BIJVOEGSEL VAN BE MID DELBURGSE HE COUBANT.
Donderdag 16 December 1869. No. 248.
©uitenlattö.
Gemengde berichten.
Sedert 'eenige dagen liepen te 's Hage zeer uiteen-
loopende geruchten nopens de ontdekking van uitge
breide diefstallen van juweelen enz. aan de bank van
leening, waaraan eenige beambten zich, met onderlinge
samenwerking sedert korten of gernimen tijd, schuldig
zouden hebben gemaakt. Men verzekert dat die geruch
ten alleszins overdreven zijn. Men is tot de ontdekking
gekomen van eenige oneerlijke practijken bij het in ont
vang nemen van beleende goederen, maar hieraan is in
zoover gevolg gegeven, dat twee daarbij betrokken be
ambten, na gestorte schadevergoeding, zijn ontslagen.
{Het Vaderland.)
Gedurende het met Juni geëindigde dienstjaar der
posterijen in de Vereenigde staten zijn 760 millioen brie
ven verzonden, zijnde dit 40 millioen meer dan in het
vorig jaar. Gemiddeld heeft alzoo ieder man, vrouw en
kind twintig brieven in het jaar verzonden.
Omtrent de toeneming van het vervoer binnen de
stad New-York is de volgende curieuse berekening ge
maakt. In 1855 bedroeg de bevolking 630.000 zielen en
het aantal personen die door rijtuigen vervoerd werden
19,728,000, of 31 maal de bevolking. In 1868 werden door
middel van de stedelijke spoorwegen 105,500,000 perso
nen vervoerd of 104maal het aantal bewoners.
De budget commissie van de Hongaarsche tweede
kamer stelt voor, het zegel op de dagbladen af te schaffen,
en dat te vervangen door eene belasting op de adverten-
tiën. De Hongaarsche minister van financiën, de heer
Lonyany, is van dat plan niet afkeerig.
In Zweden is eindelijk de wet opgeheven, waarbij
ieder die een Zweed verleidt tot afval van de zuivere
Evangelisch-Lutherbche kerk, tot geldboete en gevange
nisstraf werd veroordeeld.
Aan een onlangs door ons medegedeelde opgave
van "het aantal huizen dat in eenige landen gemiddeld
op een vierkante geographische mijl gevonden wordt,
sluit zich eigenaardig aan de volgende statistiek van het
aantal bewoners dat in de steden en op het platteland
gemiddeld in ieder huis gevonden wordt. Dat aantal
bedraagt: in Engeland en Wallis 5.1, België 5.2, Frank
rijk 4.9, Ierland 5 6, Nederland 5.9, Italië 5.9, Spanje 5 9,
Beieren 6.2, Vereenigde staten 6.3, Noorwegen 6.4, Oos
tenrijk 6.6, Baden 6.8, Hanover 6.9, Zwitserland 7.2,
Pruisen 8.9, Saksen 9.7,
Onze lezers zullen zich herinneren dat den 8C" Augus
tus 11. een achttienjarig jongman in de Domkerk te Ber
lijn een met een tinnen kogel geladen pistool afschoot op
den licentiaat dr ITeinrici, terwijl deze de godsdienst
oefening leidde en het geloofsformulier uitsprak, en dat
de dader bij het plegen van den moordaanslag den gees
telijke toeriep: „Je liegt!" De vorige week is deze
persoon door den jury schuldig verklaard aan poging
tot moord en door het gerechtshof tot twaalf jaren tucht
huisstraf veroordeeld geworden.
In de hoofdstad Cordova der Argentijnsche repu
bliek (in Zuid-Amerika) zal den 15cn October van het
volgende jaar eene wereldtentoonstelling van voort
brengselen van nijverheid, kunst, stoomvermogen, land
bouw-werktuigen enz. geopend worden.
Staten-generaal.
De namen der 21 leden die tegen de spoorwegbegroo-
ting hebben gestemd zijn die van de heeren Begram,
Taets, van Sypesteijn, Haffmans, de Brauw, Kien, van
Lijnden, Sandberg, Insinger, Heijdenryck, Hasselman,
Vader, Hoffmann, Heemskerk Az., van Naaraen, van
Voorthuijsen, Bichon, van Kuijk, Willebois, de Casem-
broot en Nierstrasz.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Dinsdag, 14 December.Voortzetting der dis-
enssiën over de begroeting van biimenlandsche zaken.
Ingekomen zijn weder adressen tot vermindering der
kosten voor het defensiestelsel, alsmede een exemplaar
van het verslag over het inlandsch onderwijs in 1866.
De discussiën over de begrooting van binnenlandsclie
zaken worden voortgezet en wel over de zevende afdee-
ling betreffende bet onderwijs.
De heer van Wassenaer begint met te herhalen wat hij
reeds bij de algemeene begrootiDgsdiscussiën zeidemen
wil in zake van onderwijs de natie vormen naar de wet
in stede van de wet naar de gevoelens der natie te maken.
Partijen zijn een bewijs van leven en zelfstandigheid in
een land, maar partijschappen zijn altijd doodend geweest
voor elke schoone nationale quaestie. Hij wil door cita
ten uit een boek, le Christianisme et Vesprit moderne,
aantoonen hoe onrechtvaardig ile voorstanders van bij
zonder en godsdienstig onderwijs worden beschuldigd.
Hij is voor de beschaving der 19Je eeuw, maar aan het
onderwijs in al wat de tegenwoordige ontwikkeling
medebrengt moet gepaard gaan het onderricht in de ge
openbaarde waarheid. Hij klaagt over de miskenning
der vrijheid die thans door zijne partij ondervonden
wordt en wijst op dc particuliere inrichtingen voor onder
wijs van vroegeren en ook op die van den tegen woord igen
tijd, zooals de catholieke school te Katwijk, waar zulk
uitnemend onderwijs wordt gegeven. Na breedvoerige
bespreking van de verschillende takken van onderwijs
verklaart 'hij bij de behandeling van het lager onderwijs
eene motie in gereedheid te hebben gebracht die hij
later zal voorstellen, van den volgenden inhoud: „De
kamer, van oordeel dat enkele bepalingen in de wet
geving de vrije ontwikkeling van het bijzonder on
derwijs belemmeren, gaat over tot de behandeling van
art. 116 der begrooting van binnenlandsclie zaken. „Hij
stelt die motie evenwel nog niet voor omdat hij den loop
der discussiën wil afwachten.
De heer Heijdenryck heeft niets bespeurd van de con
ciliate die dit ministerie zou tot stand brengen. Dit
ministerie is onder die leus door zijn formeerder, den
heer Thorbeclce, aan de kamer gepresenteerd, maar
juist op het punt waarop conciliate volgens hem noodig
was, de onderwijsquaestie, heeft de heer Fock zulke
pertinente verklaringen afgelegd dat noch van hem,
noch van de meerderheid der kamer die dit kabinet
steunt, eenig herstel van grieven in dat opzicht is te
wachten.
De heer van der Does de Willebois betreurt de rich
ting die aan het onderwijs wordt gegeven, waarbij zelfs
aan de kinderkens niet wordt ingeprent dat zij eenmaal
voor Gods rechterstoel moeten verschijnen om reken
schap van hunne daden te geven. Wat de grieven betreft
men zou, om ze te leeren kennen, bij de kinderen moeten
terecht komen, en dat getuigenis zou verworpen worden.
De heer Vader verklaart vroeger mede gepetitioneerd
te hebben om de gemengde school in het leven te roe
pen; hij verwachtte met den heer Thorbecke daarvan
verbroedering van alle gezindheden. De staatsschool
bleek echter niet te zijn wat de minister Thorbecke er
van voorspiegelde: Zij is godsdienstloos, het Christelijk
beginsel, het eenig middel tot ontwikkeling van geest
en harten tot geluk, staat er niet op den voorgrond maar
wordt er verbannen.
De heer Luyben bespreekt de wijze waarop in som
mige scholen de geschiedenis wordt gedoceerd en wijst
onder anderen op de valsche voorstellingen die men de
jeugd van den aflaathandel, de beeldstormerij en wat
dies meer zij geelt, llij verzoekt tevens aan de regeering
om den schoolopziener te Breda terecht te wijzen over
ziju ongunstig publiek gemaakt oordeel omtrent de gees
telijke scholen in die plaats; daar die openbare afkeu
ring, volgens spreker ongegrond, is nadeel aan dergelijke
inrichtingen toegebracht.
De heer van Kuyk komt op tegen de weelde in het
middelbaar onderwijs, en de zucht om van rijkswege
meer en meer hoogere burgerscholen op te richten
Zulke scholen voor meisjes, gelijk men volgens de begroo
ting voornemens is te subsidieeren, acht hij ook on-
practisch.
De heer Jonckbloet verdedigt de staatsschool in het
algemeen. De godsdienstqnaestie, die door sommige
sprekers op den voorgrond gesteld is, acht hij niet aan
de orde. Tegenover het gevoelen van enkele stelt hij het
erkende gevoelen van de meerderheid der natie.
De heer Rutgers vraagt aan den heer van Wassenaer
of nu zijn motie van orde na de gehouden discussiën
niet voldragen is.
De heer van Wassenaer antwoordt toestemmend en
stelt de motie daarop voor, doch trekt ze voorloopig
in, uithoofde hij geen discussie wilde belemmeren.
De heer van Nispen van Sevenaer, hoezeer ongesteld
en niet mogende spreken, acht zich verplicht den heer
Jonckbloet te repliceeren; hij wijst er op dat hij verle
den jaar er ook op gewezen heeft dat men de vrijheid
aan banden legt die de grondwet beloofd heeft, en dat
het hier geldt het gewetensbezwaar van vele ouders om
hunne kinderen eene opvoeding te geven in die begrip
pen die zij voor de eenige ware houden.
De heer van Lynden bespreekt vier punten
1°. huldigt de grondwet het liberale beginsel betref
fende vrijheid van onderwijs in zijne ware opvatting;
2°. is er onder deze grondwet geene meerdere vrijheid
te verkrijgen;
3°. zijn er redenen die van liet verleenen van meer
dere vrijheid moeten terughouden; en
4°. bestaat er uitzicht op meaewerkingom de verlangde
meerdere vrijheid te verkrijgen.
Het betoog van spreker strekt om de noodzakelijkheid
van meerdere vrijheid voor de gezindte scholen aan te
toonen.
Aan het slot beroept hij zich op de verdraagzaamheid
van den heer Knoop, die zijne verkiezing in plaats van
den heer van Foreest minder als specialiteit in militaire
zaken, dan wel aan zijne beginselen omtrent de onderwijs
quaestie zou te danken hebben.
De generaal Knoop repliceert hierop dat hij de bespre
king van die zaak hier minder toepasselijk acht.
In den loop der zitting is een voorstel van den heer
Virulyom het verslag betreffende het inlandsch onderwijs,
dezen morgen ingekomen, in banden eener commissie te
stellen, verworpen met 36 tegen 28 stemmen.
Het wetsontwerp tot afschaffing van de doodstraf be
vat bepalingen waarbij die straf, waar zij bij de burger
lijke en militaire strafwetten is bedreigd, wordt afge
schaft in tijd van vrede, maarzij wordt behouden volgens
de militaire strafwetten in gevallen van oproer, opstand,
muiterij enz. De doodstraf wordt vervangen door levens
lange en tuchthuisstraf van 5 tot 25 jaren. In de memorie
van toelichting wordt een historisch overzicht gegeven
en met aanhaling der buitenlandscbe wetgevingen, het
beginsel der afschaffing op wetenschappelijk en maat
schappelijk gebied verdedigd.
Algemeen OTerziclit.
Gedurende de laatste dagen worden er weder menig
vuldige kabinetsraden te Parijs gehouden, hetgeen na
tuurlijk de verschillende geruchten omtrent eene wijziging
van het ministerie of omtrent een ontbinding van het
wetgevend lichaam en eene oproeping der natie tot de
nieuwe keuze eener kamer van afgevaardigden, telkens
op nieuw verlevendigt. Over het algemeen wórdt het
laatste intusschen minder waarschijnlijk geacht. De re
geering zegt men met eene woordspelingmoet hare
kamer houden, wil zij niet,bij de tegenwoordige buiige
politieke atmospheer nog zieker worden dan zij reeds is.
De keizer zelf is geheel hersteld en heeft eergisteren
nog in het bosch van Boulogne gewandeld. Het was