering der vlottende schuld en aan het wetgevend lichaam de bepaling over laten van hetgeen met het overblijvende geschieden zal. Het rectificatief budget van 1870 bevat vijl en twintig millioen meer uitgaven dan voorzien was, doch zal toch, volgens bewering van den minister, waarschijnlijk een batig slot van negen millioen franken opleveren. Einde lijk wordt door den heer Magne medegedeeld dat het budget van 1871 allerschitterendst zal zijn. Daarbij zal niet alleen evenwicht zijn tusschen inkomsten en buiten gewone uitgaven, maar tevens kunnen worden overgegaan tot verhooging der bezoldiging van eenige lagere staats ambtenaren. Zelts wordt het uitzicht op eene verminde ring van belasting gegeven. Daaronder worden genoemdhet successie-recht, eenige belastingen, welke vooral den landbouw drukken, en de patentbelasting; kortom de toestand wordt door den heer Magne als geheel en al voldoende beschouwd. Menvergete daarbij echter niet dat in de kunst om cijfers te groepee- ren Napoleon's ministers van financiën steeds zeer be dreven zijn. Naar aanleiding der laatste drukpersvervolgingen is eergisteren in het wetgevend lichaam de quaestie der vrijheid van drukpers weder ter sprake gebracht. Bij die gelegenheid heeft de minister van binnenlandsche zaken de oude theoriën van het Napoliontisch gouvernement op dat gebied weder ontwikkeld. Hoewel de minister overigens erkende dat de gedurende de laatste maanden verleende drukpersvrijheid gunstig voor het gouverne ment gewerkt had, betoogde hij dat die drukpersvrijheid onder een deel der bevolking ongunstige resultaten had opgeleverd. Daarom had de regeering sommige heftige aanvallen van den laatsten tijd niet stilzwijgend kunnen laten voorbijgaan. Volgens de mededeelingen van het Parijsch dagblad la Patrie zou de oplossing van het raadsel der te Lissa bon geheerscht hebbende agitatie hierin gelegen zijn: De maarschalk de Saldanha en zijne partij, vooral onder de militairen te vinden,zouden de Iberische eenheid wenschen en aan het bestuur willen komen om deze in het leven te roepen. Men weet dat een deel der Portugeesche natie tegen dit denkbeeld krachtige oppositie voert, zoodat thans ook weder uit alle oorden des lands petitiën naar Lissabon worden gezonden, waarbij op de handhaving van de volledige onafhankelijkheid des lands wordt aan gedrongen. Volgens gerucht zou het Fransch gouverne ment aan deze door den Portugeeschen ambassadeur te Parijs uitgelokte agitatiën niet geheel vreemd wezen. De te Lissabon door de houding des hertogs van Sal danha veroorzaakte agitatie schijnt thans echter weder geweken te zijn. De koning heeft openlijk de politieke gevoelens der Saldanha-partij afgekeurd, waardoor de natie ten opzichte der Iberische eenheidsplannen weder is gerustgesteld. Het concilie te Home heeft zijne voorbereidende werk zaamheden gisteren voortgezet en zich bezig gehouden met de benoeming van vier verschillende commissiën. Volgens de officieele opgave hebben thans 1044 te Rome aanwezige geestelijken het recht om in deze kerkverga dering zitting te nemen. In de algemeene congregatiën en vergaderingen mag alleen de latijnsche taal gebezigd worden. De Oostersche geestelijken, die deze taal niet kunnen spreken, zullen zich van beëedigde tolken be dienen. In verband met het gisteren medegedeeld artikel uit de Civilta Cattolica is het niet onbelangrijk op te mer ken dat ook de. toespraak van paus Pius bij de opening van het concilie geenszins de toenaderiugsgezindheid ademt, welke men daarvan meende te mogen verwachten. Uit die toespraak gelijk zij in verschillende organen, welke uit Rome worden geïnspireerd, voorkomt blijkt hoe de paus meent dat „het huis Gods" in onze dagen „aan de vreeselijkste aanvallen des duivels" bloot staat, welke gezegde duivel de „groote samenzwering stookt, die door de goddeloozen gesmeed wordt en zich wijd en zijd uitstrekt, krachtig door eensgezindheid, machtig door rijkdommen, invloedrijk door samenstelling en als dekmantel het masker der vrijheid aannemende." Moet men deze woorden met hunne gewone beteekenis in den mond der geestelijkheid te Rome opvatten, dan doen zij gelooveu aan de meest heftige aanvallen, welke de leider der kerkvergadering tegen de bestaande maatschappelijk- politieke toestanden richten wil. Het officieel orgaan te Florence bevat thans de samen stelling van het nieuw ministerie. De heer Lanza zal op treden als minister van binnenlandsche zaken en presi dent van den raad, de heer Sella als minister van finan ciën, Kaeli als hoofd van het departement van justitie, de generaal Govone als minister van oorlog, Gadda als minister van openbare werken, Correnti als minister van openbaar onderwijs, Visconti-Venosta als minister van buitenlandsche zaken, terwijl aan den heer Cassagnola de portefeuille van landbouw en ad interim die van mari ne is opgedragen. Laatste berichten. Een bericht uit Parijs, in het heden middag te Brus sel verschenen nommer van l'Indëpendance opgenomen, meldt dat keizer Napoleon weder lijdende is aan zijne bekende kwaal. Een andere mededeeling, in datzelfde blad, verze kert dat de optreding van een kabinet Daru, zonder Emile Ollivier, bepaaldelijk is ter zijde gesteld. Brieven uit België. Brussel 10 December. In afwachting van mijn brief over de Belgische zaken zend ik u hier eenige niet onbelangrijke aanteekeningen van een staatkundig persoon te Parijs. Hoewel zij in zeer geavanceerden geest gesteld zijn, zult gij die met belangstelling lezen. Ik laat hem nu het woord. „Ik geloof niet dat men hier spoedig tot een eind zal komen. De leiders der partijen gaan met veel overhaas ting te werk. Niemand weet intusschen of ook het on geduld der meer bepaalde volksleiders groot zal blijken te zijn. Ik geloof het niet. „De liberale partij stond verbaasd over de snelheid, waarmede de oude conservatieve partij gesloopt wordt. Maar reeds herstellen de liberalen zic.h van hunne ver bazing. Spoedig zullen zij sterk en talrijk zijn, sterk in talent en talrijk door talent. De Montpayroux staan thans aan de eene zijde, en de Gambetta's aan deaudere; de doctrinairen en rethoren willen een lange parlemen taire campagne tegen een ministerie-Olivier. Meu zal hun wensch inwilligen. De Montpayroux zullen dan het kei zerrijk willen redden als daarvan dienaren zijnde. De Gambetta's zullen vervolgens eene schoone revolutie in het leven willen roepen, zonder echter daarbij hunne clientèle noch hunne vier maaltijden te willen verstoren. „De regeering zal de kamer niet ontbinden zij is haar goed genoeg om te kunnen regeeren. De meest te voor ziene gang der zaken is dat iedereen zich gedurende 5 jaren zoo goed mogelijk zal staande houden, en dat na verloop van dien tijd, bij de alsdan te houden verkiezin gen, alles zal ineenstorten. „Nevens deze normale waarschijnlijkheden welke in de hand gewerkt worden door de onhandigheden van het oudere Frankrijk, hetwelk la jeune France aanvalt en daardoor evenzeer het arme volk, dat zijn best doet, van zich vervreemt, terwijl de uitstekendste der jongere school het oude Frankrijk sloopen, en alle traditie en alle geloof dooden bevinden zich nog talrijke andere mogelijk heden de dood des keizers of de verergering zijner kwaal, die niet slechts het staatsgebouw krakend zullen doen ineenstorten, maar eene vernieuwing van den be- staanden toestand onmogelijk maken. „Het parlement zal wel genoodzaakt zijn gedeeltelijke doch belangrijke vrijheden te schenken, en daarvan zal men spoedig gebruik maken. De eed zal vervallen of door revolutionaire verschijnselen verdrongen worden- Plaatsgebrek verhinderde ons tot dusver dezen en den vol genden brief van onzen Brusselschen correspondent op te nemen. De officieele candidatuur zal verdwijnen en dat alles binnen twee jaren ten hoogste. Dan zullen de onbeëedig- den bij massa's in het wetgevend lichaam komen. Vóór dien tijd zal intusschen reeds de uitmuntende raad van Edgar Quinet gevolgd zijn: de in beschuldigingstelling van den 2C|> December en bloc aankondigen en dit als vereenigingsleus en vaandel stellen voor republikei nen en voor alle logische en eerlijke lieden. Wanneer dat eenmaal goed gesteld is, zal er over alle staatkundige mannen een licht zijn opgegaan voor alle bevolkingen en zal het keizerrijk onmiddellijk zijn paspoort vragen. „De linkerzijde is behendig te werk gegaan. Zij heeft de regeering in hare macht, en de te harer beschikking staande talenten zijn groot genoeg om haar alle gecon- fisceerde en opgeschorte vrijheden te doen teruggeven. „De keizer had zich misschien kunnen redden door onmiddellijk Emile Olivier met de ontbinding der kamer te belasten. Thans is het reeds te laat om die wending van bakboord naar stuurboord te beproeven tegen den revolutionnairen wind in, die, goedschiks of kwaadschiks, het gouvernement voorwaarts drijft. De oppositie gaat overigens haar's weegs. Doch ook zij heeft hare scheuring. Men werkt er ten minste aan. De plateforme der ware rechterzijde zal het volksbesluit zijn waarbij de wetten verbeterd zullen worden." Brussel 12 December. Mijne voorspellingen ten opzichte der wet op de militie zijn niet uitgekomen. Het wetsontwerp is in tweede lezing onveranderd aangenomen. Wees intusschen niet te haastig met uwe gevolgtrekkingen; niets is nog be slist. Wachten wij eerst af welk onthaal aan genoemd wetsontwerp in den senaat tebeurt zal vallen, en welke houding het der regeering behagen zal aan te nemen. Overigens, ik heb het u reeds gezegd, is dit wetsontwerp eigenlijk uietsbeteekenend, en wat het nog aan hervor mingen bevat is de moeite niet waard. De Belgische geestelijkheid schreeuwt er echter niet te minder over, omdat men den schijn aangenomen heeft de privileges der geestelijkheid te verkorten. Doch dat is slechts een tactiek. Indien wij voor zoo'n kleinigheid reeds zoo hard schreeuwen, denken de geestelijken, zal het ministerie onze privileges nooit ernstig durven aantasten. Men kent het spreekwoord: fin contreJin, il n'y a pas de doublure. Nooit zullen onze tegenwoordige staatslieden met vrucht tegen het episcopaat strijd voeren. De grootste rampen die de kerk treffen om mij van hunne taal te bedienen zijn de heftigheden en de onverdraagzame en buitensporige handelingen der kerk zelf. Zoo zullen wij ook het oecumenisch concilie ten haren nadeele zien keeren. Het bewijs daarvoor vind ik-in het verstandige en der overdenking wel waardige woord van een kerk vader, Gregorius van Naziarize, die zeide„Ik heb nooit een concilie een goed einde zien nemen, en steeds bemerkt dat het, in stede van het kwaad te ver helpen, dit vergrootte." Gij ziet dus dat er ten allen tijde, en vroeger meer nog dan tegenwoordig, paters Hyacinthe geweest zijn, die, ten spijt van alles, luide de waarheid verkondigden. De geschiedenis heeft dat woord overigens maar al te zeer bevestigd. Het concilie van Trente veroordeeldej in zijn 17c zitting in de maand Januari van het jaar 1562, zooveel boeken dat, volgens het gezegde van Fra Paolo Sarpi in zijne geschiedenis van dat concilie, een goed catholick schier geen enkel boek meer kan lezen of opslaan; de heilige geest had een algemeene onwetend heid verordeneerd. Datzelfde beproeven ook thans nog onze Belgische bisschoppen door de geheele liberale pers in den ban te doen. Al wie geabonneerd is op l'Indépen- dance beige of op l'Etoile beige ziet zich, volgens het bevel van mgr. Dechamps, aartsbisschop van Mechelen en pri maat van België, den woedenden doch met zalvende vor men bedeelde tegenstander van mgr. Dupanloup, de abso lutie ontzegd. En tot welk doel bij slot van rekening denkt gij dat de prelaat zich van zijne banbliksems be dient? In het belang der kerk? Och kom! Het strekt om de geloovigen te dwingen zich, bij gemis van alle andere lectuur, wel op de clericale bladen te abonneeren, welke nu weinig lezers vinden en dus met moeite en veel kosten hun bestaan rekken. Ziedaar dus de banblik sems der kerk gebezigd tot reclame! O tempora o mores SNELPERSDRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 6