MIDDELBURGSCHE COURANT. N°' 240. 1869. Dinsdag 7 December. Middelburg 5 December. Benoemingen en besluiten. Onderwas. x Kerk nieuws. Gemengde berichten. De tusschen den heer Fransen van de Putte en den minister van justitie in de eerste kamer gevoerde dis cussie over de rijks-bijdrage voor het kanaal door het vierde district van Zeeland (waarvan wij in ons nommer van 2 December melding maakten) vinden wij in het Bijblad aldus opgeteekend „De heer Fransen van de PutteHet doet mij leed dat geen van de heeren aan de groene tafel is opgestaan om een woord namens den minister van financiën te zeggen in antwoord op ons verslag. De commissie v<tn kochtc gronden niet meer geacht kunnen worden te be- rapporteurs heeft de goedheid gehad om in het verslag op te nemen wat in mijn sectie is besproken. Het was uit een financieel oogpunt tamelijk onverschillig of de post voor het voormalig vierde district van Zeeland gebracht werd op de begrooting van hoofdstuk V der staatsbegroo- ting dan wel op die van het domeinfonds. „Ik houd het echter voor een punt van regelmaat, dat hij die de baten geniet, ook de lasten draagten daar nu het domein tot heden toe al de baten uit dat district genoten heeft, acht ik het wenschelijk dat deze post ten laste van het domein kome. „Dit, mijnheer de1 voorzitter, alleen wat betreft de regelmaat. „Ik heb echter nog eene andere reden, en die bestaat daarin, dat al de werken van het domein, onder andere de kosten van de indijkingen die nu sedert jaren succes- sivelijk hebben plaatsgehad, wel degelijk zijn gebracht op de begrooting van het domeinfonds. Daardoor is feitelijk reeds erkend hetgeen ik zoo even zeide, dat na melijk hij die baten heeft, ook de lasten moet dragen, en daarom is het voor mij onbegrijpelijk dat deze post op hoofdstuk V is gebracht en niet op de begrooting van de domeinen, en waarom V Omdat in 1850 en 1851 reeds door de toenmalige regeering is erkend geworden dat het nadeel, door tal van polders ondervonden, zijn oor sprong had in het belang van de domeinen, vroeger voor de defensie, later voor indijkingen. Intusschen is de zaak blijven slapen en niettegenstaande alle demarches van de polders bleef de zaak hangende tot het jaar. 1863. Nu is de zaak weder te berde gekomen maar het ver schil tusschen de polders over de bijdragen van hun kant heeft de voortzetting belet, en wel voornamelijk op dezen grond, die mijns inziens juist is, dat niet de pol ders, maar de staat, onder welken titel dan ook, ver plicht was daarvoor te zorgen, liet was toch het domein dat die nadeelen berokkend had, en nu was het niet mo gelijk voor de voorliggende polders, die zooveel hooger liggen, de achterliggende polders te doen sueeren. En het is daarenboven bekend, dat.daarbuiten de aanslibbingen zoo sterk zijn, dat hét ook daarom niet mogelijk is de suatiën daarheen te brengen. Die polders moesten dus medegaan door het geprojecteerd kanaal. Ook hebben de staten van Zeeland in 1866 en vroeger geweigerd eene bijdrage te geven, omdat ook zij van oordeel waren dat het eene rijkszaak, eene zaak van het domein was. Maar wat lmt meest afdoet en waarom het mij leed doet dat deze post op hoofdstuk V is gebracht, is daarin gelegen, dat die post aanleiding heeft gegeven tot aanmerkingen en bezwaren, die vervallen zouden zijn, indien hij op de begrooting van bet domeinfonds ware uitgetrokken. „Het ligt in den vorm: het domein toch is eene zaak van huishoudelijken aard. Daar nu laatstens de polders tot eene bijdrage en wel van der vereischte som zijn toegetreden, zou eene exceptioneele regeling als de voor gestelde geen tegenstand hebben ontmoet, terwijl de post, onder de waterstaatswerken gebracht, kan geacht worden onder de regelen voor subsidiën gesteld, te be- hooren. Nu had ik gaarne inlichting ontvangen waarom die post op hoofdstuk V der staatsbegrooting werd ge bracht, maar daar de minister van binnenlandsche zaken niet tegenwoordig is, hoop ik dat mijne woorden tot die inlichtingen mogen leiden, teneinde en wel voornamelijk de bezwaren die van louter vormelijken aard zijn te doen vervallen, zoodat bet distriet niet langer in de bestaande moeilijkheden blijft verkeeren. „De heer van Lilaar, minister van justitie: Inden regel is het waar en wenschelijk dat waar de baten val len ook de lasten worden gedragen. Echter is bet der regeering niet eigenaardig toegeschenen uit het domein fonds uilgaven aan te wijzen voor reeds door het rijk verachte gronden. Aan verkochte gronden toch kleven geene lusten voor het domein, en de voor die gronden later te besteden kosten kunnen dus ook niet komen ten laste der overblijvende domeinen. Die uitgaven behooren in rekening te worden gebracht op de staatsbegrooting. Het bedoelde fonds kan alleen worden bezwaard met uitgaven ten behoeve der domeinen, waartoe de ver- hooren. y „De heer Fransen .Nrn de Putte: Het is natuurlijk dat de post eenmaal op een hoofdstuk der begrooting ge bracht zijnde, de regeering daarbij blijft; maar het argu ment van den heer minister, die de zaak opneemt, acht ik niet afdoende. De minister erkent dat wie de lusten heeft ook de lasten behoort te dragen; maar dan is het ook duidelijk dat tot die lasten behoort de vergoeding van toegebrachte schade. Dat is de natuurlijkste vorm. Ik acht het dus noodig dat alles wat tengevolge van de handelingen van het domein plaats heeft op die begroo ting voorkome. Of die begrootiug nu sluit met 4 of met 6 ton doet niets ter znke; genoeg, er was ruimte voor in do domeinbegrooting." De tweede kamer heeft zich heden beziggehouden met de behandeling van de administratiën der eere diensten. Aan de algemeene beschouwingen daarover namen deel dc heeren Cornelisj Heydenrijck, van Lijnden, de Willebois, Luyberi, van der Maesen, Jonckbloet, Thorbecke, van Wassenaer en onderscheidene minis ters. Morgen wordt de discussie voortgezet. Het bij de tweede kamer ingediende wetsontwerp tot afschaffing van de tentoonstelling en van de lijfstraf (geeseling) in een onzer vorige nommers stond abu sievelijk gij zei ing in de gevallen waarin deze straf fen nog zijn bedreigd, is ingediend uithoofde de regee ring meent, dat deze straffen niet meer in dezen tijd te huis behooren en sommige niet afgeschafte bepalin gen van het strafrecht nog als hier te lande geldende zouden kunnen worden beschouwd. Bij beschikking van det minister van justitie is aan Frederik Ekkelboom op verzoek eervol ontslag verleend als brigadier der rijks-veldwacht tc Heinkenszand, en de brigadier-titulair der rijksveldwacht P. Verdouw van Vlissingen verplaatst naar Heinkenszand. Het in ons vorig nommer medegedeeld koninklijk besluit van den 26"> November tot vestiging in de ge meente Vlissingen van eene commissie van toezicht over het vervoer van landverhuizers, is opgenomen in de Staatscourant van Zondag en Maandag 5 en 6 December. Daaruit blijkt nader, dat eene door den minister van binnenlandsche zaken vast te stellen instructie de werk zaamheden der commissie regelt. Te Peize en Roden (onderdeden van het kiesdistrict Zuidhorn) is tot candidaat gesteld voor de tweede kamer der staten-generaal mr. E. Cremers. Te Zuidhorn is dooi de anti-revolutionairen candidaat gesteld de hoogleeraar Gratama, te Groningen. Ook te Sneek ligt thans een adres aanMen koning'ter teekening, waarbij vermindering der kosten van defensie wordt gevraagd. ridderorden. Vergunning verleend aan P. van Sehen- del, kunstschilder, wonende te Brussel, tot het aanne men en dragen der versierselen van ridder der Leopolds orde, hem door Z. M. den koning der Belgen geschonken. MINISTERIEELE DEPARTEMENTEN. Op VCrZOek eervol ontslag verleend aan J. Oltmans, uit zijn betrekking van commies bij het departement van financiën, behoudens aanspraak op pensioen. leger. Op verzoek eervol ontslag uit Zr. Ms. militairen dienst verleend, met toekenning van pensioen, aan den dirigeerenden officier van gezondheid 2» klasse F. A. C Dumontier, chef van den militairen geneeskundige dienst in Suriname, thans met verlof hier te lande. De gemeenteraad van Rotterdam heeft tot leeraar in de beginselen der plant-, dier-, aard- en delfstofkunde aan de hoogere burgerschool benoemd den heer H. J. van Ankum, tijdelijk leeraar aan de hoogere burgerschool te Groningen, belast met het onderwijs in de natuurlijke historie. De heer Schouw Santvoort, predikant bij de Neder- duitsche hervormde gemeente te Arnhem, heeft het be roep naar Leiderdorp aangenomen, omdat hij na zijne jongste ongesteldheid een landelijken werkkring meer voor zich geschikt acht. Betreffende het verbranden van een schip met pe troleum te Rotterdam wordt ons van daar nog gemeld; „Wie in den nacht van Vrijdag op Zaterdag, door brandgeroep gewekt, zich naar dc Boompjes begaf, had daar een indrukwekkend schouwspel voor zich. Aan de overzijde, over de rivier, vertoonde zich een felle vuur gloed,die zich over eene tamelijke uitgestrektheid scheen uit te strekken. „De^ eb maakte den overtocht anders dan met stoom- booten onmogelijk. Toch werd van hier hulp verstrekt twee spuiten werden door een stoomboot overgebracht; terwijl de autoriteiten zich met eene andere stoomboot naar het eiland lieten brengen. Aan blusschen was echter geen denken alleen kon men uitbreiding van den brand voorkomen door de in de nabijheid liggende sche pen in veiligheid te brengen. „De brand is omstreeks 124 uur ontstaan in de kajuit, naar men zegt door het te hard stoken van den kachel, waarvan de gloed een beschot in vlam zotte. De tweede stuurman was (naar men verder zegt) bij den kachel in slaap gevallen, doch is gelukkig nog in tijds wakker geworden. „De gekoperde bark is totaal verbrand. Het schip toebehoorende aan de reeders C. L. Brauer Sohn te Bremen, zoowel als de lading waren in Engeland geas sureerd. Het schip had zijne lading petroleum, van Philadelphia aangevoerd, bijna gelost; slechts ruim 200 vaten, die nog aan boord waren, zijn verbrand. De lading was voor verschillende huizen bestemd. „Het Engelsche schip William, gezagv. Cole, dat met eene volle lading petroleum aan boord vlakbij de Theone lag, heeft slechts eene lichte schade bekomen, dank zij de flinke hulp van hier." Te Rijswijk had een zesjarige knaap aanplakbil jetten afgescheurd. De veldwachter had hem met den vinger gedreigd, en daarmede was deze zaak afgeloopen Eenigen tijd later kwam de veldwachter, juist op den verjaardag van den knaap, aan diens woning om het biljet voor de volkstelling te bezorgen. De jongen meende niet anders, of hij zelf was het doel der komst van den politiebeambte, en om te ontsnappen klom hij uit een dakvenster naar den nok, waar hij twee uren lang in hangende houding vertoefde en slechts toevallig ontdekt werd. Eerst de stellige verzekering van zijn vader dat de veldwachter vertrokken was, kon den zesjarigen knaap doen besluiten zijn gevaarlijk toevluchtsoord te verlaten. Eerstdaags wordt in de Friesche gemeente Heeg de aalaak de Hoop, toebehoorende aan de heeren Visser, terug verwacht. Aan die terugkomst knoopt zich een klein drama vast dat voor eenigc weken daar en elders nog al opgang gemaakt heeft. Genoemde boot, met aal op Engeland varende, was tijdens de hevige stormen op zee en men verkeerde in den grootsten angst over schip en bemanning, omdat men, overal heen telegrapheerende, geen antwoord op het ingesteld onderzoek bekwam. Eensklaps komt bericht, dat de bemanning behouden in 'tNieuwediep was binnengebracht door eene Noordsche barkde boot was in reddeloozen staat door 't volk verlaten en 't reddende schip nog juist bij tijds opge-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 1